2-137 | 2-137 |
De voorzitter. - De heer Marc Verwilghen, minister van Justitie, antwoordt namens de heer Guy Verhofstadt, eerste minister.
Mevrouw Sabine de Bethune (CVP). - Mijnheer de voorzitter, ik vind het spijtig dat de premier niet zelf komt antwoorden op de vraag over het ontslag van de kindpremier.
De kinderregering bestaat sinds eind 1999. In maart 2000 mocht Annelies Prové, de 11-jarige kindpremier, naast premier Verhofstadt plaatsnemen op de wekelijkse persconferentie na de ministerraad. Ik kan me de televisiebeelden nog herinneren alsof het gisteren was. De kinderministerraad zou om de twee maanden bijeenkomen op het kabinet van de eerste minister en moties opstellen voor de echte ministers.
Er zou echter volgens de kindpremier in anderhalf jaar maar één vergadering van de kinderregering hebben plaatsgevonden waarin Annelies Prové de beleidsnota heeft voorgesteld. Op 5 juli jongstleden heeft zij haar ambt neergelegd omdat er niets gebeurde.
In de media repliceerde de eerste minister dat hij ten minste zes uitnodigingen verstuurde en op voorstel van de kinderregering een aantal kind- en jeugdvriendelijke initiatieven had genomen. In maart vorig jaar zouden de leden van de kinderregering allemaal een peter hebben gekregen uit de echte regering. Van minister Verwilghen had ik overigens graag vernomen welk petekind hij heeft. In mei werd een gezamenlijk bezoek gebracht aan Child Focus. In november zou na de kindermars een brief naar de ministers-presidenten van de deelstaten zijn gestuurd.
Graag had ik vernomen welke kindvriendelijke initiatieven de eerste minister precies heeft genomen op voorstel van of in samenwerking met de kinderregering. Hoe ziet de eerste minister na dit ongelukkig incident de toekomst van de kinderregering? Iedereen kan leren uit zijn fouten en mislukkingen. Hoe zal hij het communicatieprobleem met de kinderregering rechttrekken? Wat zal hij ondernemen om de kinderen meer au sérieux te nemen? Welke partners waren betrokken bij het werken met de kinderregering? Zal hij verder werken met de European Foundation for the Rights of Children of heeft hij een andere werkwijze op het oog?
De heer Marc Verwilghen, minister van Justitie. - De premier had wellicht graag zelf op deze vraag geantwoord, maar hij verblijft momenteel in het kader van het Belgisch voorzitterschap in Berlijn.
Ik zal eerst de verschillende kindvriendelijke initiatieven opsommen die de eerste minister heeft genomen. Sommige initiatieven hebben een duidelijke politieke connotatie en vloeien voort uit de gesprekken die met de kinderregering werden gevoerd. Enkele ervan vallen onder mijn bevoegdheid, zoals de wet met betrekking tot de strafrechtelijke bescherming van de minderjarigen en het wetsontwerp betreffende de adoptie, dat eerstdaags in het Parlement zal worden ingediend. Ook deze initiatieven vloeien voort uit discussies met de kinderregering. Ik heb trouwens zelf één van deze bijeenkomsten bijgewoond.
De Belgische staat heeft een bedrag van 4 miljoen frank uitgetrokken voor een participatieproject van Unicef, What do you think?, waarin de kinderproblematiek centraal staat. De Belgische staat heeft ook een bedrag van 1,5 miljoen toegekend aan de kinderrechtencoalitie. Er wordt momenteel ook gewerkt aan een alternatief en onafhankelijk rapport over de kinderrechten. De kinderregering heeft deze zaken overigens expliciet gevraagd aan de premier.
Er is ook een ontwerp van samenwerkingsakkoord met de gemeenschappen inzake de toepassing van en de controle op de kinderrechten op alle niveaus. Op vraag van de eerste minister werd er een interministeriële conferentie met de kinderrechtencommissaris van de respectieve gemeenschappen gepland. Die conferentie zal volgende week op 20 juni plaatshebben.
Ten slotte moet ook het Verdrag inzake de kindsoldaten worden geratificeerd en wordt er gewerkt aan een internationale commissie voor de rechten van het kind. Ik ben daarvoor trouwens zelf vragende partij.
