3-31

3-31

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 18 DECEMBER 2003 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van mevrouw Sabine de Bethune aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over «het omgangsrecht» (nr. 3-76)

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Talrijke ouders blijven na een echtscheiding verstoken van elk contact met hun kinderen, en dit ondanks een vonnis, een onderlinge overeenkomst of een voorlopige maatregel die hen het recht geeft op een regelmatig contact met hun kinderen.

We moeten vaststellen dat het omgangsrecht een moeilijk af te dwingen recht is en dat heel vele klachten in verband met het naleven van het omgangsrecht geseponeerd worden.

Nochtans hebben kinderen het recht op hun beide ouders en is het omgangsrecht ook voor de ouders essentieel.

In deze problematiek dragen de minister van Justitie en het college van procureurs een grote verantwoordelijkheid.

Zij kunnen erover waken dat de vonnissen in verband met het omgangsrecht prioritair worden behandeld. Dit zou althans vele drama's kunnen voorkomen en de relaties van kinderen met hun gescheiden ouders kunnen versterken.

Daarom verzoek ik de minister om uit te leggen wat haar beleid is inzake het doen naleven van het omgangsrecht.

Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en minister van Justitie. - Het probleem van het contact van kinderen met hun gescheiden ouders, zowel in het raam van het voornaamste als het subsidiaire omgangsrecht is tegelijk erg complex en delicaat.

Ik wil de verschillende wettelijke en praktische bepalingen schetsen die momenteel van kracht zijn. Zodoende kan iedereen zich ervan vergewissen dat de gerechtelijke autoriteiten correct handelenen in elke fase van de procedure, en dit in het belang van de kinderen.

Vooreerst zijn er de burgerlijke beslissingen. De magistraten die een advies moeten uitbrengen of die een uitspraak moeten doen in dergelijke familiale dossiers, houden uiteraard steeds rekening met het hoger belang van het kind. Ik denk hierbij onder meer aan de jeugdrechtbanken, aan de voorzitters van de rechtbanken van eerste aanleg die in kort geding zetelen en aan de rechtbanken die in beroep zetelen. Belangrijk hierbij is dat het openbaar ministerie de rechtbank alle informatie bezorgt waarover het zelf beschikt. Het openbaar ministerie vertegenwoordigt in dezen de belangen van het kind. Vaak doet dit ook voorstellen om de partijen te horen. Het kan bijvoorbeeld een bemiddeling in familiezaken voorstellen of de partijen uitnodigen om contact op te nemen met de bevoegde diensten voor jeugdhulp. Dikwijls worden ook onderzoeksdaden verricht, zoals de sociale onderzoeken van de maatschappelijke assistenten van de justitiehuizen, zodat er uitspraken kunnen volgen die uitvoerbaar zijn, omdat ze volledig op maat zijn van de realiteit van het betrokken gezin.

Voor de uitvoering van burgerlijke uitspraken moet er een beroep worden gedaan op een deurwaarder. Hij meldt eventuele problemen bij het parket en kan desgewenst bijstand vragen van de openbare macht.

Alles wordt in het werk gesteld opdat de uitspraak van de rechtbank kan worden gerespecteerd in het raam van een verzoening. Er kunnen zich twee situaties voordoen. Indien het voornaamste omgangsrecht - het hoederecht - moet worden hersteld, wordt de rechterlijke beslissing soms onder dwang uitgevoerd. Het is inderdaad vaak in het belang van het kind dat het snel terugkeert naar zijn eigen vertrouwde omgeving. Op die manier moet een wettelijke regeling worden hersteld die betrekking heeft op de familiale en sociale toekomst van het kind. Die regeling beantwoordt in principe aan de belangen van het kind.

