2-694/1

2-694/1

Belgische Senaat

ZITTING 2000-2001

19 MAART 2001


Voorstel tot oprichting van een parlementaire onderzoekscommissie belast met een onderzoek naar de oorzaken en mechanismen van de mensenhandel in bepaalde sectoren

(Ingediend door mevrouw Erika Thijs)


TOELICHTING


Op 27 oktober 1999 werd in de schoot van de commissie voor Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden de subcommissie « Mensenhandel en prostitutie » opgericht. Het is wenselijk dat deze subcommissie wordt omgevormd tot een onderzoekscommissie met behoud van haar samenstelling en werkzaamheden. De subcommissie heeft op dit ogenblik reeds een aanzienlijk deel van haar « algemene » programma verwezenlijkt.

Blijft nog het ­ soms zeer delicate ­ onderzoek naar de mensenhandel in concrete sectoren van het maatschappelijk leven. Bovendien is er naar aanleiding van het bezoek van de Braziliaanse onderzoekscommissie aan de Senaat op 16 maart 2001 informatie uitgelekt over mogelijke praktijken van mensenhandel in de Belgische voetbalwereld. Een grondig en objectief onderzoek naar dergelijke praktijken is noodzakelijk.

Dit concrete onderzoek mag niet beperkt blijven tot algemene juridisch-gerechtelijke beschouwingen, maar moet kaderen binnen de vraag naar concrete feiten, oorzaken en gevolgen en naar de controle op mensenhandel in « gevoelige » sectoren van het socio-economisch leven, met aandacht voor de efficiëntie, de toepasbaarheid en de criteria van deze controle.

De Belgische wet- en regelgeving heeft immers in een aantal van deze sectoren ­ waaronder het voetbal ­ reeds controlemechanismen ingebouwd. Een grondig evaluerend onderzoek van deze controlemechanismen moet uitmonden in concrete voorstellen voor de preventieve aanpak van mensenhandel.

De bestuurlijke aanpak werd reeds uitvoerig toegelicht in de verslagen, conclusies en aanbevelingen van de onderzoekscommissie naar de georganiseerde criminaliteit in België, de commissies mensenhandel en prostitutie 1995 en 2000, en het recente Senaatsrapport houdende aanbevelingen voor het regeringsbeleid met betrekking tot de immigratie.

Enkel met uitgebreide onderzoekingsbevoegdheden ­ zoals ze bij de Grondwet zijn voorzien ­ kan de huidige subcommissie « Mensenhandel » een daadwerkelijke evaluatie doorvoeren van het bestaande juridische en reglementaire arsenaal. De subcommissie moet zichzelf de middelen geven om sectoren die vaak « op zichzelf » draaien, door te lichten.

Het recht van onderzoek waarover elke Kamer krachtens artikel 56 van de Grondwet beschikt, is hiertoe het middel bij uitstek. Het biedt namelijk de mogelijkheid met inachtneming van de deontologie de informatie in te winnen die nodig is om een effectieve en efficiënte aanpak van de mensenhandel te kunnen verzekeren.

De commissie brengt binnen zes maanden na haar oprichting verslag uit aan de Senaat.

Erika THIJS.

VOORSTEL


Artikel 1

Er wordt een parlementaire onderzoekscommissie opgericht met als opdracht :

1º een onderzoek te verrichten naar de feiten, omstandigheden en oorzaken van de mensenhandel in België, in het algemeen, en meer bepaald in de volgende sectoren :

a) de sport, meer bepaald het voetbal;

b) de studentenuitwisseling;

c) de sector van de « au pairs »;

d) de diplomatie;

e) de tewerkstelling;

f) de prostitutie;

2º aan de hand van de resultaten van dit onderzoek, de efficiëntie van de administratieve en politionele controle, in het algemeen, en van de vreemdelingenrechtelijke en jeugdrechtelijke aspecten van deze controle, in het bijzonder, te evalueren en de mogelijke remedies ervoor aan te duiden;

3º na te gaan op welke wijze de controle op het transport, de migratie en de mensenhandel, onder meer in de in punt 1º aangehaalde sectoren, in België wordt uitgevoerd, met aandacht voor de efficiëntie, de toepasbaarheid en de gehanteerde criteria van deze controle;

4º na te gaan met behulp van welke mechanismen in het algemeen en langs welke vaarroutes in het bijzonder illegalen in het land worden gesmokkeld met het oog op verschillende doeleinden;

5º voorstellen te formuleren over de wijze waarop de overheid de preventie en de controle op de mensenhandel kan verbeteren.

Art. 2

De commissie wordt bekleed met alle bevoegdheden waarin de wet van 3 mei 1880 op het parlementair onderzoek voorziet en oefent die uit volgens de noodwendigheden van haar opdracht.

De commissie hoort alle personen van wie zij het nuttig acht dat ze verschijnen.

De commissie legt de nodige nationale en internationale contacten die voor het vervullen van haar opdracht noodzakelijk zijn.

Art. 3

De commissie bestaat uit twaalf leden en elf plaatsvervangers, die de Senaat uit zijn leden aanwijst volgens de regel van de evenredige vertegenwoordiging van de fracties.

Art. 4

Binnen de door het bureau van de Senaat vastgestelde budgettaire beperkingen, kan de commissie alle nodige maatregelen nemen teneinde haar opdracht op efficiënte wijze te vervullen. Ze kan daartoe, eventueel via een arbeidsovereenkomst, een beroep doen op specialisten.

Art. 5

De commissie brengt binnen zes maanden na haar oprichting verslag over haar werkzaamheden uit aan de Senaat.

Erika THIJS.