3-20

3-20

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 13 NOVEMBER 2003 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Mondelinge vragen

Mondelinge vraag van mevrouw Sabine de Bethune aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over «de jaarlijkse rapportage van de regering aan het Parlement over de toepassing van het verdrag inzake de rechten van het kind» (nr. 3-56)

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Volgens de wet van 4 september 2002, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 17 oktober 2002, moet de regering jaarlijks een verslag uitbrengen voor de federale kamers over de toepassing van de bepalingen van het internationaal verdrag inzake de rechten van het kind. Het eerste verslag had vóór 20 november 2002 moeten worden ingediend. Toenmalig minister Verwilghen antwoordde op een vraag van mij dat hij dit verslag niet tijdig aan het Parlement kon overhandigen en hij vroeg, gelet op de late publicatiedatum van de wet, om uitstel. We zijn op dat verzoek in te gaan.

Nu staan we 1 jaar verder, een week voor 20 november, de kinderrechtendag. Is het verslag 2003 reeds afgewerkt en zal het voor 20 november aan het Parlement worden overhandigd? Wat zijn de belangrijkste conclusies van het verslag op federaal vlak? Welke procedure werd gevolgd bij het opstellen van het jaarlijks rapport? Werd er rekening gehouden met de stem van kinderen en jongeren zelf?

Mme Laurette Onkelinx, vice-première ministre et ministre de la Justice. - Je tiens à préciser que dès mon entrée en fonction en juillet 2003, je me suis préoccupée de cette question. J'ai donné toutes les instructions utiles à mon administration afin de rattraper le temps perdu afin que tout soit mis en oeuvre pour rencontrer les obligations légales découlant de la loi du 4 septembre 2002. Ainsi, un dispositif de concertation a été mis en place avec toutes les autorités concernées.

Toutefois, le rapport qui doit être déposé dans le cadre de ladite loi instaurant l'établissement d'un rapport annuel sur l'application de la convention relative aux droits de l'enfant ainsi que le plan national d'action n'ont pas encore pu être finalisés. Une réunion est d'ailleurs prévue à cet effet ce lundi 17 novembre 2003. La raison en est que cette obligation doit être replacée dans le cadre plus large des obligations de la Belgique en matière des droits de l'enfant. En effet, le suivi de la session spéciale des Nations unies consacrée aux enfants en mai 2002 ainsi que le suivi des observations finales du Comité des droits de l'enfant imposent qu'un plan d'action soit élaboré par la Belgique. À cette fin, la plupart des départements ministériels ont désigné un point de contact.

De interministeriële conferentie Kind en Jeugd heeft tijdens de vorige regeerperiode de aanvragen voor rapportage gerationaliseerd. Er werd één werkgroep opgericht om aan de eisen van de Verenigde Naties te voldoen. De wet van 4 september 2002 tot instelling van een jaarlijkse rapportage over de toepassing van het Verdrag inzake de rechten van het kind bepaalt dat de rapportage "in de vorm van een voortgangsnota met een specifiek actieplan moet worden uitgebracht".

De FOD Justitie, die verantwoordelijk is voor het secretariaat van de werkgroep opgericht door de interministeriële conferentie en voor de uitwerking van de federale rapportage, was van mening dat alle aanvragen in één werkgroep moesten worden behandeld. De meeste departementen hebben één contactpersoon aangewezen en ze hebben elk volgens hun bevoegdheden hun strategische doelstellingen op het vlak van de rechten van het kind vastgesteld. Sommige departementen moeten evenwel nog hun prioriteiten uitwerken.

De rapportage die in uitvoering van de wet van 4 september 2002 binnenkort in het Parlement zal worden ingediend, zal uit twee delen bestaan: algemeen beleid en actieplan. Ik ben van plan samen met de vertegenwoordiger van de samenleving en dus van de kinderen zelf, het actieplan aan de NGO's voor te leggen. Om praktische redenen was het niet mogelijk om actiever met de kinderen te werken.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Het antwoord van de minister stelt mij erg teleur. We wachten nu al meer dan een jaar op het eerste rapport van de regering. Rond het actieplan dat we moeten maken in uitvoering van de conclusies van de kinderrechtentop van New York en dat klaar moet zijn voor 1 januari 2004, zijn nu werkgroepen actief en we kunnen het resultaat binnenkort verwachten. Ik kijk ernaar uit, maar dit plan heeft uiteraard betrekking op de toekomst.

De administratie en de regering laten echter al meer dan een jaar na om te voldoen aan hun basisverplichting, namelijk het Parlement in te lichten over de acties van de verschillende departementen ten voordele van kinderen. Deze lacune getuigt van een duidelijk gebrek aan visie en wil om een kinderrechtenbeleid uit te werken. Ik betreur dat ten zeerste en zal de minister van Justitie op geregelde tijdstippen erop blijven wijzen, in de hoop dat er een kentering komt in de paarse aanpak van het kinderrechtendossier.