2-132 | 2-132 |
De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - Big Brother zit blijkbaar in Europa, want het debat binnen de Europese lidstaten over het opslaan van data die verband houden met telecommunicatie, woedt volop. Op de Telecommunicatieraad van 27 en 28 juni 2001 zal duidelijk worden of de lidstaten het voorstel van de Britten steunen om preventief en systematisch data op te slaan voor het gebruik door de diensten van Justitie en politie.
Naar het schijnt zou ons land samen met Zweden deze houding steunen. De Europese Commissie en het Europees Parlement verzetten zich hevig tegen dit voorstel.
De lidstaten proberen nu een consensusvoorstel uit te dokteren dat het midden houdt tussen de Britse positie en de houding van landen als Nederland, Italië en Griekenland.
Ten eerste, klopt het dat de Belgische regering het voorstel van de Britten in grote mate steunt? Op welk forum is dit standpunt tot stand gekomen?
Ten tweede, werd hierover gecommuniceerd met het Parlement? Privacy is nu eenmaal een gevoelig thema.
Ten derde, wat houdt het voorstel in?
Ten vierde, wie vertegenwoordigt onze regering?
Ten vijfde, werd reeds een definitief besluit hieromtrent genomen?
Tot slot zou ik graag vernemen of de minister van mening is dat met het preventief en systematisch opslaan van informatie- en communicatiedata de fundamentele rechten van privacy, dataprotectie en andere vrijheden worden geschaad?
De heer Rik Daems, minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties. - De Belgische regering heeft het Brits standpunt niet gesteund en heeft zich eerder geschaard achter het Zweeds compromisvoorstel over artikel 6, waarin wordt voorgesteld dat gegevens van telecommunicatieverkeer in beginsel moeten worden gewist en een uitzonderingsmogelijkheid wordt gegeven voor diensten belast met onderzoek. De uitzonderingen worden bepaald in artikel 15 van de ontwerprichtlijn.
Gelet op de delicate problematiek, die werd besproken tijdens de Europese Raad voor Telecommunicatie van gisteren, hebben we alleen een algemene oriëntatie besproken en werd nog geen definitieve beslissing genomen, omdat deze richtlijn niet voor beslissing voorlag en het Europees Parlement zich hierover nog moet uitspreken, aangezien het gaat om een procedure met medebeslissingsrecht. In nauw overleg met het Europees Parlement zal worden getracht een gedegen oplossing uit te werken tegen het einde van het jaar. Zoals u weet, werd het Belgisch voorzitterschap in Göteborg de opdracht gegeven de "99-review", waarvan dit een van de vijf richtlijnen vormt, definitief vast te leggen voor het einde van het jaar.
De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - Deze aangelegenheid vormt een voorbeeld van de vaststelling dat in ons land de parlementen te weinig greep hebben op het standpunt van de regering.
In het Verenigd Koninkrijk en andere landen worden de ontwerpen van richtlijnen en het standpunt van de regering systematisch beter opgevolgd. De heer De Croo, Kamervoorzitter, heeft die ambitie alleszins ook. Volgens mij is die taak veeleer weggelegd voor de Senaat. Onlangs hebben een aantal senatoren in Stockholm de European Law Conference in dit verband bijgewoond. Misschien kan de Senaat een initiatief nemen om de ministers beter informatie te doen uitwisselen, zodat we op voorhand weten welk standpunt onze regering zal innemen.