(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans
De Raad van de gelijke kansen voor mannen en vrouwen, die werd opgericht bij koninklijk besluit van 15 februari 1993 op initiatief van de minister belast met het Gelijkekansenbeleid, is een beleidsinstrument om de feitelijke gelijkheid van mannen en vrouwen te realiseren en de directe en indirecte discriminaties ten aanzien van vrouwen en mannen weg te werken.
Overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit kan de raad op eigen initiatief of op verzoek van de leden van de regering rapporten opstellen, onderzoeken verrichten, wettelijke maatregelen of verordeningsmaatregelen voorstellen of voorlichting en informatie verschaffen en verspreiden.
1. Heeft u in 2002 een advies gevraagd of een (andere) opdracht gegeven aan de Raad van de gelijke kansen voor mannen en vrouwen ?
Zo ja, welke en waarom ?
Zo neen, waarom niet ?
2. Is er in de loop van het jaar 2002 enige vorm van samenwerking of overleg geweest tussen uw diensten en de Raad van de gelijke kansen voor mannen en vrouwen ?
Zo ja, welke ?
3. In hoeverre heeft u in uw beleid in het jaar 2002 rekening gehouden met de in het verleden door de raad geformuleerde adviezen en aanbevelingen ?
Zo ja, met welke adviezen en/of aanbevelingen en op welke wijze ?
Antwoord : 1. In de loop van 2002 vroeg ik de Raad van de gelijke kansen voor mannen en vrouwen tweemaal om advies.
In april 2002 heb ik de raad voorstellen gedaan met betrekking tot de moederschapsbescherming, waarvan ik vond dat zij niet mochten ontbreken in het kader van de voorgenomen inspanningen ter verruiming van de sociale bescherming ten behoeve van de zelfstandigen.
Op 17 mei 2002 werd mij het advies nr. 52 van de raad betreffende mijn voorstellen inzake moederschapsbescherming van vrouwelijke zelfstandigen, bezorgd.
Bij brief van 17 mei 2002 verzocht ik de raad om advies omtrent de nota inzake het sociaal en fiscaal statuut van de meewerkende echtgenoten van zelfstandigen.
Op 14 juni 2002 werd mij terzake advies nr. 53 van de raad bezorgd.
Ik heb eveneens het initiatief van de raad ondersteund inzake de oprichting van een portaalsite ten behoeve van de vrouwelijke kandidaten voor de verkiezingen.
In het kader van de uitvoering van een genderperspectief in de steun van België bij de wederopbouw van Afghanistan werd ook de raad gevraagd om in oktober 2002 deel te nemen aan een werkbezoek van de Afghaanse minister van Vrouwenzaken aan België.
Op 25 februari 2002 organiseerde ik een ronde tafeldiscussie met de vrouwenorganisaties en met de raad omtrent de oprichting van een Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen. Bij de oprichting van dit instituut werd in grote mate rekening gehouden met de aanbevelingen die de raad in zijn advies nr. 48 van 17 januari 2002 formuleerde en waarover ik eind 2001 het advies van de raad vroeg.
2. De samenwerking en het overleg tussen mijn diensten en de Raad van de gelijke kansen voor mannen en vrouwen is frequent en dit onder meer omdat de personeelsleden van mijn departement het secretariaat van de raad verzorgen.
3. In het kader van mijn bevoegdheden als vice-eerste minister, minister van Werkgelegenheid en Gelijkekansenbeleid zie ik toe op de opvolging van de adviezen van de raad. Bij wijze van voorbeeld kan ik volgende adviezen vermelden :
Advies nr. 1 betreffende de combinatie van het gezins- en het beroepsleven en het advies nr. 21 betreffende het ouderschapsverlof. Ik verwijs hier naar het opzetten van het stelsel van het tijdskrediet dat het stelsel van de loopbaanonderbreking vervangt en het verlengen van het vaderschapsverlof dat met ingang van 1 juli 2002 tien dagen in plaats van 3 dagen zal tellen. Deze twee maatregelen werden getroffen in het kader van de wet van 10 augustus 2001 betreffende de verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven (Belgisch Staatsblad van 15 september 2001).
