(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans
De wet van 20 juli 1990 beoogt de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in adviesorganen te bevorderen.
Deze wet vaardigde een eerste concrete algemene maatregel uit die slaat op alle organen die in hoofdzaak tot doel hebben advies te verlenen op het federale beleidsniveau.
Het regelt de voordrachtprocedure van kandidaten tot een adviesorgaan op die wijze dat door elke voordragende instantie de kandidatuur van minstens één man en één vrouw dient te worden voorgedragen voor elk te begeven mandaat (artikel 2, § 1).
Hiervan kan slechts worden afgeweken indien er onmogelijk aan kan worden voldaan en mits uitdrukkelijke motivering, opgenomen in de benoemingsakte (artikel 2, § 2).
In 1991 bracht de regering een schriftelijk verslag aan de Wetgevende Kamers over de uitvoering van deze wet.
Thans is deze problematiek weer bijzonder actueel.
De platformtekst voor actie van de vierde UNO-Wereldconferentie voor vrouwen (Peking, september 1995), die door België werd aanvaard, stelt immers dat de verschillende landen een evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen dienen na te streven in alle beleidsorganen.
Meer in het bijzonder heeft de regering zich in haar programma ertoe verbonden een initiatief te nemen om de aanwezigheid van vrouwen in publieke advies- en beheersorganen te stimuleren.
Graag had ik dan ook van de geachte minister een antwoord op volgende vragen gekregen :
1. Welke is de lijst van de adviesorganen, ressorterend onder zijn bevoegdheid, die onder de toepassing vallen van bovenvermelde wet van 20 juli 1990 ?
2. Welke is de respectieve verhouding (anno 1995) tussen mannen en vrouwen in de door de eerste vraag geviseerde adviesorganen in de functie van voorzit(s)ter, effectief lid en plaatsvervangend lid ?
3. Voor welke adviesorganen waren er, sinds het aantreden van deze regering, overeenkomstig artikel 2, § 1, van deze wet, één of meerdere mandaten te begeven ?
4. Werd door elke voordragende instantie de verplichting nageleefd per mandaat de kandidaturen van minstens één man en één vrouw voor te dragen ?
5. In hoeveel gevallen werd hierbij beroep gedaan op artikel 2, § 2, van de wet ?
Antwoord : Hierbij heb ik de eer het geachte lid volgende gegevens te verstrekken als antwoord op zijn parlementaire vraag betreffende de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in adviesorganen.
I. Bestuur voor het landbouwbeleid
1 en 2. a) Fonds voor scheepsjongens (koninklijk besluit van 31 december 1975) :
Geen vrouwen, op 10 leden;
Geen plaatsvervangende leden;
Voorzitter : mannelijk.
b) Adviescommissie visserijprojecten (koninklijk besluit van 5 mei 1973) :
1 vrouw op 12 leden;
Geen vrouwen bij de plaatsvervangende leden;
Voorzitter : mannelijk.
c) Overlegcommissie visvergunningen (koninklijk besluit van 21 juni 1994) :
1 vrouw op 10 leden;
3 vrouwen bij de plaatsvervangende leden;
Voorzitter : mannelijk.
3. Nihil.
4. Neen, de vraag werd op democratische wijze voorgelegd aan de betreffende organisaties, die, volledig vrij, mandaten hebben voorgedragen.
5. Nihil.
II. Bestuur voor het landbouwproduktiebeheer
Geen adviesorganen die onder de toepassing van deze wet vallen.
III. Bestuur voor de kwaliteit van de grondstoffen en de plantaardige sector
A. Grondstoffen en verwerkte produkten
1 en 2. a) Erkenningscomité voor de bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik :
Voorzitter : mannelijk;
Effectieve leden (waaronder de voorzitter) : 5 mannen en 2 vrouwen;
Plaatsvervangende leden : 6 mannen en 1 vrouw.
b) Raadgevend Comité bij het begrotingsfonds voor de grondstoffen :
Voorzitter : mannelijk;
Effectieve leden (waaronder de voorzitter) : 9 mannen en 1 vrouw;
Plaatsvervangende leden : 8 mannen en 1 vrouw.
c) Stuurgroep betreffende de verplichte controle van de spuittoestellen :
Voorzitter : mannelijk;
Effectieve leden (waaronder de voorzitter) : 14 mannen en 1 vrouw;
Plaatsvervangende leden : 15 mannen.
