(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans
Een vrouwelijk gemeenteraadslid is in moederschapsverlof en krijgt, zoals wettelijk bepaald, een moederschapsuitkering.
Die uitkering krijgt ze alleen, wanneer ze haar mandaat als gemeenteraadslid tijdens de periode van moederschapsverlof niet uitoefent.
Bij ziekteverlof kan een gemeenteraadslid, mits een attest van de dokter, wel het mandaat uitoefenen.
Graag kreeg ik van de geachte minister een antwoord op volgende vragen :
1. Kan hij deze regeling bevestigen ?
2. Is er een verklaring voor deze regeling ?
3. Is volgens hem een aanpassing van deze regeling aangewezen ?
Antwoord : In antwoord op haar vraag kan ik het geachte lid bevestigen dat de gerechtigde tijdens de periode van moederschapsrust (15 weken of 17 weken bij de geboorte van een meerling) geen activiteit mag uitoefenen. Om de moederschapsuitkeringen te kunnen ontvangen, moet zij dus haar activiteit van gemeenteraadslid stopzetten.
Artikel 115 van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, bepaalt immers dat een tijdvak van moederschapsrust enkel in aanmerking kan worden genomen op voorwaarde dat de gerechtigde alle werkzaamheid (of de gecontroleerde werkloosheid) heeft onderbroken.
In tegenstelling tot hetgeen in geval van arbeidsongeschiktheid bepaald is (artikel 100, § 2, van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994), heeft de wetgever de Koning geen bevoegdheid gegeven om te bepalen welke activiteiten al dan niet mogen worden uitgeoefend.
De wetgever achtte het voor de gezondheidstoestand van de (aanstaande) moeder en deze van haar (ongeboren) kind aangewezen in een volledige stopzetting van de activiteiten te voorzien, opdat de betrokkene gedurende een voldoende lange periode kan rusten. Ik meen dat deze motivatie tot op vandaag stand houdt en zie niet in waarom de bestaande regelgeving hierover zou moeten worden versoepeld.