3-173/1

3-173/1

Belgische Senaat

BUITENGEWONE ZITTING 2003

22 AUGUSTUS 2003


Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 129 van het Gerechtelijk Wetboek en artikel 69 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State om een evenwichtige aanwezigheid van vrouwen en mannen in de hogere rechtscolleges te waarborgen

(Ingediend door mevrouw Sabine de Bethune)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 28 januari 2003 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 2-1444/1 ­ 2002/2003).

Dit voorstel en het voorstel van bijzondere wet tot wijziging van artikel 31 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof om een evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in dit Hof te waarborgen (stuk Senaat, nr. 3-174) beogen de evenwichtige samenstelling inzake geslacht van de hoogste rechtscolleges van ons land : het Arbitragehof, het Hof van Cassatie, de Raad van State, en de hoven van beroep.

De magistratuur is de voorbije jaren sterk vervrouwelijkt. Uit officiële cijfers van Justitie blijkt dat het aandeel vrouwelijke magistraten in 1995 gemiddeld 30 % bedroeg. Dit percentage stemt ongeveer overeen met het aandeel vrouwelijke advocaten dat in hetzelfde jaar 35 % bedroeg (1).

Uit een onderzoek door de CD&V-werkgroep Vrouw en Maatschappij in augustus 2002 blijkt dat deze algemene cijfers in sterk contrast staan met de vrouwelijke aanwezigheid in onze hoogste rechtbanken :

· het Arbitragehof telt 12 rechters. Deze 12 rechters zijn mannen;

· bij het Hof van Cassatie zijn 3 raadsheren op 30 of 10 % van het totaal vrouwen; bij het openbaar ministerie is er 1 vrouw op 14 advocaten-generaal, of 7 % van het totaal;

· bij de Raad van State zijn 30 raadsheren op 127 (23 %) vrouwen;

· bij het hof van beroep van Antwerpen zijn 19 raadsheren op 70 (27 %) vrouwen;

· bij het hof van beroep van Gent zijn 10 raadsheren op 61 (16 %) vrouwen;

· bij het hof van beroep van Brussel zijn 19 raadsheren op 58 (32 %) vrouwen.

Er mag dus worden besloten dat er ook in deze sector sprake is van een « glazen plafond » dat vrouwen tegenhoudt om toe te treden tot de belangrijkste functies.

Op 2 september 2002, bij het begin van het gerechtelijk jaar, voerde Vrouw en Maatschappij actie aan de drie Vlaamse hoven van beroep in Brussel, Gent en Antwerpen. Terwijl de procureurs-generaal hun mercuriale hielden en het nieuwe gerechtelijk jaar openden, deed Vrouw en Maatschappij een oproep voor een evenwichtige vertegenwoordiging van vrouwen en mannen in de hoogste rechtscolleges van ons land. De CD&V-vrouwen menen dat de gelijke vertegenwoordiging moet worden ingeschreven in de wetgeving die de werking van deze rechtscolleges regelt.

De publieke opinie overal ter wereld is zich steeds meer bewust van het belang van een evenwichtige samenstelling van dergelijke rechtscolleges voor het scheppen van een klimaat van vertrouwen in de rechterlijke macht. Een dergelijk klimaat is essentieel opdat de democratische rechtsstaat blijvend zou kunnen rekenen op de instemming van de burgers.

Pariteit in justitie is een grondeis. Het democratisch karakter van de instellingen, ook die van de rechterlijke macht, vereist een evenwichtige samenstelling in verhouding tot de samenleving. Het is toch opmerkelijk dat deze logica geldt voor de taalgroepen, maar nog steeds niet verankerd is wat het evenwicht tussen mannen en vrouwen betreft.

Dergelijke maatregelen zijn bovendien coherent met de Belgische wetgeving inzake de evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in adviesorganen, op de kieslijsten, in de Hoge Raad voor de Justitie, ...

Het debat in ons land loopt achter op de ontwikkelingen op internationaal niveau. Het Internationaal Strafhof, dat vanaf 1 juli 2002 permanente rechtsmacht heeft over de meest ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht en van de mensenrechten, heeft in zijn Statuut waarborgen voor een evenwichtige samenstelling ingebouwd. Artikel 36.8 van het Statuut bepaalt dat de Staten in de keuze van de rechters voor de samenstelling van het Hof, naast een geografisch evenwicht en een evenwicht tussen de verschillende juridische systemen in de wereld, ook rekening moeten houden met een « billijke vertegenwoordiging van mannen en vrouwen ».

Om het beginsel, verwoord in deze wet, in de praktijk te brengen, verdient het aanbeveling de uitvoering ervan aan een strikte termijn te binden. Anderzijds dient te worden voorkomen dat de legaliteit van de beslissingen van de hoogste rechtscolleges tijdens de overgangsperiode wordt betwist.

Sabine de BETHUNE.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2

In artikel 129 van het Gerechtelijk Wetboek, laatst gewijzigd bij de wet van 22 december 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

A. tussen het eerste en het tweede lid wordt het volgende lid ingevoegd :

« De eerste voorzitter en de voorzitter zijn niet van hetzelfde geslacht. Ten hoogste twee derden van de raadsheren behoren tot hetzelfde geslacht. »

B. het artikel wordt aangevuld met het volgende lid :

« De in het tweede lid bepaalde verhouding dient te zijn bereikt uiterlijk op 1 januari 2011. »

Art. 3

Artikel 69 van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, laatst gewijzigd bij de wet van 18 april 2000, wordt aangevuld met de volgende leden :

« Ten hoogste twee derden van de leden van de Raad van State en van het auditoraat behoren tot hetzelfde geslacht.

De in het vorige lid bepaalde verhouding dient te zijn bereikt uiterlijk op 1 januari 2011. »

21 juli 2003.

Sabine de BETHUNE.

(1) Belgisch verslag voor de vierde VN-vrouwenconferentie te Peking, 1995.