3. a) Erkenningscomité voor de bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik :
Sinds het aantreden van deze regering waren er geen mandaten te begeven voor dit comité.
b) Raadgevend Comité bij het Begrotingsfonds voor de grondstoffen :
Sinds het aantreden van deze regering is de samenstelling van dit comité volledig vernieuwd geworden.
c) Stuurgroep betreffende de verplichte controle van de spuittoestellen :
De benoeming van de leden van deze stuurgroep die de administratie vertegenwoordigen, is gebeurd op grond van hun functie (zie artikel 13 van het ministerieel besluit van 9 juni 1995 betreffende de verplichte controle van spuittoestellen).
4. a) Erkenningscomité voor de bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik :
Nihil.
b) Raadgevend Comité bij het Begrotingsfonds voor de grondstoffen :
De verplichting, per mandaat de kandidaturen van minstens één man en één vrouw voor te dragen, werd niet door alle voordragende instanties nageleefd.
c) Stuurgroep betreffende de verplichte controle van de spuittoestellen :
Voor de overige leden kon de verplichting, per mandaat de kandidatuur van minstens één man en één vrouw voor te dragen, niet nageleefd worden door de voordragende instanties.
5. a) Erkenningscomité voor de bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik :
Nihil.
b) Raadgevend Comité bij het Begrotingsfonds voor de grondstoffen :
Een van de voordragende instanties heeft hiertoe een bijzondere motivering opgenomen in het voordrachtdocument (artikel 2, § 2, van de wet).
c) Stuurgroep betreffende de verplichte controle van de spuittoestellen :
Nihil.
B. Planten en plantaardige produkten
1 en 2. a) Raad van het Begrotingsfonds voor de produktie en de bescherming van planten en plantaardige produkten :
Voorzitter : mannelijk;
Effectieve leden (waaronder de voorzitter) : 21 mannen;
Plaatsvervangende leden : 15 mannen en 3 vrouwen.
b) Comité voor de samenstelling van de nationale rassencatalogus voor landbouwgewassen en Comité voor de samenstelling van de nationale rassencatalogus voor groentengewassen :
Voorzitter : mannelijk;
Effectieve leden (waaronder voorzitter) : 10 (9 + secretaris) : 9 mannen en 1 vrouw (secretaris);
Er zijn geen plaatsvervangers voorzien, maar de leden kunnen zich laten vervangen door een afgevaardigde.
3 en 4. a) Raad van het Begrotingsfonds voor de produktie en de bescherming van planten en plantaardige produkten :
Sinds het aantreden van deze regering is de samenstelling van deze raad niet gewijzigd.
Voor de benoeming van de leden-ambtenaren werd er in hoge mate rekening gehouden met de functie welke ze waarnamen in de schoot van de administratie.
b) Comité voor de samenstelling van de nationale rassencatalogus voor landbouwgewassen en Comité voor de samenstelling van de nationale rassencatalogus voor groentengewassen :
De mandaten zijn niet op naam maar, hetzij gebonden aan een functie in de schoot van de administratie, hetzij aangewezen door de faculteiten voor landbouwwetenschappen.
5. a) Raad van het Begrotingsfonds voor de produktie en de bescherming van planten en plantaardige produkten :
De benoeming van de leden van de beroepssector werd gedaan op basis van voorstellen van de sector. Deze laatste maakte zijn voorstellen op basis van de vertegenwoordiging en de beschikbaarheid van betreffende personen.
b) Comité voor de samenstelling van de nationale rassencatalogus voor landbouwgewassen en Comité voor de samenstelling van de nationale rassencatalogus voor groentengewassen :
Deze comités werden opgericht vóór het in werking treden van de wet (1975 en 1979) en sindsdien deed zich geen wijziging voor in de afvaardiging van de faculteiten voor landbouwwetenschappen.
