2-59 | 2-59 |
Mme Magdeleine Willame-Boonen (PSC), rapporteuse. - Je renvoie à mon rapport écrit.
De heer Ludwig Caluwé (CVP). - Sta mij toe even te schetsen hoe de motie met betrekking tot het belangenconflict tot stand is gekomen. Bij de opmaak van het wetsontwerp met betrekking tot de herindeling van de gerechtelijke kantons tijdens de vorige regeerperiode bracht de Raad van State een advies uit. Hierin werd opgemerkt dat de bestaande faciliteiten in gerechtszaken blijkbaar uit het oog waren verloren bij de omzetting van het kanton Wolvertem naar het kanton Meise.
Het wetsontwerp werd aangepast, maar men is hierbij te ver gegaan. Men is ervan uitgegaan dat deze regeling ook moest worden toegepast in alle kantons waar faciliteiten in bestuurszaken bestaan. Dat had tot gevolg dat de regeling die bepaalt dat de hoofgriffier en de vrederechter of zijn plaatsvervanger kennis van de andere landstaal moeten hebben, ook geldt voor het kanton Ronse, een kanton in Kortrijk, een kanton in Ieper en het nieuwe kanton Herne-Sint-Pieters-Leeuw, kantons in het Nederlands taalgebied, en de kantons Aat-Lessen en Edingen-Lens in het Franse taalgebied.
Zowel tijdens de bespreking binnen de regering als nadien bij de bespreking in het parlement is deze uitbreiding niemand opgevallen. Nadien werd opgemerkt dat de regeling in feite een onbedoelde uitbreiding van de faciliteiten inhield. Omdat er nog andere fouten in het ontwerp stonden werd een herstelwet ingediend die evenwel deze aangelegenheid niet regelde.
Vervolgens werden in de Kamer amendementen ingediend om een en ander recht te zetten. Deze amendementen werden echter verworpen. Het gevolg was dat het Vlaams Parlement bijna eenparig een motie goedkeurde, die trouwens door de meerderheid was ingediend. In die motie werd gesteld dat de Vlaamse belangen door het niet aannemen van de amendementen werden geschaad.
De Senaat moet nu een advies geven over het belangenconflict dat over het wetsontwerp tot wijziging van het bijvoegsel bij het Gerechtelijk Wetboek is ontstaan. Wij hebben in deze zaak gewacht op de uitspraak van het Arbitragehof. Het Hof heeft geoordeeld dat deze zaak in wezen een opportuniteitskwestie is waarover niet een rechtbank, maar wel een politieke instelling een uitspraak moet doen. Het Hof was wel van oordeel dat, zelfs bij een marginale toetsing van de regeling, de verplichting die aan de hoofdgriffier wordt opgelegd manifest overdreven is. Wat de verplichting voor de vrederechter of zijn plaatsvervanger betreft, was het Hof van oordeel dat het niet bevoegd was een uitspraak te doen en dat een politieke instelling zich hierover moet uitspreken.
In tegenstelling tot de tekst van het advies moet de Senaat goed beseffen dat we te maken hebben met een uitbreiding van de faciliteiten in gerechtszaken. De rechtzoekende zal zich immers in genoemde kantons voortaan rechtstreeks in de andere landstaal kunnen uitdrukken. Hij zal geen beroep meer moeten doen op een tolk. Als de vrederechter zijn taal niet verstaat, kan hij vragen dat de plaatsvervanger, die de taal wel verstaat, optreedt.
De Senaat moet vandaag zijn rol van Senaat der gemeenschappen spelen.
In het verleden heeft de grondwetgever het land ingedeeld in taalgebieden om het harmonieus samenleven te bevorderen. Wie in een taalgebied gaat wonen, past zich aan en gebruikt in de officiële omgang de taal van het gebied. Bij wijze van uitzondering werden hier en daar faciliteiten toegekend. De geschiedenis heeft ons echter geleerd dat die zo beperkt mogelijk moeten worden gehouden, omdat ze vaak aanleiding geven tot interpretatieproblemen en conflicten.
Het Vlaams Parlement heeft een belangenconflict ingeleid bij de Kamer van volksvertegenwoordigers, maar eigenlijk zal ook de Franse gemeenschap de nadelen ondervinden van het wetsontwerp tot wijziging van het bijvoegsel van het Gerechtelijk Wetboek, vermits bijvoorbeeld ook de vrederechter of zijn plaatsvervanger in het kanton Aat-Lessen voortaan kennis moet hebben van de tweede landstaal.
