Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat

ZITTING 1996-1997


Bulletin 1-33

3 DECEMBER 1996

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands ­ (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking, toegevoegd aan de Eerste minister

Vraag nr. 44 van mevrouw de Bethune d.d. 4 oktober 1996 (N.) :
De gezinsdimensie van het beleid van de staatssecretaris.

De tekst van deze vraag is dezelfde als van vraag nr. 66 aan de minister van Vervoer, die hiervoor werd gepubliceerd (blz. 1651).


Antwoord : 1. De Belgische ontwikkelingssamenwerking stelt de menselijke persoon centraal. Mijn beleid concentreert zich dan ook prioritair op het bereiken van duurzame menselijke ontwikkeling en op de bestrijding van fysische armoede in de ontwikkelingslanden. Bij de implementatie van projecten en programma's inzake ontwikkelingssamenwerking wordt voortaan prioritair aandacht besteed aan het scheppen van tewerkstelling, betere arbeidsvoorwaarden, verhoging van de familiale koopkracht, versterking van het sociale vangnet en de groepssolidariteit en verhoging van de inspraak van de bevolking in hun ontwikkeling. Mijn beleid is er duidelijk op gericht om aan alle gezinsleden kansen te bieden tot ontplooiing en welzijn.

Ik wens ook bijzondere aandacht te besteden aan de meest kansarme en gemarginaliseerde fracties van de maatschappij in de ontwikkelingslanden. Uit het Wereldrapport inzake de menselijke ontwikkeling van het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties (UNDP) blijkt dat 70 pct. van de armen en twee derden van de analfabeten vrouwen zijn. Eénoudergezinnen met vrouwen als gezinshoofd behoren vaak tot de meest kansarme fracties van de bevolking in de ontwikkelingslanden en verdienen dan ook onze prioritaire aandacht. Sinds de genocide in Rwanda in 1994 wordt het aantal vaderloze gezinnen op 70 pct. geraamd.

2. Jarenlang werd ontwikkeling gelijkgesteld met economische groei. De ervaring heeft echter geleerd dat economische groei niet noodzakelijk leidt tot een verbetering van de levenssituatie van de allerarmsten. Ik heb dan ook in mijn Toekomstplan voor de Belgische ontwikkelingssamenwerking gesteld dat de directe bilaterale samenwerking slechts kan tussenkomen in een beperkt aantal sectoren die op een rechtstreekse wijze bijdragen tot de bestrijding van armoede en geweldpreventie en waarbij de betrokkenen zelf in de mogelijkheid worden gesteld om hun levenssituatie en deze van de volgende generaties te verbeteren. Ik zal me daarom concentreren op de sociale basissectoren (gezondheidszorg, onderwijs en vorming, landbouw en voedselzekerheid, basisinfrastructuur en maatschappij-opbouw). Mijn beleid is er dus op gericht om de meest kansarme gezinnen (in hun diverse leefvormen) te ondersteunen.

3. Er bestaan tot op heden nog geen specifieke maatregelen om het solidariteitsversterkend en gezinsvriendelijk karakter van de door mij genomen maatregelen te toetsen. Het Toekomstplan voor de Belgische ontwikkelingssamenwerking voorziet dat het departement een bijzondere aandacht moet besteden aan de evaluatie van de samenwerkingsprogramma's. Bij deze evaluatie zal het accent liggen op de beoordeling van de realisatie van de vooropgezette doelstellingen en op aanbevelingen voor een aangepast beleid.

4. Er werd nog geen gezinseffectenrapport gemaakt van de door mij genomen maatregelen. Het lijkt mij dan ook moeilijk om in de diverse landen waar België met zijn ontwikkelingssamenwerking aanwezig is en waar ons land vaak slechts een kleine donor is, specifiek te peilen naar de gezinseffecten van de door mijn departement uitgevoerde projecten en programma's.

5. Gezinnen worden niet rechtstreeks op een actieve manier betrokken bij het beleidsvoorbereidend werk binnen mijn departement. Wel wens ik de identificatie van ontwikkelingsprojecten uit te voeren in gezamenlijk overleg met de lokale overheden en sociale groeperingen.