2-545/1

2-545/1

Belgische Senaat

ZITTING 1999-2000

6 SEPTEMBER 2000


Wetsvoorstel strekkende tot het verlenen van een toelage voor het begin van het schooljaar

(Ingediend door de heer Georges Dallemagne)


TOELICHTING


Bij het begin van het schooljaar ondervinden vele gezinnen financiële moeilijkheden wanneer ze schoolbenodigdheden of andere dingen die verband houden met de start van het schooljaar, moeten aankopen of vernieuwen.

Ook al blijft de kosteloosheid van het onderwijs het principe en moet ons onderwijs daarop gestoeld blijven, toch zijn er nog altijd een aantal eenmalige uitgaven, die elk jaar in de maand augustus wel terugkeren (stiften, schriften, boekentas, schoolabonnement, kleren, fiets, inschrijving voor buitenschoolse cultuur- en sportactiviteiten, ...).

Elk gezin krijgt te maken met hetzelfde probleem. Natuurlijk kan men een keuze maken in de te kopen schoolartikelen en kan men de rekening beperken door « klassieke » artikelen te kiezen in plaats van de merkartikelen die in de reclame zo aangeprezen worden.

Niettemin blijven de basisuitgaven voor de start van een schooljaar hoog en kunnen sommige gezinnen deze moeilijk bekostigen. Het gevaar bestaat dan ook dat men keuzen moet maken en dat sommige kinderen misschien moeten afzien van een inschrijving voor buitenschoolse activiteiten als sport, muziek- of danslessen of van een abonnement op een tijdschrift, een pedagogische internetsite, ... Deze situatie kan dus aanleiding geven tot een nog grotere sociale uitsluiting.

Uit een onderzoek dat in de komende weken door de Ligue des Familles (1) gepubliceerd zal worden, blijkt dat 31 % van de ondervraagde gezinnen in de Franse Gemeenschap verklaren moeilijkheden te ondervinden om alle uitgaven te bekostigen die verbonden zijn aan het schoolbezoek van hun kind.

Elk kind moet, omdat het een kind is, aanspraak kunnen maken op een minimale financiële steun voor deze eenmalige uitgaven, zonder onderscheid van de persoonlijke financiële toestand van zijn ouders. Wij hebben dus gekozen voor een algemene toelage voor het begin van het schooljaar, waarvan het bedrag voor elk kind gelijk zou zijn, ongeacht de persoonlijke, financiële of beroepstoestand van zijn ouders.

De toelage voor het begin van het schooljaar waarin dit voorstel voorziet, is een vast bedrag dat jaarlijks uitgekeerd wordt. Zo moet het mogelijk zijn de schooluitgaven binnen redelijke grenzen op te vangen (het is immers niet de bedoeling de nieuwste, meest modieuze opbergmap te kopen).

Dit voorstel voorziet in een toelage voor het begin van het schooljaar van 3 000 frank voor kinderen van de lagere school, een toelage van 5 000 frank voor leerlingen die in het middelbaar onderwijs zijn ingeschreven, een toelage van 8 000 frank voor studenten die in een hogeschool of in een universiteit zijn ingeschreven.

Kinderen van 6 tot 18 jaar hebben automatisch recht op deze toelage voor het begin van het schooljaar. De toelage zal samen met de kinderbijslag van de maand augustus betaald worden. Voor de studenten van het hoger en universitair onderwijs wordt de toelage uitgekeerd op voorwaarde dat een inschrijvingsattest wordt voorgelegd.

De kostprijs van deze maatregel kan geraamd worden op ongeveer 8,603 miljard frank (2).

Nombre d'élèves
­
Aantal leerlingen
Montant de l'allocation
spéciale scolaire
­
Bedrag van de bijzondere
toelage voor het begin
van het schooljaar
Coût budgétaire
­
Kostprijs voor de begroting
Élèves inscrits dans l'enseignement primaire. ­ Scholieren ingeschreven in het lager onderwijs 737 000 3 000 2 211 000 000
Élèves inscrits dans l'enseignement secondaire. ­ Leerlingen ingeschreven in het middelbaar onderwijs 800 000 5 000 4 000 000 000
Étudiants inscrits dans l'enseignement supérieur et universitaire. ­ Studenten ingeschreven in het hoger en universitair onderwijs 299 000 8 000 2 392 000 000
Nombre total d'enfants scolarisés. ­ Totaal aantal schoollopende kinderen 1 836 000 8 603 000 000

Artikelsgewijze toelichting

Artikelen 2 en 3

Deze artikelen beogen een toelage te verlenen voor het begin van het schooljaar aan elk kind dat recht heeft op kinderbijslagen, voor zover het minstens zes jaar oud is in ingeschreven is in een door de gemeenschappen erkende of georganiseerde onderwijsinstelling.