Terloops vermeld ik dat het kanton Spa-Stavelot-Malmedy waar faciliteiten in bestuurszaken gelden, niet onder de regeling valt. Om consequent te zijn, zou men daar van de vrederechter de kennis van het Duits moeten eisen.
Ik betreur de stemuitslag in de commissie en hoop dat die anders zal zijn in plenaire vergadering. Ik herinner er nogmaals aan dat het belangenconflict het gevolg is van een nagenoeg eenparige stemming in het Vlaams Parlement over een motie ingediend door de meerderheid en hoop dan ook dat de Vlamingen in de Senaat consequent zijn en het standpunt van het Vlaams Parlement zullen volgen zodat deze manifeste uitbreiding van de faciliteiten in gerechtszaken ongedaan wordt gemaakt.
De heer Joris Van Hauthem (VL. BLOK). - Dit is het eerste belangenconflict dat de Senaat in deze legislatuur moet behandelen. De wijze waarop dat gebeurt is evenwel bedroevend en voorspelt niet veel goeds voor de toekomst.
Ik zal niet herhalen wat de heer Caluwé al heeft aangehaald. Met de wet van 25 maart 1999 tot herindeling van de gerechtelijke kantons werden in feite megakantons gecreëerd. In het gerechtelijke kanton Herne-Sint-Pieters-Leeuw bijvoorbeeld, waarin zich een taalgrensgemeente bevindt, moeten de vrederechter, zijn plaatsvervanger en de hoofdgriffier de facto tweetalig zijn of althans het bewijs leveren van een grondige kennis van de tweede landstaal.
De discussie in commissie was bedroevend. Gedurende enkele uren werd gedebatteerd over allerhande procedures, maar het merendeel van de leden van de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden heeft nauwelijks de moeite gedaan om te weten waarover het wezenlijk ging. Een unicum was alleszins de discussie over de ontvankelijkheid van de motie van het Vlaams Parlement. Er is zelfs over gestemd. Dat is vreemd, aangezien de wet van 8 augustus 1980 die bepalingen omvat over het belangenconflict, daarover niets zegt.
Ook in openbare vergadering is nog eens gestemd over de ontvankelijkheid. Ik blijf herhalen wat ik de vorige keer al heb gezegd: dit is een gevaarlijk precedent. Bovendien werd de discussie aan het arrest van het Arbitragehof gekoppeld, dat in de loop van de procedure rond het belangenconflict kon worden verwacht. Hoewel de wet ook daarover niets vastlegt, kan men dat nog redelijkerwijze aanvaarden. Grosso modo verklaarde het Arbitragehof in zijn arrest dat het gelijkheidsbeginsel effectief was geschonden en dat er geen redelijke grond of objectief criterium bestond om, met de taalvereisten die de griffier werden opgelegd, het gelijkheidsbeginsel te schenden. Bijgevolg werd artikel 11 van de wet van 25 maart 1999 vernietigd. Ook over artikel 10, dat de taalvereisten voor de vrederechter en zijn plaatsvervanger vastlegt, verklaarde het Arbitragehof dat het gelijkheidsbeginsel werd geschonden, maar dat daarvoor wel degelijk een redelijke grond was. Artikel 10 werd dus niet vernietigd. Jammer genoeg heeft dit ertoe geleid dat sommige leden van de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden van mening waren dat de motie van het Vlaams Parlement in feite niet meer geldig was omdat ze beide artikelen betrof. Ik betreur dus dat we een aantal uren hebben gediscussieerd over de ontvankelijkheid en de procedure in het algemeen, maar dat nagenoeg niemand van de commissie de grond van de zaak heeft onderzocht.
