3-462/1 | 3-462/1 |
19 JANUARI 2004
Dit wetsvoorstel werd tijdens de vorige zittingsperiode op 15 december 1999 eveneens ingediend onder het nummer 2-236/1. Tijdens de plenaire vergadering van 20 januari 2000 werd de inoverwegingneming ervan echter weggestemd. Alle Franstaligen, evenals de Vlaamse groenen en socialisten, meenden blijkbaar dat een debat over de naoorlogse repressie niet aan de orde mag komen en dat de fouten van het toenmalige repressieapparaat niet mogen worden rechtgezet. Senator Hugo Vandenberghe citerend, vinden wij het onbegrijpelijk dat « een bezinningskamer, 55 jaar na de Tweede Wereldoorlog, niet in staat is een sereen debat over deze problemen te voeren » (Handelingen van de Senaat, nr. 2-24).
De indieners voelen zich, gespiegeld aan het rechtvaardigheidsgevoel van de Vlamingen, verplicht dit voorstel, ondanks alle tegenstand, telkens opnieuw in te dienen en te verdedigen, zodat de Senaat hierover eindelijk een volwassen parlementair, democratisch debat kan voeren.
« Men is vandaag vergeten de meesten hebben het nooit geweten dat vele rechtgeaarde lieden collaboreerden om de bevolking te helpen. Het land moest vier jaar lang bestuurd, bevoorraad, gevoed worden. Dat vereiste op heel wat niveaus samenwerking met de bezettende overheid. Naoorlogse magistraten hebben in duizenden gevallen, onder druk van « de straat » en het (vooral communistische) verzet, oneerlijk geoordeeld en hardvochtig gevonnist, meestal op grond van besluitwetten met terugwerkende kracht die door het kabinet in Londen waren uitgevaardigd (waardoor de betrokkenen onwetend waren over de strafbaarheid van hun daden, die zelfs niet strafbaar waren bij de aanvang ervan nota van de indiener). Na de bevrijding werden onschuldige mannen en vrouwen barbaars vernederd, mishandeld, gebroodroofd. Burgers die uit patriottisme en met indirecte instemming van Leopold III hadden gecollaboreerd, werden gedesavoueerd en aan hun lot overgelaten. » (Manu Ruys in De Standaard, 21 januari 1994).
In Onverwerkt verleden van Luc Huyse wordt overduidelijk aangetoond dat de naoorlogse repressie veel scherper was voor politieke collaboratie dan voor economische. Tegelijk stelt de auteur vast, sereen en emotieloos, dat de repressie wel degelijk een poging was tot uitschakeling van de Vlaams-nationale politieke factor. Waardoor de repressie hoofdzakelijk Vlamingen tot ballingen doemde, en delen van de actuele Vlaamse generatie opzadelde met herstelbetalingen.
Een zelfstandig Vlaanderen zou reeds lang de oorlog hebben beëindigd, ook in de geesten. Het verschil in cultuurbeleving tussen de twee volkeren, dat zeker naar een boedelscheiding zal leiden, werd vooral benadrukt door de blijvende stigmatisering van Vlamingen als exclusieve collaborateurs. In het licht van de groeiende zelfstandigheid der gemeenschappen, mede onderstreept door de recentste grondwetswijziging, is het onduldbaar dat één gemeenschap de andere blijft verbieden verzoening na te streven.
Tot slot : vermits de repressie totaal en onvoorwaardelijk was, kan ook een amnestie niet anders dan totaal en onvoorwaardelijk zijn. De mank lopende toenmalige argumentatie, de onvolledigheid van de dossiers, en de gebleken meinedigheid van sommige getuigen die ondertussen overleden zijn, maken dat een « geval per geval » herziening onmogelijk werd gemaakt door de blindheid van de repressie zelf.
Artikel 2
Een opsomming van de betreffende wetten en besluiten kan onvolledig zijn. Het artikel kiest dus voor een algemene omschrijving, teneinde geen betrokkenen uit te sluiten van de beoogde amnestie.
