Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat

ZITTING 1996-1997


Bulletin 1-38

18 FEBRUARI 1997

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands ­ (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Eerste minister

Vraag nr. 36 van mevrouw de Bethune d.d. 24 januari 1997 (N.) :
Armoedeproblematiek.

Het voorbije jaar 1996 werd door de VN uitgeroepen als « Internationaal jaar van de uitbanning van armoede ».

In het Algemeen Verslag over de Armoede kunnen we lezen dat er nood is aan een andere, globale kijk op de armoedeproblematiek.

Joseph Wrésinski, oprichter van de vierde wereldbeweging, ziet het zo : « Waar mensen gedoemd zijn in armoede te leven, worden de rechten van de mens geschonden. We zijn hen verplicht ons aaneen te sluiten om die rechten te doen eerbiedigen. »

Graag had ik van de geachte minister een antwoord bekomen op de volgende vragen :

1. Wat zijn de raakvlakken tussen uw bevoegdheden en de problematiek van de mensen die in armoede leven ?

2. Welke maatregelen hebt u reeds genomen inzake armoedebestrijding ?

3. Hebt u initiatieven genomen in het kader van het « Internationaal jaar van de uitbanning van armoede » ? Zo ja, welke ? Werden hiervoor op de begroting middelen uitgetrokken ? Zo ja, hoeveel ?

4. Worden de mensen die in armoede leven zelf op een actieve manier (door overleg of door het geven van advies) betrokken bij het beleidsvoorbereidend werk binnen uw departement ?


Antwoord : Het geachte lid weet wellicht dat de eerste minister niet rechtstreeks eigen bevoegdheden uitoefent, met uitzondering van de regelgeving voor de overheidsopdrachten en sommige aspecten van de betrekkingen met de vakbonden in de openbare diensten. De rol van de eerste minister is er in hoofzaak een van coördinator van de regeringswerkzaamheden en de eerste minister ziet in deze hoedanigheid dan ook op de correcte naleving van het regeerakkoord.

In dit regeerakkoord is de problematiek van de armoedebestrijding als een essentiële opdracht ingeschreven en moeten de te nemen maatregelen steunen op de meer dan 300 concrete aanbevelingen zoals deze uit het Algemeen Verslag over de Armoede naar voor komen. Het regeerakkoord bepaalt tevens dat voor de uitvoering van deze aanbevelingen intensief zal worden gewerkt in de Interministeriële Conferentie voor Sociale Integratie, waarvan ik het voorzitterschap waarneem, en waarin ook de gemeenschappen en de gewesten vertegenwoordigd zijn. Ten slotte waarborgt het regeerakkoord de blijvende betrokkenheid van de organisaties die de belangen van de armen behartigen bij de uitvoering van het algemeen verslag. In het licht hiervan werd in de schoot van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding een overlegplatform voor deze organisaties opgericht en neemt het centrum deel aan de werkzaamheden van de conferentie. Er werd overeengekomen dat deze interministeriële conferentie drie keer per jaar zou worden samengeroepen waarop dan telkens een aantal concrete voorstellen zouden worden besproken.

Deze conferentie heeft reeds drie vergaderingen gewijd aan deze problematiek, te weten op 30 november 1995, 26 maart en 9 oktober 1996. Een volgende vergadering is voorzien in de loop van de maand maart of april.

De voorbereiding van de voorstellen en de opvolging van de beslissingen van de conferentie gebeuren in een interkabinettenwerkgroep, die maandelijks bijeenkomt onder voorzitterschap van een vertegenwoordiger van de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie.

Wat de concrete inhoud van de reeds goedgekeurde en voorbereide voorstellen betreft, is de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie het best geplaatst om deze te verduidelijken, aangezien hij de werkzaamheden coördineert en hij ook deze vraag heeft ontvangen.