2-178

2-178

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 31 JANUARI 2002 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Mondelinge vragen

Mondelinge vraag van de heer Joris Van Hauthem aan de eerste minister over «de recente uitlatingen van de Koning in zijn nieuwjaarsboodschap aan de gestelde lichamen» (nr. 2-855)

De heer Joris Van Hauthem (VL. BLOK). - Zoals bekend, is in dit land de koning niet verantwoordelijk voor zijn daden en dus ook niet voor zijn uitspraken en toespraken. Voor alles wat hij doet en zegt, moet de koning gedekt zijn door de regering, in dit geval dus ook voor de nieuwjaarsboodschap van de vorst aan de gestelde lichamen van eergisteren.

In die toespraak vielen twee elementen op. Ten eerste ontwikkelde de vorst een vrij uitgebreide en ongenuanceerde lofbetuiging aan het adres van de paarsgroene regering. Het tweede element dat opviel in de toespraak was dat de vorst opriep tot communautaire vrede.

Wat het eerste element betreft, waren de perscommentaren eenduidig: dergelijke wederzijdse ongenuanceerde lofbetuigingen werden omschreven als vrij gênant. De regering heeft het staatshoofd voor haar karretje gespannen. Vandaag nog schrijft de commentator van Gazet van Antwerpen dat het staatshoofd en de eerste minister zo lief waren voor elkaar dat het potsierlijk werd en nog onmogelijk au sérieux kon worden genomen.

De oproep tot communautaire vrede liet dan weer uitschijnen dat die er niet is, ondanks de triomfkreten van de eerste minister dat met het Lambermontakkoord de communautaire demonen voorgoed bezworen zouden zijn. Dat is niet zo, want er is de NMBS, het tijdskrediet, de spijtoptanten, de zorgverzekering, kortom de communautaire koorts laait weer hoog op.

Vindt de eerste minister het opportuun om het staatshoofd te misbruiken als propagandamachine voor het paarsgroene beleid?

Hoe moeten we de oproep tot communautaire vrede interpreteren? Moeten we dit interpreteren als een oproep aan de Vlaamse regering om op te houden met het ontwikkelen van een eigen Vlaams sociaal beleid, of moet dit opgevat worden als een terechtwijzing van de Franstalige obstructiepolitiek ten opzichte van allerhande initiatieven van de Vlaamse regering, zoals we die de jongste weken hebben beleefd?

De heer Guy Verhofstadt, eerste minister. - Het is heel opmerkelijk dat de Vlaams-Blokfractie zo bezorgd is over de monarchie en de positie van de koning in dit land. Het klopt dat de uitspraken van de koning gedekt worden door de regering en in het bijzonder door de eerste minister.

De toespraak van het staatshoofd ging in de eerste plaats over het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie. Ik denk dat we inderdaad mogen stellen dat dit voorzitterschap ondanks de moeilijke omstandigheden waarin het na 11 september is verlopen, een aantal zaken heeft verwezenlijkt. Die werden door het staatshoofd opgesomd. Die punten worden in binnen- en buitenland erkend. Het is een interpretatiefout daarin een steun aan de paarsgroene regering te zien. Het ging veeleer om een objectieve vaststelling dat het voorzitterschap een aantal positieve zaken heeft verwezenlijkt, dankzij de samenwerking met andere EU-lidstaten en de samenwerking van sommige oppositiepartijen die bijgedragen hebben tot een goede verklaring van Laken, het Europees aanhoudingsmandaat, een gezamenlijke buitenlandse politiek, het zesde kaderprogramma voor onderzoek in Europa.

Als de heer Van Hauthem dat niet wil erkennen, dan is dat zijn probleem. Hij mag niet verwachten dat iedereen dat negeert.

In verband met de oproep tot communautaire vrede, maakt de heer Van Hauthem een interpretatiefout. Er is een groot verschil met vroeger, toen de federale eerste minister voortdurend moest uitleggen waarom de minister-president van Vlaanderen ruzie met hem had en waarom de Vlaamse minister-president een plastieken kip opvoerde om zijn agressie ten opzichte van het anderstalige landsgedeelte te uiten.