Artikel 3
De officiële einddatum van de vijandelijkheden wordt als ankerpunt gehanteerd.
Artikel 4
Vermits nog steeds kinderen en kleinkinderen worden getroffen door veroordelingen uitgesproken jegens hun ouders of grootouders, is het aangewezen om ook hen uitdrukkelijk in deze wet te vermelden.
Artikel 5
De « Regie voor de gevangenisarbeid », actief in de repressieperiode, beheerde de gestraften die tijdens hun internering buiten de instelling werkten, dit zowel voor privé-bedrijven als voor openbare besturen. Op de verdiende lonen werden bijdragen berekend en ingehouden, die echter in vele gevallen niet werden doorgestort aan de RMZ-diensten. In sommige gevallen werd enkel in globo gestort, zonder toevoeging van enige namenlijst. Het is onaanvaardbaar dat voor het wanbeheer van de bewuste « Regie » de pensioengerechtigde slachtoffers, die dus wel degelijk bijdroegen tot het RMZ-stelsel, levenslang worden gestraft door een geamputeerde berekening van hun rechtgevende werkjaren. Individuele maatregelen in deze materie worden onmogelijk gemaakt door het niet-opmaken van individuele dossiers door de toenmalige « Regie ». Derhalve kan enkel een algemene maatregel effect ressorteren.
Artikel 6
Meer dan een halve eeuw na het officiële oorlogseinde is het aangewezen dat ook alle vervallenverklaringen worden opgeheven. Hiermee worden ook de bannelingen beoogd, die hun recht tot het betreden van het grondgebied zagen vervallen.
Artikel 7
De persoonlijke rechten van de geamnestieerden eisen dat niet langer melding wordt gemaakt, in ambtelijke stukken, van de veroordelingen in het raam van de repressiewetgeving. De geschiedenis heeft echter recht op juiste informatie, waardoor schrapping in minuten of andere archiefstukken moet worden verhinderd.
Wim VERREYCKEN. Yves BUYSSE. Frank VANHECKE. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
Als repressiewetgeving wordt bedoeld, in zoverre zij werd toegepast op feiten die plaatsgrepen vóór 16 juni 1949 : alle wetsartikelen, wetten, verordeningen, besluiten en besluitwetten, die geheel of ten dele tot doel hadden of hebben feiten te beteugelen die zich afspeelden vóór 16 juni 1949.
Ook de bepalingen uit het Militair Strafwetboek worden door deze opsomming bedoeld.
Art. 3
Een totale en onvoorwaardelijke amnestie wordt verleend voor alle feiten, gepleegd vóór 16 juni 1949, indien zij werden beteugeld door de repressiewetgeving.
Art. 4
De destijds toegepaste sekwestratie wordt opgeheven verklaard. Alle dossiers met betrekking tot invordering van aan België toegekende schadevergoedingen en/of verbeurdverklaringen worden afgesloten.
Betrokkenen noch nabestaanden worden verder bezwaard met enige vordering, indien die als repressiemaatregel werd uitgesproken wegens activiteiten welke vóór 16 juni 1949 werden uitgeoefend.
Art. 5
In het raam van de repressiewetgeving geïnterneerden, door deze wet geamnestieerd, kunnen voor pensioenberekeningen ook de detentiejaren meetellen.
Art. 6
Alle vervallenverklaringen of onbekwaamheden, stoelend op de repressiewetgeving, worden opgeheven.
Art. 7
Ambtenaren van de verschillende machten wordt niet langer toegestaan, in eender welk document, melding te maken van de bestraffingen die door deze wet worden geamnestieerd. Enkel in de rechterlijke minuten kunnen de vermeldingen niet worden ongedaan gemaakt.
Art. 8
Deze wet treedt in werking dertig dagen na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
8 december 2003.
Wim VERREYCKEN. Yves BUYSSE. Frank VANHECKE. |