3-21

3-21

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 20 NOVEMBER 2003 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van mevrouw Sabine de Bethune aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over «de opstelling van een nationaal actieplan inzake de rechten van het kind» (nr. 3-52)

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Tijdens de speciale zitting van de Verenigde Naties in mei 2002 hebben de beleidsmakers van de internationale gemeenschap een Wereldactieplan voor kinderen aangenomen. Ook de Belgische regering heeft dit Wereldactieplan onderschreven en heeft zich op die manier geëngageerd mee te werken aan een nationaal actieplan tegen eind 2003.

De opstelling van een nationaal actieplan is tevens een belangrijke en dringende stap naar een overkoepelend beleid op federaal vlak betreffende de rechten van het kind.

Ik heb vorige week een vraag gesteld over het jaarlijkse verslag van de federale regering inzake kinderrechten. De minister verwees toen al naar de redactie van dit nationale actieplan. Niettemin heb ik een aantal concrete vragen hierover. Ik verwijs ook naar de vragen van collega de T' Serclaes, die niet aanwezig kon zijn.

Hoe ver staat het met de opstelling van een Belgisch nationaal actieplan inzake de rechten van het kind?

Wat zullen de krachtlijnen zijn van dit actieplan?

Wie coördineert de opvolging van het nationale actieplan en de andere initiatieven voor een federaal kinderrechtenbeleid?

Welke personen of organisaties zijn bij de opstelling van dit nationale actieplan betrokken en op welke manier? Ik heb het dan speciaal over de kinderrechtencommissarissen van de Vlaamse en Franse Gemeenschap, de niet-gouvernementele organisaties die de opvolging van het kinderrechtenverdrag en de promotie en ondersteuning van de rechten van het kind in ons land tot doelstelling hebben, de kinderen en jongeren zelf.

Mme Laurette Onkelinx, vice-première ministre et ministre de la Justice. - Avec l'accord de Mme de Bethune, je réponds à sa question et à celle de Mme de T' Serclaes, toutes deux portant sur la même problématique.

Comme j'en ai informé le Sénat la semaine dernière, un seul groupe de travail a été constitué en vue de répondre aux exigences dictées par les Nations unies et à celles de rapportage annuel de la loi du 4 septembre 2002 et ce, afin d'optimaliser la concertation et la cohérence du plan d'action national, toujours en phase d'élaboration.

La plupart des départements ministériels ont donc désigné une personne de contact. Celles-ci se sont réunies le 25 septembre 2003 et ce 17 novembre 2003 au SPF Justice. Une méthodologie commune de travail a été définie.

Les départements ont été invités à déterminer, dans leur domaine de compétence, leurs objectifs stratégiques et priorités en matière des droits de l'enfant. Ce travail est toujours en cours. En effet, certains départements fédéraux doivent encore définir leurs priorités.

Il est à noter que les Communautés, qui s'y sont prises plus tôt, sont dotées d'un mécanisme de coordination en ces matières et ont pu finaliser plus rapidement cette première phase de travail.

Tijdens de tweede fase zullen de prioriteiten van het actieplan worden geanalyseerd. Hierna zal een consensus over de krachtlijnen van het actieplan worden ontwikkeld. Deze werkzaamheden zullen worden uitgevoerd door twee commissies die binnen de werkgroep opgericht worden; ze zullen op 25 november en op 4 december 2003 bijeenkomen.

De coördinatie gebeurt momenteel door de FOD Justitie. Eens de Nationale Commissie voor de Rechten van het Kind zal zijn opgericht, zal ze een belangrijke rol vervullen bij deze coördinatie.

Alle departementen die bevoegdheden hebben op het vlak van de kinderrechten, zijn lid van werkgroep die belast is met het uitwerken van het actieplan. Ook experts kunnen erbij worden betrokken. Het actieplan zal worden voorgelegd aan de NGO's die samengesteld zijn uit vertegenwoordigers van de burgermaatschappij en derhalve zijn er ook kinderen bij. Om praktische redenen en wegens de tijdsindeling, opteerde de werkgroep ervoor om de kinderen er niet actiever bij te betrekken.

Toutefois, je pense qu'il faut apporter quelques précisions en la matière.

