Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat

ZITTING 1995-1996


Bulletin 1-8

16 JANUARI 1996

Vragen waarop niet werd geantwoord binnen de tijd bepaald door het reglement
(Art. 66 van het reglement van de Senaat)

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands ­ (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Minister van Buitenlandse Zaken

Vraag nr. 23 van mevrouw de Bethune d.d. 6 december 1995 (N.) :
Vrouwen. ­ Beleidsintenties.

De vierde UNO-Vrouwenconferentie in Peking, begin september 1995, betekent een krachtige en mondiale impuls ter verbetering van de rechten en de positie van de vrouw.

De platformtekst voor actie van deze conferentie bevat immers een hele reeks concrete doelstellingen en maatregelen teneinde een gelijke deelname van vrouwen en mannen aan het maatschappelijk, cultureel en economisch leven te realiseren.

Ook België heeft deze tekst aanvaard en heeft er zich bijgevolg toe verbonden de erin vervatte doelstellingen en maatregelen te vertalen in haar beleid.

Vanuit een gender-perspectief bekeken bevat de beleidsnota van de minister van Buitenlandse Zaken de doelstelling in zijn buitenlands beleid ondermeer de klemtoon te leggen op het statuut van de vrouw.

Gelijke behandeling van man en vrouw is verre van een realiteit, aldus de beleidsnota. De nota stelt verder dat België om deze reden, in het verlengde van de resultaten van de vierde Wereldvrouwenconferentie zal ijveren voor deelname van vrouwen in alle geledingen ­ vooral de hogere geledingen ­ van de maatschappij, voor hun toegang tot de arbeidsmarkt en tot de sociale zekerheid. Ook de bestrijding van het geweld tegen vrouwen in al zijn vormen wordt als prioritair beschouwd.

De nota bevat echter geen gegevens over hoe de minister van Buitenlandse Zaken concreet gestalte wil geven aan zijn beleid ter bevordering van het statuut van de vrouw.

Zo denken wij bijvoorbeeld dat op het vlak van de mensenrechten België een voortrekkersrol moet spelen op het gebied van de bescherming van de rechten van de vrouw. België moet in die landen waar de mensenrechten van vrouwen geschonden worden een opheffing eisen van de vrouwdiscriminerende wetgeving en een hervorming van de discriminerende politieke en economische structuren. De eerbiediging van de mensenrechten van de vrouw zou daadwerkelijk door België moeten worden gebruikt als basis voor haar bilaterale betrekkingen.

Andere belangrijke punten, die behoren tot de bevoegdheid van de minister en waar concrete actie dient te worden genomen, zijn bijvoorbeeld : het krachtdadig optreden tegen mensenhandel, het erkennen als asielgrond van vervolging op grond van geslacht en de erkenning van de sleutelpositie van vrouwen in de ontwikkelingssamenwerking.

Tenslotte willen we erop wijzen dat België het UNO-Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen van 18 december 1979 nog steeds niet integraal heeft bekrachtigd.

Graag had ik dan ook van de geachte minister een antwoord vernomen op volgende vragen :

1. Wat zijn zijn concrete beleidsintenties naar vrouwen toe ?

2. Hoe denkt hij werk te maken van de aanbevelingen die werden genomen in de platformtekst voor actie van de vierde UNO-Vrouwenconferentie ?

3. Zal hij in zijn kabinet en/of administratie een medewerk(st)er of (werk)groep uitdrukkelijk belasten met het opvolgen van de gender-dimensie in zijn beleid ?