Ik ontken niet dat er vandaag nog altijd meningsverschillen bestaan tussen de gewesten en gemeenschappen. In een federaal land is het normaal dat als de ene gemeenschap een maatregel neemt, de andere gemeenschap dit een bevoegdheidsoverschrijding vindt of er een belangenconflict ontstaat. We hebben methodes ontwikkeld waarbij het overlegcomité, het Arbitragehof, de Raad van State en ook de Senaat de conflicten beslechten. Als er geen meningsverschillen zouden zijn, zou een federale staatsstructuur ook geen zin hebben. De essentie van het federalisme is dat meningsverschillen en bevoegdheidsconflicten op vredevolle wijze worden geregeld. Precies omdat het niet wil dat deze meningsverschillen worden opgelost, kant het Vlaams Blok zich tegen het federalisme en stuurt het aan op separatisme. Ik kan dus begrijpen dat de heer Van Hauthem gefrustreerd is dat hij niet meer in de vorige regeringsperiode leeft toen de ministers-presidenten van Vlaanderen en Wallonië voordurend in conflicten verwikkeld waren. Vandaag is dat niet meer het geval. Een interministeriële conferentie zal tegen 26 februari een oplossing voor het geschil inzake het tijdskrediet voorstellen. We hebben beslist een aantal andere dossiers op te lossen door een advies van de Raad van State te vragen of het overlegcomité samen te roepen. Dit comité heeft drie al lang aanslepende communautair geladen dossiers opgelost: de belasting op inverkeerstelling, de geluidsnormen op Zaventem en de gezamenlijke gsm-normen. Zelfs de kwestie van Wezembeek-Oppem leidt niet tot een grote communautaire rel, zoals in het verleden het geval was. Meer nog, het FDF heeft aangekondigd niet naar het Arbitragehof te zullen gaan in verband met de Lambermontakkoorden.

Ik kan dus begrijpen dat de heer Van Hauthem gefrustreerd is en uiteindelijk zijn toevlucht moet nemen tot een mondelinge vraag om aan de eerste minister te vragen of het nu werkelijk niet slechter kan gaan op communautair vlak. Neen, we lossen de problemen een na een op. Er is geen sfeer van vijandigheid meer dank zij een volwassen federale staatsordening die het Vlaams Blok gezien zijn separatistische doelstellingen, uiteraard zal blijven bestrijden.

De heer Joris Van Hauthem (VL. BLOK). - Ik dank de eerste minister voor zijn antwoord met een groot `Geert Hoste'-gehalte.

Met betrekking tot het Europees voorzitterschap van ons land zijn de oordelen genuanceerd. Ik stel alleen maar vast dat het de commentatoren in de Vlaamse pers allemaal - ook Luc Vanderkeelen van Het Laatste Nieuws - opgevallen is dat voor het eerst een pingpongspel wordt gespeeld, waarbij de regeringsleider het staatshoofd min of meer opdraagt de loftrompet te zwaaien en vice versa.

Bovendien heeft de eerste minister niet geantwoord op mijn vraag hoe ik de oproep tot communautaire vrede moet interpreteren. Al maanden lang krijgen we immers hetzelfde antwoord: "Tout va très bien, Madame la marquise." In tegenstelling tot de bewering dat ruzie en oorlog tot het verleden behoren, bestaan er evenwel nog steeds conflicthaarden. We zullen wel zien of en hoe ze worden opgelost.

De bewering van de eerste minister dat Wezembeek-Oppem vroeger tot een rel zou hebben geleid maar nu niet meer, zegt meer over de samenstelling van de huidige coalitie en de Vlaamse regering dan over de vorige.

Als de eerste minister het staatshoofd als propagandamachine voor zijn coalitie blijft misbruiken, zou zijn rol trouwens wel eens sneller op de helling kunnen worden geplaatst dan hij ooit heeft gedroomd.