Advies nr. 4 betreffende de deelname van vrouwen aan het politieke leven. Hier heb ik verwezen naar de herziening van de Grondwet en naar de wijzigingen welke aangebracht werden aan de kieswet en dit met de bedoeling de pariteit ingang te doen vinden op de kandidatenlijsten evenals de afwisseling op de eerste twee plaatsen en advies nr. 60 van 13 december 2002 betreffende de kieswethervorming en de gevolgen ervan op de vertegenwoordiging van de vrouwen in de politiek.
Adviezen nrs. 28 en 53 betreffende het sociaal en fiscaal statuut van de meewerkende echtgenoten van zelfstandigen. Een eigen, sociale en volledige bescherming voor de meewerkende echtgenoot werd uitgewerkt, zoals in de hierboven vermelde adviezen werd gevraagd. In verband met de onderwerping aan het nieuwe sociaal statuut, heeft de wet een eenvoudig weerlegbaar vermoeden ingevoegd dat bepaalt dat de persoon die gehuwd is met een zelfstandige en die geen eigen sociaal statuut heeft, verondersteld wordt meewerkende echtgenoot te zijn. Indien zij/hij tenminste een verklaring op erewoord aflegt dat zij/hij niet meewerkt in de onderneming.
Advies nr. 42 betreffende het toe te kennen beroeps- en sociaal statuut voor de bij een dienst aangesloten onthaalmoeders. Met ingang van 1 april 2003 kunnen de aangesloten onthaalmoeders genieten van een volledige sociale bescherming in de zin zoals gevraagd in het voornoemde advies. Zij zullen eveneens verzekerd zijn tegen ziekte, arbeidsongeschiktheid, beroepsziekten en arbeidsongevallen. Zij zullen eveneens recht hebben op kinderbijslag en kunnen een eigen pensioen opbouwen. Daarenboven zullen zij een vergoeding ontvangen indien de kinderen om redenen buiten hun wil om afwezig zijn. Om te kunnen genieten van alle prestaties inzake sociale zekerheid moeten de onthaalmoeders persoonlijke bijdragen betalen die ongeveer 5 % van de kostenvergoeding die zij ontvangen, bedragen.
Advies nr. 44 van 22 mei 2001 van de vaste commissie arbeid van de Raad van de gelijke kansen voor mannen en vrouwen omtrent het voorontwerp van wet betreffende de bescherming van de werknemers tegen geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk. In de wet van 11 juni 2002 betreffende hetzelfde onderwerp werd in zekere mate rekening gehouden met het advies van de raad.
Advies nr. 50 van 17 januari 2002 betreffende de moederschapsbescherming in het kader van de gerechtelijke stage. Gevolggevend aan dit advies heb ik in mei 2002 mijn collega van Justitie voorgesteld om een werkgroep op te richten belast met het formuleren van voorstellen zodat enerzijds de stagiaires die een moederschapsverlof namen een volledige stage presteren en dat anderzijds het beginsel van de gelijke toegang tot de tewerkstelling zou gerespecteerd worden.
Advies nr. 52 van de raad betreffende de voorstellen van de minister belast met het Gelijkekansenbeleid inzake moederschapsbescherming van vrouwelijke zelfstandigen. De verbetering van de moederschapsbescherming voor deze werkneemsters is nu een feit. Met ingang van 1 januari 2003 gaat hun moederschapsverlof van drie naar zes weken en werd de uitkering verdubbeld en bedraagt momenteel 1 924,06 euro. De toekomstige moeders kunnen kunnen vanaf heden ook een gedeelte van hun moederschapsverlof opnemen voor de bevalling (maximum 3 weken).