2-218

2-218

Sénat de Belgique

Annales

MERCREDI 10 JUILLET 2002 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Demande d'explications de M. Vincent Van Quickenborne au ministre des Finances sur «les organismes de placements collectifs» (nº 2-835)

M. le président. - M. Antoine Duquesne, ministre de l'Intérieur, répondra au nom de M. Didier Reynders, ministre des Finances.

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - Naar verluidt werkt de regering momenteel aan een wetsontwerp dat een wettelijk kader moet geven aan instellingen voor collectieve beleggingen of ICB's voor institutionele beleggers. Het wetsontwerp is het gevolg van het nastreven van een nichestrategie op het vlak van de investeringsfondsen. Er is een groeiende belangstelling vanwege de institutionele beleggers voor ICB's. De huidige wet van 4 december 1990 regelt dat niet. Ik steun dan ook het initiatief van de regering, daar de Belgische institutionele promotoren nu hun toevlucht moeten zoeken in het Groothertogdom Luxemburg, Frankrijk en Duitsland, ten nadele van de Belgische financiële instellingen.

Momenteel worden ICB's onderworpen aan een jaarlijkse belasting van 0,06%. Overweegt de minister het tarief aan te passen voor de "institutionele fondsen" teneinde dit instrument competitief te maken ten opzichte van onze buurlanden?

De werkgroep BeFiCom stelde in zijn aanbevelingen van eind 2001 dat België zo snel mogelijk de twee richtlijnen van 21 januari 2001 moet omzetten, die de richtlijn 85/611 betreffende de ICB's van effecten wijzigen. Is de minister bereid die aanbevelingen op te volgen en, naar aanleiding van het wetsontwerp tot omzetting van de richtlijnen, ook de wet van 4 december 1990 en in voorkomend geval de wet van 11 april 1995 te wijzigen?

De heer Antoine Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken. - Momenteel is er geen wetsontwerp in de maak om een wettelijk kader te geven aan instellingen voor collectieve beleggingen voor institutionele beleggers. Er bestaat dus geen ontwerp om de jaarlijkse belasting van 0,06% voor deze collectieve beleggingen aan te passen.

De richtlijnen tot wijziging van de richtlijn 85/611/EG dienen uiterlijk 13 augustus 2003 in Belgisch recht omgezet te zijn. Momenteel bereidt de Commissie voor het Bank- en Financiewezen de omzetting van die richtlijnen voor. Het lijkt zinvol om de omzetting van die richtlijnen in onderdelen op te splitsen. Een eerste onderdeel heeft betrekking op de omzetting van de zogenaamde productrichtlijn, die de toegelaten beleggingen uitbreidt voor ICB's die onder de richtlijn vallen. Dat kan gebeuren door een wijziging van het koninklijk besluit van 4 maart 1991 met betrekking tot bepaalde instellingen voor collectieve beleggingen.

Een tweede onderdeel betreft de omzetting van de richtlijn die betrekking heeft op de beheersvennootschappen en het vereenvoudigd prospectus, wat wijzigingen aan de wet van 4 december 1990 vergt.

In een laatste onderdeel zou eventueel de herziening van een aantal aspecten van het wetgevende kader van de beleggingsinstellingen aan bod komen.

Een dergelijke aanpak biedt de vereiste soepelheid en maakt het mogelijk om snel te reageren mocht blijken dat sommige lidstaten de productrichtlijn vroegtijdig willen omzetten in hun nationaal recht, zodanig dat de daaruit voortvloeiende concurrentiële nadelen voor de Belgische beleggingsinstellingen kunnen worden ondervangen. Een snelle en passende wijziging van het koninklijk besluit van 4 maart 1991 kan de Belgische beleggingsinstellingen in staat stellen de verruimde beleggingsmogelijkheden toe te passen, die de productrichtlijn omschrijft.

-L'incident est clos.