2-190 | 2-190 |
De heer Jan Remans (VLD). - België beschikt over uitstekende ziekenhuizen, uitstekend verzorgend personeel en uitstekende artsen. De bezetting van de ziekenhuizen bedraagt slechts 80%. Zonder wachtlijsten, met een dekking door de ziekteverzekering van bijna 100% van de bevolking, kunnen we buitenlandse patiënten opvangen. Onze gezondheidszorg is een excellent exportproduct. België is een centre of excellence wat gezondheidszorg betreft. De opname van buitenlanders biedt op budgettair vlak interessante mogelijkheden.
In Nederland, het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en tal van andere Europese landen bestaat er een strakke overheidsprogrammering en moeten kanker-, prothese- of hartpatiënten soms lang wachten op levensreddende ingrepen of ingrepen die de levenskwaliteit verbeteren. Momenteel worden in verschillende Belgische ziekenhuizen buitenlandse patiënten verzorgd. Dat gebeurt zonder enige organisatie, met het risico van de vrees dat binnenlandse patiënten op termijn worden achtergesteld ten opzichte van buitenlandse patiënten.
Ik kom terug op de vragen die ik heb gesteld tijdens de bespreking van het wetsontwerp houdende maatregelen inzake de gezondheidszorg in de plenaire vergadering van de Senaat van 13 december 2001. De minister die op dat ogenblik andere verplichtingen had, kon mij toen niet antwoorden.
Kan de minister een kader creëren waarbinnen medische zorg voor buitenlandse patiënten wordt georganiseerd? Kan de regering initiatieven terzake ondersteunen?
De heer Frank Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken en Pensioenen. - Ik kan senator Remans volgende toelichting verstrekken. Er bestaat vandaag al een duidelijk kader voor de geneeskundige verzorging van patiënten uit het buitenland.
De procedure die moet worden gevolgd is vastgelegd in artikel 22 van verordening 1408/71 van de EG inzake de sociale zekerheid voor migrerende werknemers. Volgens de normale procedure moet de verzekerde zijn ziekenfonds de voorafgaande toestemming vragen en nadat hij die toestemming heeft gekregen, kan hij zich in een Belgisch ziekenhuis aanmelden. Hij voldoet immers aan de voorwaarden die daarvoor nodig zijn.
Hij legt het specifieke formulier E. 112 voor aan het Belgische ziekenfonds of aan de zorgverstrekker in België. De geneeskundige verstrekkingen worden dan verleend overeenkomstig de bepalingen van de Belgische wetgeving, maar voor rekening van de lidstaat waarin de verzekerde is aangesloten.
De tegemoetkomingen voorgeschoten door een Belgische verzekeringsinstelling, worden later teruggevorderd bij de buitenlandse verzekeringsinstelling van aansluiting. Deze terugbetaling tussen instellingen is gebaseerd op artikel 36 van vermelde verordening. Krachtens dit artikel kunnen geneeskundige verstrekkingen verleend door en in de lidstaat van verblijf en waarbij een tenlasteneming is opgenomen in de aldaar toegepaste wetgeving, door de bevoegde lidstaat worden terugbetaald, volgens de verhouding die in deze tenlasteneming is gedefinieerd.
Recente arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie hebben tot gevolg dat een voorafgaande toestemming voor het krijgen van verzorging op het grondgebied van een lidstaat van de Europese Unie door het ziekenfonds waarbij de verzekerde is aangesloten, voortaan niet meer kan worden geweigerd wanneer een identieke behandeling niet te gelegener tijd kan worden bekomen in een instelling op het grondgebied van de verblijfplaats of in een verpleeginrichting die een overeenkomst heeft gesloten met het ziekenfonds waarbij de verzekerde is aangesloten. Naar aanleiding van deze arresten hebben bepaalde regeringen, geconfronteerd met het verschijnsel van de wachtlijsten, blijkbaar maatregelen genomen om de regels voor het bekomen van die voorafgaande toestemming te versoepelen zodat hun verzekerden naar het buitenland kunnen worden gestuurd.
Deze nieuwe stroom van patiënten volgt niet automatisch de normale procedure die is vastgelegd in de coördinatiebepalingen 1408/71. De buitenlandse bevoegde overheden hebben rechtstreeks contact opgenomen met verpleeginrichtingen op Belgisch grondgebied om uit te zoeken of het mogelijk is patiënten uit hun land op te vangen en hoeveel patiënten in Belgische inrichtingen kunnen worden opgenomen, rekening houdend met het type van de te behandelen pathologie. Daarbij werden eveneens wederkerige afspraken gemaakt over de regels voor de financiële afrekening.
Het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie heeft ruim aandacht besteed aan de problematiek van het ontvangen van medische zorg in een andere lidstaat van de Europese Unie dan in die van aansluiting. Deze problematiek maakte het voorwerp uit van een colloquium dat in december 2001 onder het Belgische voorzitterschap werd gehouden. Het definitieve rapport van dit colloquium reikt ter zake denksporen aan voor mogelijke oplossingen, bij voorkeur op Europees niveau.
Het huidige Spaanse voorzitterschap heeft zich ertoe verbonden deze problematiek van nabij te blijven opvolgen. Tijdens een informele vergadering in Malaga in februari 2002, hebben de ministers van volksgezondheid onder meer geoordeeld dat bepaalde gezondheidszorg vanuit een perspectief dat de nationale lidstaten overstijgt, een toegevoegde waarde kan krijgen. Hierbij werd onder meer verwezen naar de door de heer Remans aangehaalde centres of excellence op Europese schaal en de mogelijkheid om de nog beschikbare capaciteit in ziekenhuizen te laten benutten door patiënten die in een andere lidstaat op een wachtlijst staan.
Ik wil er voorts op wijzen dat het Spaanse voorzitterschap eind mei in Menorca een seminarie organiseert dat bijzondere aandacht zal besteden aan deze problematiek en dat het op de Raad Gezondheid van juni de eerste beleidsconclusies wenst te trekken over het vrij verkeer van patiënten binnen de Europese Unie.
Ongeacht wat wij zonet hebben vermeld en er rekening mee houdend dat we voorlopig over weinig gegevens beschikken aangaande het aantal patiënten dat ingevolge de arresten van het Europees Hof de normale procedure niet blijkt te volgen, acht ik het enerzijds nodig waakzaam te blijven opdat de Belgische bevoegde overheden niet buitenspel worden gezet. Anderzijds moeten we de mogelijkheden die het vrij verkeer biedt, ten volle benutten, zowel in het belang van de patiënt als in die van de zorgverstrekkers. Om die reden zullen de bevoegde diensten van het RIZIV deze evolutie samen met het ministerie van Sociale Zaken, Volkgezondheid en Leefmilieu van nabij blijven opvolgen en zullen zij eveneens nagaan of er een specifiek kader dient te worden gecreëerd voor de medische verzorging van buitenlandse patiënten. In de loop van de volgende weken en maanden zullen wij contacten leggen met onze Europese, Britse collega's, om dit onderwerp aan te kaarten.