Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat


Bulletin 2-21

ZITTING 1999-2000

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Minister van Sociale Zaken en Pensioenen

Vraag nr. 334 van de heer Maertens d.d. 6 januari 2000 (N.) :
Belgische zeelieden. ­ Vissersvaartuig met Belgisch vlaggeland. ­ Sociaal statuut.

De laatste jaren werden verschillende tientallen Belgische vissersschepen door reders van Nederlandse nationaliteit opgekocht, maar om redenen van economische en fiscale aard blijven deze onder Belgische vlag varen en hebben ze hun maatschappelijke zetel in België gevestigd.

Door het koninklijk besluit van 3 februari 1999 werd de economische band van deze schepen met het vlaggeland België vastgelegd, zodat bijvoorbeeld een minimum van 50 % van de bemanning van het Nederlandse schip onder Belgische vlag uit al dan niet in België gedomicilieerde bemanningsleden van Belgische nationaliteit kan bestaan. In België vaart de bemanning van een vissersschip nochtans steeds in dienstverband als werknemer van de eigenaar-reder, de werkgever, en wordt de relatie werkgever-werknemer geregeld op basis van de « Overeenkomst wegens scheepsdienst », een wet uit 1928, alsook door artikel 12 van de wet van 5 december 1968 op de CAO's en door de artikelen 76 tot 83 van hoofdstuk IV, afdeling 1, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971. Wat het socialezekerheidsstelsel betreft waaronder de « Belgische » bemanningsleden van deze schepen vallen, zijn er juridische uitspraken die duidelijk aantonen dat deze volledig onder het Belgisch stelsel vallen. Deze werknemers vallen in de EU immers onder het socialezekerheidsstelsel van de lidstaat waar de maatschappelijke zetel van de onderneming is gevestigd. Het is derhalve onwettelijk dat deze bemanning onder een of andere vorm van zelfstandig statuut op de bedoelde schepen zou tewerkgesteld worden.

Toch zouden naar verluidt een niet gering aantal Belgische bemanningsleden op bedoelde schepen als zelfstandigen zijn tewerkgesteld onder het Nederlandse « maatschapscontract ». Dit statuut van « maatschapsvisser », dat in Nederland nog steeds wordt « gedoogd », wordt ook daar in de feiten als nep-zelfstandigenstatuut aangezien in de grijze zone van de onwettelijke socialezekerheidssystemen.

In de nieuwjaarsboodschap 2000 van de vakgroep zeevisserij van een Belgische vakbond, gepubliceerd in het informatieblad van de Belgische Rederscentrale, wordt in niet mis te verstane termen daarover gesteld : « Omdat de Belgen niet « kunnen » varen in een onwettelijk systeem, worden ze als rechtelozen op straat gezet en vervangen door opvarenden waarmee de reder de Belgische wetten naast zich neerlegt. »

Graag had ik van de minister vernomen :

1. of hij op de hoogte is van deze situatie en wat zijn beleidsopties in dit verband zijn ?

2. over hoeveel Belgische werknemers het hier gaat ?

3. op hoeveel Nederlandse vissersschepen onder Belgische vlag deze zijn tewerkgesteld ?

4. of hij over dit onderwerp met zijn Nederlandse collega reeds contact heeft opgenomen, en zo ja wanneer en met welke resultaten ? Zo neen, waarom dit nog niet is gebeurd ?

5. welke de gevolgen zijn voor de Belgische vissers die onder dit systeem blijven werken, en welke de middelen en de gevolgen zijn voor de Belgische vissers die uit het Nederlandse maatschapssysteem naar het Belgisch SZ-stelsel willen overstappen ?

6. of de minister bereid is terzake de Belgische vissers voor te lichten en welke zijn opties in dit verband dan ook zijn ?

Antwoord : 1. Ik heb de eer het geachte lid te antwoorden dat mijn administratie naar aanleiding van uw parlementaire vraag een onderzoek heeft ingesteld. Op basis van de lijst der erkende zeevissers, een lijst die wordt opgesteld en bijgehouden door het Paritair Comité van de zeevisserij nr. 143, werd voor elke erkende zeevisser nagegaan of zij onderworpen werden aan de Belgische sociale zekerheid voor werknemers. Ik kan u melden dat dit onderzoek geen onregelmatigheden in verband met het toepasselijke socialezekerheidsstelsel aan het licht heeft gebracht.

2. Het Paritair Comité van de zeevisserij nr. 143 erkent de zeevissers die in België mogen varen. Ik dien het geachte lid er op te wijzen dat het aantal zeevissers dat ik u meedeel, geen absoluut cijfer is. Erkenningen kunnen op vraag van de zeevissers terug worden ingetrokken. Daarenboven zijn niet alle door het Paritair Comité nr. 143 erkende zeevissers ook daadwerkelijk zeevarend. De Belgische zeevisserij telt zo'n 540 erkende Belgische zeevissers.

3. Aangezien niet de nationaliteit van de werkgever of de werknemer, maar wel de territorialiteit (het werken op Belgisch grondgebied) determinerend is voor de toepasselijkheid van het Belgische socialezekerheidsstelsel, is het niet mogelijk mee te delen hoeveel Belgische zeevissers tewerkgesteld zijn op Nederlandse vissersschepen met Belgische vlag. De enige cijfers die ik u kan mededelen belangen het aantal erkende zeeschepen onder Belgische vlag aan. De gehele Belgische zeevissersvloot bestaat uit 138 vissersboten. 25 daarvan zijn momenteel in handen van Nederlandse reders die varen onder Belgische vlag.

4. Gelet op het feit dat het onderzoek geen onregelmatigheden heeft aangetoond, lijkt het mij niet aangewezen contact op te nemen met mijn Nederlandse collega. Bovendien onderhoudt mijn administratie goede contacten met de Nederlandse Sociale Verzekeringsbank.

5. Er varen geen Belgische vissers onder het maatschapsysteem. Bijgevolg stellen zich geen problemen.

6. Mijn administratie werkt actief mee in de werkgroep « Statuut van de zeevisser ». Deze werkgroep, opgericht in de schoot van het Paritair Comité van de zeevisserij, bevat ook vertegenwoordigers van de ministeries van Tewerkstelling en Arbeid en Verkeer en Infrastructuur. Het biedt een platform om problemen te signaleren, om constructief naar de beste oplossing te zoeken en om de betrokken sector, indien nodig, voor te lichten.