Belgische Senaat
Parlementaire handelingen
VERGADERING VAN DINSDAG 8 DECEMBER 1998
INHOUDSOPGAVE :
- VERONTSCHULDIGD :
- MEDEDELINGEN :
- Arbitragehof.
- Europees Parlement.
- MONDELINGE VRAGEN (Bespreking) :
- Mondelinge vraag van de heer Mahoux aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over « de circulaires betreffende het asielbeleid ».
- Mondelinge vraag van mevrouw Dardenne aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over « het nieuw incident in de kerncentrale van Chooz ».
- Mondelinge vraag van de heer Hatry aan de minister van Financiën over « het einde van de muntunie tussen België en Luxemburg ».
- Mondelinge vraag van mevrouw Willame-Boonen aan de minister van Buitenlandse Zaken en aan de minister van Justitie over « de Belgische kinderen die ondanks de beslissing van een Belgische rechter in Kenia gehouden worden ».
- Mondelinge vraag van de heer Verreycken aan de minister van Justitie over « de verkiezing en werking van de moslimraad ».
-
Mondelinge vraag van mevrouw Leduc aan de minister van Justitie over « de opdracht tot chemisch oplossen van een menselijk lijk ».
- Mondelinge vraag van de heer Hostekint aan de minister van Volksgezondheid en Pensioenen over « de vrije verkoop van contactlenzen ».
- WETSONTWERP EN WETSVOORSTELLEN (Bespreking) :
- Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 24 juli 1973 tot instelling van een verplichte avondsluiting in handel, ambacht en dienstverlening (Evocatie).
- Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 10 juli 1997 betreffende de valutadatum van bankverrichtingen.
- Wetsvoorstel tot aanvulling van artikel 2 van de wet van 3 juli 1998 houdende verplichting om informatie te verstrekken over de debetrente op de bij kredietinstellingen of andere rechtspersonen geopende rekeningen.
- REGELING VAN DE WERKZAAMHEDEN :
- VRAGEN OM UITLEG (Bespreking) :
- Vraag om uitleg van mevrouw Delcourt-Pêtre aan de minister van Tewerkstelling en Arbeid over « de vacante betrekkingen waarvoor er geen kandidaten zijn ».
- Vraag om uitleg van de heer Ph. Charlier aan de minister van Tewerkstelling en Arbeid over « het bepalen van objectieve criteria voor de erkenning van de representatieve werknemers- en werkgeversorganisaties in de Nationale Arbeidsraad en het geval van de Nationale Confederatie van het Kaderpersoneel ».