Le groupe de travail a donc adopté une méthodologie de travail afin de rencontrer les recommandations des Nations unies, à savoir qu'un plan d'action nationale soit élaboré pour fin 2003.

La suggestion de consulter le Parlement, d'organiser un processus de participation plus conséquent et, notamment, une table ronde, pourrait effectivement être faite à ce groupe de travail mais, dans ce cas, le plan d'action serait finalisé en 2004.

En ce qui concerne la Commission nationale des droits de l'enfant, je partage votre conception sur son rôle de forum permanent et d'interface entre le Gouvernement et la société civile. Je n'escompte pas déléguer cette mission ni conclure un contrat de recherche à cette fin avec une université.

Afin d'instaurer une plate-forme de discussion permanente relative à l'application de la Convention des Nations unies sur les droits de l'enfant, l'accord de coopération - effectivement toujours à l'ordre du jour - prévoit que la Commission sera notamment composée de représentants des ministres fédéraux, communautaires et régionaux, du Collège des procureurs généraux, de l'Union des villes et communes, des ONG, des universités, du délégué général aux droits de l'enfant et de la kinderrechtencommissaris et du Comité belge pour l'Unicef.

Enfin, je répète que j'ai la ferme intention de tout mettre en oeuvre pour faire aboutir ce dossier dans les meilleurs délais. Quant à vous indiquer un timing précis pour la mise en place de cette Commission, il apparaît difficile de l'établir dans l'état actuel du dossier car certains paramètres dépendent du résultat de la concertation avec les Communautés visant à dépasser les blocages présents sous l'ancienne législature.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Ik reken erop dat de vice-eerste minister echt werk gaat maken van dit dossier. De vorige regeerperiode werd in dit dossier immers bijna geen vooruitgang geboekt.

Ik heb ook enkele concrete voorstellen voor het nationale actieplan.

Ten eerste moet binnen het plan ruimte worden gemaakt voor instrumenten voor een kindvriendelijk beleid. Zo moet er naar analogie met Vlaanderen een wet op de kindeffectrapportage komen.

Ten tweede moet jaarlijks aan de begroting een kindernota worden gevoegd, naar analogie met de bestaande zilvernota voor de vergrijzing en de solidariteitsnota voor de Noord-Zuidverhouding.

Tevens moet er op het federale niveau een kinderrechtencommissariaat worden opgericht bij het federale parlement. Die instelling moet geen ombudsdienst voor de kinderen zijn, maar moet er op onafhankelijke wijze over waken dat het kinderrechtenverdrag wordt geïmplementeerd.

Ook moet de methodologie om kinderen te betrekken bij de planning en de evaluatie van het kinderrechtenbeleid worden verfijnd. Het is niet eenvoudig om dat op een ernstige manier te doen. Het is niet de bedoeling om een rollenspel op te voeren, dat kunnen kinderen op school doen. Wel moet worden gezocht naar formules die de kinderen ernstig nemen. De werkgroep `Kinderrechten' van de Senaat heeft tijdens de vorige regeerperiode enkele malen geprobeerd dat op een ernstige wijze te doen, bijvoorbeeld inzake het dossier van de niet-begeleide minderjarige illegalen en asielzoekers. Na overleg met kinderen die zelf in die situatie zitten, hebben we een advies geformuleerd. Deze methodologie moet verder worden onderzocht, eventueel in samenwerking met de Senaat.

De Senaat heeft ook talrijke belangrijke aanbevelingen gedaan in het vooruitzicht van de Top van New York. We hebben een volledige agenda opgesteld voor een nationaal actieplan. Zo vindt onze fractie het essentieel dat ook de rechtspositie van de minderjarige wordt versterkt en dat dringend werk wordt gemaakt van het spreekrecht van kinderen in Justitie, van een statuut voor jeugdadvocaten, van de rechtstoegang voor kinderen en van de implementatie van het voogdijstatuut voor de niet-begeleide minderjarige. Ook moet verder worden gesleuteld aan de Grondwet. Het gaat om voorstellen waarvan het parlementaire werk is afgerond en die, eventueel mits verfijning, kunnen worden geïmplementeerd.

Ik hoop ook dat we een parlementair debat kunnen houden eens het plan klaar is zodat we ook hier het draagvlak kunnen verbreden en eventueel aanpassingen kunnen doen.