2-39 | 2-39 |
Mevrouw Sabine de Bethune (CVP). - Artikel 7 van de nieuwe privacywet verbiedt de verwerking van persoonsgegevens die de gezondheid betreffen. Niettemin is volgens § 2 van dat artikel het verbod om de bedoelde persoonsgegevens te verwerken niet van toepassing wanneer de verwerking noodzakelijk is voor de bevordering en de bescherming van de volksgezondheid met inbegrip van het bevolkingsonderzoek. Volgens artikel 7 §3, legt de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit en na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer de bijzondere voorwaarden vast waaraan de verwerking van de bedoelde persoonsgegevens moet voldoen.
Voor zover ik weet zijn deze uitvoeringsbesluiten nog steeds niet uitgevaardigd. Hierdoor kunnen belangrijke bevolkingsonderzoeken met betrekking tot de volksgezondheid nog steeds niet uitgevoerd worden. Ondanks de provinciale initiatieven terzake, kunnen bijvoorbeeld ruimere wetenschappelijke baarmoederhalskankeronderzoeken niet uitgevoerd worden of althans niet in de vereiste omstandigheden. Gelet op het belang van dergelijke preventieve onderzoeken voor de bestrijding van deze en andere ziektes, moeten deze uitvoeringsbesluiten dringend uitgevaardigd worden. Dit geldt trouwens niet enkel voor preventief gezondheidsonderzoek, maar voor het wetenschappelijk onderzoek in het algemeen.
Kan de minister uitsluitsel geven over deze kwestie? Waarom werden de uitvoeringsbesluiten nog altijd niet genomen? Heeft hij hieromtrent reeds een advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer gekregen? Wanneer mogen we de vereiste uitvoeringsbesluiten verwachten?
De heer Marc Verwilghen, minister van Justitie. - De wet van 8 december 1992 op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer is op 11 december 1998 gewijzigd om te beantwoorden aan de vereisten van de Europese richtlijn van 25 oktober 1995 inzake de bescherming van gegevens van persoonlijke aard. De nieuwe wet op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer is echter nog niet van kracht. De wet treedt in werking op een datum bepaald bij koninklijk besluit, ten laatste op 1 maart 2001. Bijgevolg is artikel 7, § 3, van de wet waarnaar mevrouw de Bethune verwijst, op het ogenblik evenmin van kracht.
Het ontwerp van koninklijk besluit dat de verschillende bepalingen van de nieuwe wet op de persoonlijke levenssfeer ten uitvoer legt, wordt op het ogenblik voorbereid. De vorige regering had de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer twee adviezen gevraagd. Het gaat hier om de adviezen van 8 maart 1999 en 23 juli 1999. De Raad van State verklaarde zich onbevoegd om een oordeel te vellen over het ontwerp van koninklijk besluit, omdat de toezending aan de Commissie was gebeurd zonder dat het verslag aan de Koning was bijgevoegd. Het huidige ontwerp is bijgevolg herschreven in het licht van de twee aangehaalde adviezen en het werd - en dit is echt een primeur - via de website van het ministerie van Justitie aan de bevolking voorgelegd. De binnengekomen opmerkingen worden momenteel verwerkt tot een geheel, dat binnenkort aan de Raad van State zal worden bezorgd.
Aangezien het ontwerp tot op heden de doelstelling van artikel 7, § 3, niet ten uitvoer legt, werd de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer niet verzocht om commentaar te leveren. Ze heeft trouwens evenmin gebruik gemaakt van het intiatiefrecht dat ze in deze kwestie had kunnen uitoefenen. De verwerking van de persoonsgegevens die de gezondheid betreffen, blijft dus mogelijk onder de voorwaarden van artikel 7, § 2.
Pas nadat de afdeling Wetgeving van de Raad van State advies zal hebben uitgebracht, kan de publicatie van het besluit echt worden afgerond. Ik hoop dat dit spoedig kan gebeuren, al moeten er, zoals ik heb aangetoond, toch nog heel wat hinderpalen worden weggewerkt. Niettemin verwacht ik dat binnen enkele weken het einde van de tunnel in zicht zal zijn.
Mevrouw Sabine de Bethune (CVP). - Ik hoop dat de besluiten inderdaad binnen enkele weken kunnen worden genomen en dat we niet moeten wachten op de ultieme datum van 1 maart 2001. De onderzoeken kunnen theoretisch vandaag al plaatsvinden. De betrokken onderzoekers vertellen me echter dat de wet hen oplegt om van elke persoon van wie ze gegevens verwerken, een handtekening te vragen. Dat is niet alleen administratief een zware belasting, maar het betekent ook een groter risico voor de privacy. Met andere woorden, de bestaande situatie is veel slechter dan wat men zou kunnen bereiken wanneer de nieuwe wet van kracht is.
Ik dring er bijgevolg bij de minister op aan dat hij druk uitoefent zodat hij die besluiten zo snel mogelijk kan uitvaardigen en deze, voor de volksgezondheid zo kostbare onderzoeken, in de beste omstandigheden kunnen plaatsvinden. Mijn vraag is niet politiek, maar louter maatschappelijk gemotiveerd.
De heer Marc Verwilghen, minister van Justitie. - Ik kan mevrouw de Bethune geruststellen.
Ik ben het met haar eens dat de huidige procedure log en moeilijk is. De politieke wil om de nieuwe wet zo spoedig mogelijk via koninklijke besluiten in werking te laten treden, is beslist aanwezig. Ik betreur dat we tijd hebben verloren door de procedure die in het verleden is gevolgd. Het zijn echter louter technische hinderpalen.Van kwade wil is hier echt geen sprake.