Er werden ook activiteiten op het getouw gezet. Zo waren er een zestal ontvangsten in scholen. De défilé van 21 juli 2000 werd samen met de kinderregering gepland. Op 21 november 2000 organiseerde Unicef een kindermars. Bij die gelegenheid had de premier, die vergezeld was van de kindpremier, een uitvoerig onderhoud met een delegatie van jongeren.
Op 28 juni 2001 was een vertegenwoordiger van de eerste minister aanwezig op de persconferentie die werd gehouden naar aanleiding van de oprichting van de VZW Atlas op initiatief van de Bond zonder Naam. Deze VZW houdt zich bezig met de problematiek van het intrafamiliale geweld, waarvan kinderen vaak het slachtoffer zijn.
Op 29 november 1999 heeft de premier de kindministers ontvangen. Op 3 maart 2000 kreeg elk lid van de federale regering het peter- of meterschap van één van de kindministers. Zo ben ik peter van Timothy Vispoel, een jonge knaap uit Hamme, een gemeente die bovendien nog onder mijn kieskring valt.
In maart 2000 had de eerste minister een onderhoud met de kinderrechtencommissaris Ankie Vandekerckhove over de verdere opvolging van de kinderregering.
Op 3 mei 2000 bracht de premier met de kindpremier een bezoek aan Child Focus en na dat bezoek verstuurden ze op 19 mei 2000 een brief aan de heer Prodi waarin ze de oprichting vroegen van "un observatoire européen, voire d'un réseau international, en matière d'enfants victimes de la disparition et/ou d'exploitation sexuelle". De oprichting van een Europees Child Focus is dan ook het derde punt op mijn prioriteitenlijst in het kader van het Belgisch voorzitterschap van de EU. In het beleid inzake de kinderregering komt geen verandering. De opgesomde elementen bewijzen dat onze aanpak productief is.
De eerste minister zegt met klem dat er nooit enige samenwerking geweest is met The European Foundation en dat er geen enkele intentie bestaat om daarin verandering te brengen. De partners zijn Unicef, de gemeenschappen en in de eerste plaats natuurlijk de kindministers zelf.
Mevrouw Sabine de Bethune (CVP). - Ik dank de minister voor zijn verduidelijkingen. We kennen de kindvriendelijke maatregelen van de regering. We hebben daar zelf aan meegewerkt. Ik vind het toch een beetje gemakkelijk al die zaken aan de kinderregering te linken. We mogen de kinderen ook niet te hoog inschatten. We moeten bijvoorbeeld niet hun mening vragen over de nieuwe wetgeving inzake adoptie die al zes jaar in werkgroepen wordt besproken. Niet alles moet aan de kinderregering worden voorgelegd.
We mogen de kinderen niet symbolisch gebruiken om een bepaald beeld op te hangen. Indien er in de toekomst nog met de kinderregering wordt gewerkt, moeten er echte spelregels worden uitgewerkt en moet er een breder draagvlak worden gevonden. Er kunnen dan meer kinderen kunnen worden betrokken en het debat kan dan worden gevoerd op een niveau dat ze aankunnen, zodat ze een echte inbreng kunnen hebben. In die zin verheugt het mij dat de minister verwijst naar Unicef en de gemeenschappen.
Het zou goed zijn dat op een transparante wijze duidelijk wordt gemaakt hoe de kinderregering in de toekomst kan werken en het peil van een symbolische actie kan overstijgen. Dat kan op een leuke of visueel sterke manier gebeuren, maar dat is niet voldoende. Essentieel is dat de stem van de kinderen wordt gehoord. Het Unicef-project dat de regering financiert, is daar een goed voorbeeld van. We moeten middelen zoeken om dat in de toekomst te veralgemenen.
In de Senaat zullen wij enkele aanbevelingen in die zin formuleren. Ik hoop dat we samen de werkzaamheden van die kinderregering zullen opvolgen.
De heer Marc Verwilghen, minister van Justitie. - Mevrouw de Bethune mag de werking in de praktijk toch niet onderschatten. Ik herinner me heel levendig een bijeenkomst in 2000 in een jeugdcentrum in het Brusselse die door Unicef was georganiseerd en waar heel wat jongeren aanwezig waren. Er werden mij toen heel wat directe vragen gesteld, ook over adoptie. De kinderen kennen allerlei voorbeelden uit de praktijk en wensen daar het fijne van te weten. Ik vind dit een goede basis om een debat tot stand te brengen. Bij de verdere invulling komt er natuurlijk meer kijken.