Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat

ZITTING 1996-1997


Bulletin 1-47

10 JUNI 1997

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands ­ (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking, toegevoegd aan de eerste minister

Vraag nr. 45 van mevrouw de Bethune d.d. 18 oktober 1996 (N.) :
De rechten van het kind.

Op 25 november 1991 heeft België het UNO-Verdrag inzake de rechten van het kind goedgekeurd.

België heeft ondertussen zijn eerste rapport voorgelegd aan het UNO-Comité voor de rechten van het kind, dit overeenkomstig artikel 44 van het Verdrag. Op 9 juni 1995 deed dit comité een aantal suggesties en algemene aanbevelingen, op basis van de in het Belgisch rapport verstrekte gegevens.

Graag had ik van u vernomen :

1. Hoe u bijdraagt tot het in België bekend maken van de beginselen van het Verdrag inzake de rechten van het kind en tot het kindvriendelijk maken van onze samenleving ?

2. Welke artikelen van dit verdrag raakvlakken hebben met uw bevoegdheidsdomein ?

3. Welke maatregelen sedert het uitbrengen van het eerste Belgisch rapport door u genomen werden in uitvoering van het Verdrag inzake de rechten van het kind en, zo mogelijk, rekening houdend met de door het Comité voor de rechten van het kind geformuleerde suggesties en aanbevelingen ?

4. Of er binnen uw diensten een persoon of mechanisme belast is met het opvolgen van de kindvriendelijke dimensie van uw beleid ?

Zo ja, wordt er op dit vlak overleg gepleegd met andere personen en diensten ?


Antwoord : 1. De hoofdopdracht van het departement Ontwikkelingssamenwerking situeert zich uiteraard in de lage-inkomenslanden. Maar een duurzaam ontwikkelingsbeleid dat moet leiden naar het voldoen van ieders basisbehoeften, respect voor de fundamentele mensenrechten, het voorkomen van geweld en de opbouw van een democratische besluitvorming dient ook geschraagd te worden door een breed maatschappelijk draagvlak in eigen land. Daarom heeft Ontwikkelingssamenwerking de opdracht om een sensibiliseringsactie op te zetten die, via informatie, vorming en bewustmaking, uiteindelijk moet leiden tot een gedragsverandering in de eigen samenleving. Verschillende activiteiten van de informatiedienst van het departement dragen bij tot het bekend maken van de beginselen inzake de rechten van het kind en tot het kindvriendelijk maken van onze samenleving. In het tweemaandelijks tijdschrift Dimensie-3 verscheen in het juninummer van 1996 een artikel genaamd « Kinderarbeid (feiten en cijfers) ». De informatiedienst publiceerde eveneens het stripverhaal « Klas zonder grenzen » dat bestemd is voor kinderen van de lagere school en dat gratis verkrijgbaar is voor leerkrachten die het wensen te gebruiken als informatiebron over de rechten van het kind. In de reeks pedagogische brochures die door het departement Ontwikkelingssamenwerking worden uitgegeven, verschijnen binnenkort twee brochures omtrent « Kinderen in de Derde Wereld » en « Kinderen in Latijns-Amerika ». Ook worden pedagogische animatiesessies verzorgd in de scholen om jongeren te sensibiliseren voor de ontwikkelingsproblematiek. Er zijn animatiesessies met als thema « Jong zijn in het Zuiden » en « Het verdrag van de rechten van het kind ». Het departement is verder aanwezig op tal van manifestaties van universiteiten en andere organisaties. In het kader van het festival van de Franstalige film te Namen, werd op 3 oktober 1996 een colloquium georganiseerd over de rechten van het kind met aandacht voor kinderprostitutie, kinderarbeid, kinderen en oorlog en recht op onderwijs. Daarnaast werd er een subsidie toegekend aan het « Internationaal Vredescongres voor vrouwen en kinderen » dat plaats vond in Ieper van 8 tot 10 maart 1996. Er werd eveneens financiële steun verleend aan de « European Conference on Street Children » die werd georganiseerd in Amsterdam van 20 tot 23 juni 1996. Deze activiteiten tonen aan dat het thema van de kinderrechten en het kindvriendelijk maken van de maatschappij ruime aandacht krijgen in mijn beleid.

2. Het is hoofdzakelijk het ministerie van Buitenlandse Zaken dat zich inlaat met de internationale dimensie van de aangelegenheden die het voorwerp uitmaken van de verdragsbepalingen, en meer bepaald met de artikelen 2, 11, 19, 21, 22, 30, 34, 35 en 38 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de Rechten van het Kind. Wel wens ik de aandacht van het geachte lid te vestigen op het feit dat mijn departement diverse activiteiten die de maatschappij in de lage-inkomenslanden kindvriendelijker willen maken helpt financieren. In het kader van de multilaterale samenwerking heb ik de bijdrage aan Unicef in 1996 verhoogd tot 100 miljoen frank. Deze bijdrage bedroeg 85 miljoen frank in 1995 en 80 miljoen frank van 1991 tot 1994. Via de Internationale Arbeidsorganisatie steunt mijn departement in Indonesië, Thailand en Vietnam sinds augustus 1995 het project « Worker's education assistance to strengthen trade union action on women workers in view of child labour in selected South East Asian Countries » (1 400 000 dollar). Via de medefinanciering van niet-gouvernementele organisaties worden talrijke projecten gefinancierd die als doel hebben de levensomstandigheden van de kinderen te verbeteren.

3. De suggesties en aanbevelingen van het Comité voor de Rechten van het Kind behelzen maatregelen om de Belgische wetgeving en het Belgisch beleid aan te passen aan de bepalingen van het verdrag en zijn dus niet rechtstreeks van toepassing op de ontwikkelingssamenwerking.

4. Binnen mijn administratie is er geen specifieke persoon belast met het opvolgen van de kindvriendelijke dimensie van het beleid. Gelet op het feit dat de mens centraal staat in mijn beleid, is de opvolging van de kindvriendelijkheid voor alle medewerkers van mijn diensten een permanente opdracht.