Het bedrag van de toelage voor het begin van het schooljaar varieert naargelang het kind de leeftijd heeft om ingeschreven te worden in het lager onderwijs, het middelbaar onderwijs of het hoger onderwijs.

Artikelen 4 en 5

Door deze artikelen wordt de toelage voor het begin van het schooljaar opgenomen in de regeling van de gezinsbijslag ten voordele van zelfstandigen.

Artikel 6

Dezelfde toelage wordt opgenomen in de regeling van de gewaarborgde gezinsbijslagen.

Georges DALLEMAGNE.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Artikel 50quinquies van de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, opgeheven bij koninklijk besluit nr. 131 van 30 december 1982, wordt hersteld in de volgende lezing :

« Art. 50quinquies. ­ Elk kind dat recht heeft op een maandelijkse kinderbijslag, ontvangt eenmaal per jaar, op het ogenblik van de betaling van de kinderbijslag van de maand augustus, eveneens een aanvullende forfaitaire toelage voor het begin van het schooljaar ten bedrage van :

­ 3 000 frank indien het kind op 31 augustus van het desbetreffende jaar minstens 6 jaar en minder dan 13 jaar oud is. Deze toelage wordt betaald samen met de kinderbijslag van de maand augustus van het lopende jaar;

­ 5 000 frank indien het kind op 31 augustus van het desbetreffende jaar minstens 13 jaar en minder dan 18 jaar oud is. Deze toelage wordt betaald samen met de kinderbijslag van de maand augustus van het lopende jaar;

­ 8 000 frank indien het kind op 1 oktober ingeschreven is in een door de gemeenschappen georganiseerde of erkende instelling voor hoger onderwijs of in een van de officiële universiteiten van het land.

De Koning bepaalt de bijkomende uitvoeringsregels van deze maatregel alsmede de wijze waarop deze bedragen geïndexeerd worden. »

Art. 3

In artikel 50septies van dezelfde wetten worden de woorden « 47 of 50ter » vervangen door de woorden « 47, 50ter of 50quinquies ».

Art. 4

Artikel 2, eerste lid, van de wet van 29 maart 1976 betreffende de gezinsbijslag voor zelfstandigen, gewijzigd door de wetten van 17 maart 1993 en 6 april 1995, wordt aangevuld met een 4º, luidende :

« 4º een toelage voor het begin van het schooljaar. »

Art. 5

In het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen wordt een artikel 22ter ingevoegd, luidende :

« Art. 22ter. ­ Elk kind dat recht heeft op een maandelijkse kinderbijslag, ontvangt eenmaal per jaar eveneens een aanvullende forfaitaire bijslag voor het begin van het schooljaar ten bedrage van :

­ 3 000 frank indien het kind op 31 augustus van het desbetreffende jaar minstens 6 jaar oud is. Deze toelage wordt betaald samen met de kinderbijslag van de maand augustus van het lopende jaar;

­ 5 000 frank indien het kind op 31 augustus van het desbetreffende jaar minstens 13 jaar en minder dan 18 jaar oud is. Deze toelage wordt betaald samen met de kinderbijslag van de maand augustus van het lopende jaar;

­ 8 000 frank indien het kind op 1 oktober ingeschreven is in een door de gemeenschappen georganiseerde of erkende instelling voor hoger onderwijs of in een van de officiële universiteiten van het land.

De Koning bepaalt de bijkomende uitvoeringsregels. »

Art. 6

Artikel 1, zevende lid, van de wet van 20 juli 1971 tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag, gewijzigd door de wet van 22 februari 1998, wordt aangevuld met een 5º, luidende :

« 5º de toelage voor het begin van het schooljaar. »

Georges DALLEMAGNE.

(1) La Libre Belgique, 25 augustus 2000 ­ « La rentrée a un prix ... ».

(2) Deze cijfers zijn gebaseerd op de statistieken van het NIS voor het schooljaar 1998-1999. Deze gegevens dienen enkel ter informatie en moeten bijgewerkt worden.