(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans
De tekst van deze vraag is dezelfde als die van vraag nr. 1357 aan de vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid, die hiervoor werd gepubliceerd (blz. 1921).
Antwoord : Hieronder vindt het geachte lid de gevraagde inlichtingen.
Voor het Belgisch voorzitterschap zijn de gelijke kansen voor mannen en vrouwen een zeer belangrijk programmapunt. Daar het gaat om de « mainstreaming » en de grote inspanningen die deze met zich meebrengt, bevestig ik dat de problemen betreffende de gelijkheid der geslachten niet alleen op de agenda van het voorzitterschap staan in het kader van de Raad van de werkgelegenheid en sociale politiek, maar ook in het kader van de Raden algemene zaken en Ecofin.
In het kader van « Werkgelegenheid en Sociale Zaken » bepaalt de agenda de goedkeuring van een gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van richtlijn nr. 76/207/EEG van de Raad betreffende de gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding, de promotiekansen en ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden.
Dit voorstel van richtlijn bepaalt voor het eerst duidelijk dat ongewenst seksueel gedrag een discriminatie op het werk is, die gebaseerd is op het geslacht. De richtlijn versterkt de bescherming van de werknemers, ook na de stopzetting van het arbeidscontract voor werknemers die zich beklaagd hebben over discriminatie, en vraagt de lidstaten op nationaal niveau onafhankelijke organen op te richten ter bevordering van het principe van de gelijke kansen en om een rechtscontrole te waarborgen van alle rechten die bepaald worden in de richtlijn, alsook de tenuitvoerlegging van de gepaste sancties in geval van discriminatie. Bovendien licht ze het recht van de lidstaten toe om afwijkingen op het principe van de gelijke behandeling te bepalen. Met uitzondering van het geval waarin de indirecte discriminatie gerechtvaardigd is omwille van objectieve factoren die losstaan van het geslacht van de betrokkenen, is ook deze vorm van discriminatie verboden.
Het Belgisch voorzitterschap zal eveneens borg moeten staan voor de verbetering van de richtlijnen voor 2002 van het werkgelegenheidsbeleid. Afgezien van de transversale aanbevelingen, zijn deze toegespitst op vier pijlers :
1. de verbetering van de professionele inschakelingscapaciteit;
2. de ontwikkeling van de ondernemingsgeest;
3. de aanmoediging van de aanpassingscapaciteit van de ondernemingen en de werknemers ervan;
4. de versterking van de beleidsvoering inzake gelijke kansen voor vrouwen en mannen.
In de nationale plannen voor de werkgelegenheid wordt weinig aandacht besteed aan de pijler van de gelijkheid en het Belgisch voorzitterschap zal daar in het bijzonder op letten wanneer ik dit probleem te berde breng.
Bovendien is het bereiken van een consensus inzake de kwaliteit van het werk één van mijn belangrijkste streefdoelen. In deze context is de zoektocht naar indicatoren die rekening houden met het geslacht van fundamenteel belang en ik zal hierop toezien en ik zal eveneens aandacht hebben voor de verbetering van de indicatoren betreffende de strijd tegen de armoede en sociale uitsluiting alsook de indicatoren voor de follow-up van Peking+5 die het probleem aansnijden van de ongelijkheid in de lonen tussen mannen en vrouwen.
Het Belgisch voorzitterschap steunt actief andere acties waarbij het probleem van de ongelijkheid tussen de geslachten aangesneden wordt, meer bepaald het 5e communautaire programma inzake de gelijkheid tussen mannen en vrouwen dat zal worden opgestart tijdens een Europese Conferentie in Brussel, op 13 september 2001. Dit meerjarenprogramma (2000-2005) beoogt de versterking van de verbintenis voor de gelijkheid op een aantal vlakken : de strijd tegen de loonongelijkheid, de beleidslijnen die het leven op en buiten het werk beter op elkaar afstemmen, de evenwichtige deelname van vrouwen aan het beslissingsproces, ook in het sociale en gemeenschapsleven, de strijd tegen de stereotypen.
Het Belgisch voorzitterschap wil de « mainstreaming » bevorderen binnen het eigen conferentieprogramma en snijdt bijgevolg de genderdimensie aan tijdens de conferentie over de kwaliteit van het werk met de Stichting Dublin op 20 en 21 september te Brussel en de conferentie over de nieuwe beroepsrisico's, met het Europese Bilbao-agentschap die op 22 op 23 november 2001 in Brussel georganiseerd wordt.
