(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans
Het jaarverslag van het Algemeen Bestuur ontwikkelingssamenwerking 1993-1994 bevat een interessant overzicht van gegevens over de activiteiten en de werking van het bestuur.
Vanuit het oogpunt van gelijke kansen voor vrouwen en mannen is het belangrijk dat onder het zesde hoofdstuk « Bijzondere programma's en transsectoriële activiteiten » een specifieke paragraaf is opgenomen onder de hoofding « Vrouwen en ontwikkeling ».
Hierbuiten wordt slechts op impliciete wijze verwezen naar de « gender »-invalshoek, met name onder de hoofding 5.3 « landbouw », waar FAO-projecten worden besproken, waaronder steun aan vrouwenbewegingen in de streek van Kayes in Mali, en de hoofding 5.9 « varia », waar het UNIFEM, het VN-Ontwikkelingsfonds voor de vrouw, aan bod komt.
Betreurenswaardig is echter het gebrek aan naar geslacht opgesplitste cijfergegevens in het verslag in zijn geheel.
Uit het verslag kan bijvoorbeeld niet afgeleid worden welk bedrag van de totale ABOS-hulp van 21 187,71 miljoen frank werd besteed aan projecten die gericht zijn op de vrouwelijke doelgroep.
Nochtans worden de ABOS-uitgaven wel degelijk geventileerd overeenkomstig de geografische spreiding en de spreiding per categorie of per sector.
In sommige internationale publikaties wordt er wél naar gestreefd om de spreiding naar geslacht uit te drukken.
Zo heeft de Wereldbank in een aantal van haar publikaties de « gender »-dimensie ingebracht.
Ontegensprekelijk is het niet zo evident om in ieder project precies dat aandeel te bepalen dat vrouwen ten goede komt (alle projecten worden immers verondersteld minstens impliciet ten goede te komen aan vrouwen).
De Wereldbank heeft er echter in het verleden reeds meerdere malen op gewezen dat naar geslacht opgesplitste data essentiële informatie opleveren naar het beleid toe.
In het ABOS-verslag worden evenmin naar geslacht opgesplitste statistieken aangereikt wanneer referentie wordt gemaakt naar personen.
Dit geldt zowel voor de cijfers met betrekking tot het ABOS-personeel in het algemeen, de ABOS-coöperanten, de door het ABOS gesubsidieerde NGO-coöperanten, de VN-vrijwilligers, de assistent-deskundigen als voor de cijfers met betrekking tot de inwoners van ontwikkelingslanden aan wie studie- en stagebeurzen worden toegekend en de studenten uit ontwikkelingslanden wier universitaire studiekosten in België gefinancierd worden.
Recent nog werd in de platformtekst voor aktie van de vierde UNO-Wereldconferentie voor vrouwen (Peking, september 1995) sterk de klemtoon gelegd op het feit dat er dringend werk moet worden gemaakt van het opsplitsen van cijfermateriaal naar geslacht (Strategic objective H.2. : Integrate gender perspectives in legislation, public policies, programmes and projects ).
In het licht hiervan had ik graag van de geachte staatssecretaris een antwoord vernomen op volgende vragen :
1. Welk aandeel van de totale ABOS-hulp ten bedrage van 21 187,71 miljoen frank wordt besteed aan projecten die specifiek gericht zijn op de vrouwelijke doelgroep ?
2. Welke is de verhouding tussen vrouwen en mannen binnen de belangrijkste categorieën van actoren van de coöperaties, al dan niet personeel van het ABOS, per niveau ?
3. Welke is de verhouding tussen vrouwen en mannen bij diegenen die als inwoners van een ontwikkelingsland genieten van een studie- of stagebeurs ?
4. Welke is de verhouding tussen vrouwen en mannen bij diegenen wier universitaire studiekosten in België gefinancierd worden ?
5. Zal het ABOS-verslag 1994-1995 wel degelijk aangevuld worden met naar geslacht opgesplitste statistieken ?