Ik daag de commissieleden dan ook uit eens aan te geven welke gemeenten door de herindeling van de gerechtelijke kantons bij elkaar zijn gevoegd en welke kantons er werden gevormd. De grote meerderheid van hen weet dat niet, omdat het hen gewoon niet interesseert. Als we de zaak even grondig bekijken, merken we dat de herindeling van de gerechtelijke kantons noodzakelijk was. Gemeenten die vroeger autonoom waren, maar deel gingen uitmaken van een groter geheel, behoorden soms nog niet tot het gerechtelijke kanton van dat grotere geheel. Niemand kan tegen een redelijke hergroepering zijn. De vraag is echter waarom zoveel gemeenten in de rand rond Brussel, in een megakanton werden gegroepeerd. Zo is er het voorbeeld van Herne-Sint-Pieters-Leeuw dat één taalgrensgemeente telt, namelijk Bever. Het gevolg is dat de vrederechter van Sint-Pieters-Leeuw verplicht is zijn grondige kennis van de andere landstaal, in casu het Frans, te bewijzen. Dit was nergens voor nodig. Tijdens de voorbereidende werkzaamheden van de taalwetgeving inzake gerechtszaken werd gezegd dat in kantons met een taalgrensgemeente de vrederechter en de griffier de andere landstaal machtig moesten zijn, maar dat die kantons best zo klein mogelijk werden gehouden. Nu komt er een megakanton waardoor de taalvereisten voor de rechter en de facto dus de faciliteiten in gerechtszaken worden uitgebreid en een omvang aannemen die niet meer te verantwoorden is. Omdat het megakanton Herne-Sint-Pieters-Leeuw de taalgrensgemeente Bever bevat, waarvan de bevolking 3,3% van het totale gerechtelijke kanton uitmaakt, moet nu ook de vrederechter van Sint-Pieters-Leeuw bewijzen dat hij een grondige kennis heeft van de andere landstaal.
De commissie en de Senaat zouden het overlegcomité kunnen adviseren de gerechtelijke kantons in dat gebied te hertekenen, zodat het kanton met de taalgrensgemeente Bever veel kleiner wordt. Spijtig genoeg getroosten tachtig of negentig procent van de leden van de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden zich niet eens de moeite om na te gaan over welke gemeenten het gaat.
In feite heeft de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden het voorstel van gemotiveerd advies dat voorligt niet eens goedgekeurd. Op de vergadering van dinsdag jongstleden werd na tien minuten discussie over de grond van de zaak aan de commissieleden de vraag gesteld of de belangen van de Vlaamse Gemeenschap werden geschaad. Het is over die vraag dat gestemd is geworden. De meerderheid en de Franstalige senatoren van de oppositie waren van oordeel dat de belangen van de Vlaamse Gemeenschap niet waren geschaad. Over het voorstel van gemotiveerd advies dat veel verder gaat dan die vraag moest dus nog worden gestemd. Het ging dan ook niet op de woensdagnamiddag alleen maar te reserveren voor de goedkeuring van het verslag.
De voorzitter. - En de vorm van het advies...
De heer Joris Van Hauthem (VL. BLOK). - Zoals ik al zei hebben de leden van de commissie de grond van de zaak niet bestudeerd. Ze hebben vooral over procedurekwesties gediscussieerd. Als dat de wijze is waarop de Senaat belangenconflicten behandelt, dan doekt men de instelling beter op.
De heer Patrik Vankrunkelsven (VU-ID). - Na deze twee uitvoerige uiteenzettingen wens ik toch even kort ons ongenoegen te laten blijken over de evolutie van dit dossier dat ontstaan is bij de herinrichting van de gerechtelijke arrondissementen. De Vlamingen en heel wat mensen van VU-ID hebben welwillend aan dit dossier meegewerkt. Op een bepaald moment stelde men vast dat uit deze hervorming een nevenwerking was ontstaan. In de nieuwe omschrijvingen was een tweetaligheid vereist, die eigenlijk niet echt gewild was bij de aanvang van de hervorming van deze wet.
In tegenstelling tot de goede wil die de Vlamingen bij de totstandkoming van deze wet aan de dag legden is er bij de Franstaligen onwil om dit ongewild neveneffect weg te werken. Dat betreur ik ten zeerste. Er is zelfs onwil om een gemotiveerd advies over een belangenconflict te geven. Van de Franstaligen valt het misschien nog te begrijpen, maar ik begrijp helemaal niet dat de Nederlandstaligen niet de moed kunnen opbrengen om zich daartegen te verzetten. Men is er in Brussel niet alleen in geslaagd om tegen de logica in de tweetaligheid van de rechters te laten vallen en een grote groep eentalige rechters aan te stellen, maar nu stemmen de Vlaamse senatoren er ook nog mee in om tweetalige rechters in een aantal Vlaamse kantons te benoemen. Dit voorspelt weinig goeds voor de verdere samenwerking tussen de gemeenschappen.
- De stemming over het voorstel van gemotiveerd advies heeft later plaats.