Voor het subsidiair omgangsrecht - het bezoekrecht - is de gedwongen uitvoering afhankelijk van buitengewone omstandigheden. Uiterste voorzichtigheid is geboden bij het nemen van fysieke maatregelen, rekening houdend met de psychologische en menselijke problemen die zich kunnen voordoen. Zo kunnen bijvoorbeeld bepaalde nieuwe feiten de familieverhoudingen fundamenteel wijzigen sedert de rechterlijke beslissing werd genomen. Soms loopt het kind gevaar als gevolg van het gedrag van degene die het hoederecht heeft en moeten er ten aanzien van het kind beschermende maatregelen worden genomen. Die maatregelen worden soms genomen in afwachting van een nieuwe burgerlijke beslissing die het hoederecht kan wijzigen in het belang van het kind op dat moment.

In verband met de rol van het Parket valt te zeggen dat de Procureur des Konings op verschillende niveaus tussenbeide komt. Eerst moet de klacht worden genoteerd en moet de overtreding worden vastgesteld, eventueel door ter plaatse te gaan. Er wordt steeds over gewaakt dat de tussenkomst van de politie in alle rust gebeurt om de emotionele impact van de overtredingen niet te verhogen. Daarna kan de Procureur des Konings aan de politie bij kantschrift vragen om er bij de ouder die de overtreding begaat de aandacht op te vestigen dat hij of zij zich blootstelt aan problemen en om in het belang van het kind met de andere ouder contact te hebben. In sommige gevallen roept de Procureur des Konings de ouder op in het Justitiepaleis en wijst hem of haar op de wettelijke beschikkingen. Dat gebeurt een tweede keer ofwel door de magistraten zelf ofwel door criminologen of door psychologen, zoals in Brussel. Bij overtredingen wordt er vaak een beroep gedaan op bemiddeling in strafzaken. In die context wordt steeds rekening gehouden met het belang van het kind.

In het belang van het kind bestaat de ultieme remedie soms in het vervolgen voor de correctionele rechtbank. Er moet onderstreept worden dat talrijke klachten zonder gevolg kunnen blijven, omdat de situatie inmiddels geregulariseerd werd. Indien de situatie volledig strop zit, gebeurt het dat de Procureur des Konings overgaat tot het vorderen van een aanhoudingsmandaat bij een onderzoeksrechter. Die maakt soms gebruik van alternatieve maatregelen teneinde toch nog een oplossing voor het conflict te vinden. Ook wanneer de situatie wordt onderzocht door de correctionele rechtbank, gebeurt het nog dat er een oplossing uit de bus komt en dat het dossier meerdere malen wordt voortgezet tijdens andere zittingen, zodat kan worden nagegaan of een van de partijen de verbintenissen wel degelijk nakomt.

Er zijn twee algemene vaststellingen. Ten eerste: steeds meer betrokken partijen of advocaten doen een beroep op het mechanisme van de rechtstreekse dagvaarding voor de correctionele rechtbank, of ze stellen zich dadelijk burgerlijke partij bij de onderzoeksrechter. Deze snelle reacties hebben jammer genoeg soms als resultaat dat er geen oplossing wordt gevonden binnen het hoger geschetste kader. Ten tweede, indien de weigering om de beslissing uit te voeren afkomstig is van adolescenten of van kinderen die over voldoende maturiteit beschikken, wordt er niet overgegaan tot de gedwongen uitvoering van de veroordeling.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Ik dank de minister voor deze bloemlezing burgerlijk recht, maar ik kreeg niet echt een antwoord mijn vraag. Ik stel vast dat gezien de gerechtelijke achterstand deze dossiers niet prioritair worden behandeld, maar vaak worden geseponeerd. Ik had graag van de minister vernomen hoe zij hieraan denkt te verhelpen. Ik heb nu wel een zicht op de globale aanpak maar weet daarmee nog niet of er schot in de zaak komt.

Ik weet wel dat het een delicate problematiek is maar welke justitiële strategie denkt de minister te ontwikkelen om die dossiers doeltreffender te kunnen aanpakken?

Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en minister van Justitie. - Ik denk dat wij samen moeten nadenken over een meer doeltreffende aanpak en misschien kunnen wij aan het college van procureurs-generaal vragen om in dezen een nieuwe dynamiek op gang te brengen.