Op internationaal niveau is de Belgische regering er steeds meer van overtuigd, meer bepaald naar aanleiding van het platform van Peking, dat het beginsel van de gelijkheid en van de maatregelen die de vooruitgang van de vrouw begunstigen, moeten voorkomen in de doelstellingen van de buitenlandse politiek van de Unie. Bij wijze van bijdrage tot een politieke evolutie in die zin, zal een initiatief worden genomen in het kader van het Europees-mediterraans partnerschap. België zou de opleving ervan willen bevorderen aan de hand van culturele, sociale en menselijke luiken. Wat het sociale luik betreft, werd met de hulp van de Europese Commissie op 13 en 14 juli in Brussel een regionaal forum gehouden over de rol van de vrouw in de economische ontwikkeling. Dit forum bracht experts van de Europese Unie en de partnerlanden samen, die de regeringen en de burgerbevolking en de sociale partners vertegenwoordigden. De conclusies van deze werkzaamheden zouden projecten kunnen identificeren die zouden worden gefinancierd in het kader van de MEDA-verordening en zullen gespreksstof leveren voor de Europees-mediterrane ministersconferentie die begin november 2001 in Brussel zal plaatshebben.
In het kader van de Raad algemene zaken, zal het Belgische voorzitterschap bijzondere aandacht schenken aan gendergelijkheid in het uitbreidingsproces. Ik vind het immers essentieel de kandidaat-lidstaten te wijzen op het belang van een op de vooruitgang van de vrouw gericht beleid. Het lijkt me van wezenlijk belang dat deze landen de Europese antidiscriminatiewetgeving zo vlug mogelijk in nationaal recht kunnen omzetten : bijvoorbeeld wat de gelijkheid van kansen betreft, wachten negen communautaire richtlijnen op omzetting. Tal van kandidaat-lidstaten dienen nog een forse inspanning te leveren om hun nationale wetgeving aan te passen aan het « acquis ».
Verder dienen zij institutionele en administratieve structuren op te zetten opdat het recht op gelijkheid wordt toegepast en de naleving ervan wordt gewaarborgd.
Ik besef evenwel dat de aanneming en de toepassing van het « acquis communautaire » door de kandidaat-lidstaten slechts een kleine stap is in de strijd tegen de ongelijkheid tussen vrouwen en mannen. De vrouwen hebben er een weinig benijdenswaardige positie op de arbeidsmarkt. Laaggeschoolde en slecht betaalde arbeid in de diensten- en landbouwsector is nog te vaak hun lot. In tal van kandidaat-lidstaten is het loonverschil groter dan het Europese gemiddelde. In de kandidaat-lidstaten ligt ook de vertegenwoordiging van vrouwen in de regering en het parlement onder het EU-gemiddelde. Een groot probleem vormt ook de aantoonbare maffiose vrouwenhandel. De aanpak hiervan vereist dringende maatregelen die in samenspraak met de autoriteiten van de kandidaat-lidstaten worden getroffen, zowel op strafrechtelijk gebied als inzake de hulp aan de slachtoffers.
Ik ben van oordeel dat de bevordering van de rol van de vrouw evenzeer een aspect van de uitbreiding is. Geleid door de bevinding dat in het merendeel van de kandidaat-lidstaten de zwaarste last van de economische overstap door de vrouwen zal worden gedragen, zal België het genderaspect ten volle in de onderhandelingen over de uitbreiding inpassen.
Wat betreft de ontwikkelingssamenwerking, heeft de Commissie zopas een « actieprogramma voor de integratie van gelijkheid van kansen voor mannen en vrouwen » uitgebracht [COM (2001) 295 definitief] (21 juni 2001). Dit programma staat op de agenda van de Raad ontwikkelingssamenwerking van 8 november 2001.
Het betreft een ambitieus programma voor de periode 2001 tot 2006 en waardoor de Commissie verschillende acties wil op touw zetten :
het opnieuw onderzoeken van de beleidsoriëntaties in functie van de situatie mannen-vrouwen in elk domein dat behoort tot de prioriteiten van het Europees ontwikkelingssamenwerkingsbeleid (steun aan de gezondheids- en onderwijssector inzake het macro-economisch beleid, voedselveiligheid en rurale ontwikkeling, vervoer, handel, regionale integratie en samenwerking);
gebruik van resultaatindicatoren rekening houdend met de ongelijkheid tussen de seksen teneinde het sectorieel beleid te evalueren;
versterking van de capaciteit op het niveau van de delegaties van de Europese Commissie;
het onderzoeken van de documenten inzake landenstrategie vooraleer ze worden aangenomen, teneinde na te gaan in hoeverre werd rekening gehouden met de gelijkheid tussen mannen en vrouwen.
Het rapport over de uitvoering van dit actieprogramma zal deel uitmaken van het jaarrapport dat door de Commissie wordt voorgelegd aan de Raad en aan het Europees Parlement.
Er wordt dit jaar een ministeriële conferentie georganiseerd door België in samenwerking met de OESO en UNIFEM rond de integratie van « gender » in het macro-economisch beleid. Deze activiteit gaat door op 16 en 17 oktober 2001.
Tenslotte heb ik samen met mijn collega Reynders de wens geuit dat met het probleem van de gelijkheid eveneens rekening zou worden gehouden in de grote richtsnoeren van de economische politiek.