IV. Bestuur voor de dierengezondheid en de kwaliteit van de dierlijke produkten
A. Veterinaire diensten
1 en 2. a) Raad van het Fonds voor de gezondheid en de produktie van dieren :
17 mannen en 1 vrouw.
b) Werkgroepen van het fonds :
· Runderen : 22 mannen en geen vrouw;
· Varkens : 25,5 mannen en 2,5 vrouwen (de « halve » leden ontstaan uit het feit dat elk lid een plaatsvervanger heeft die bij sommige leden van het andere geslacht zijn dan zijzelf);
· Pluimvee : 24 mannen en 2 vrouwen;
· Overlegcomité Sanitel : 8 mannen en geen vrouw;
· Overlegcomité Sanitel V (deelneming, op een « ad hoc »-basis, vanuit de Verbonden voor dierenziektebestrijding, die hierbij soms een dame afvaardigen).
c) Raad voor het dierenwelzijn :
16 mannen en 3 vrouwen.
d) Dierentuinencommissie :
8 mannen en geen vrouw.
e) Deontologisch Comité voor proefdieren :
35 mannen en 1 vrouw.
f) Wetenschappelijk Comité CITES :
25 mannen en 1 vrouw.
3, 4 en 5. Nihil.
B. Kwaliteit van de dierlijke produkten
1 en 2. a) Werkgroepen van het fonds :
· Rundveeteelt : 27 mannen en 1 vrouw;
· Varkensfokkerij : 6 mannen en 1 vrouw;
· Zuivel : 22 mannen en geen vrouw.
b) Genetische commissies :
· Runderen : 9 mannen en 1 vrouw;
· Rijpaarden : 6 mannen en 2 vrouwen;
· Schapen : 11 mannen en geen vrouw.
c) Commissie voor de melkcontrole
3, 4 en 5. Nihil.
V. Bestuur onderzoek en ontwikkeling
A. Landbouwkundig onderzoek
1 en 2. a) De Wetenschappelijke Raad van het Centrum voor landbouwkundig onderzoek te Gent :
Voorzitter : mannelijk;
Effectieve leden : 9 mannen.
b) De Wetenschappelijke Raad van het Centrum voor landbouwkundig onderzoek te Gembloux :
Voorzitter : mannelijk;
Effectieve leden : 9 mannen.
c) De Wetenschappelijke Raad van de Nationale Plantentuin van België :
Voorzitter : mannelijk;
Effectieve leden : 5 mannen.
d) De Wetenschappelijke Raad van het Nationaal Instituut voor diergeneeskundig onderzoek :
Voorzitter : mannelijk;
Effectieve leden : 5 mannen.
e) De Wetenschappelijke Raad van het Instituut voor scheikundig onderzoek :
Voorzitter : mannelijk;
Effectieve leden : 5 mannen.
f) De Wetenschappelijke Raad van het Landbouweconomisch Instituut :
Voorzitter : mannelijk.
Effectieve leden : 5 mannen.
g) De jury voor werving en bevordering van het Centrum voor landbouwkundig onderzoek te Gent :
Voorzitter : mannelijk;
Effectieve leden : 5 mannen.
h) De jury voor werving en bevordering van het Centrum voor landbouwkundig onderzoek te Gembloux :
Voorzitter : mannelijk;
Effectieve leden : 5 mannen.
i) De jury voor werving en bevordering van de Nationale Plantentuin van België :
Voorzitter : mannelijk;
Effectieve leden : 5 mannen.
j) De jury voor werving en bevordering van het Nationaal Instituut voor diergeneeskundig onderzoek :
Voorzitter : mannelijk;
Effectieve leden : 5 mannen.
k) De jury voor werving en bevordering van het Instituut voor scheikundig onderzoek :
Voorzitter : mannelijk;
Effectieve leden : 5 mannen.
l) De jury voor werving en bevordering van het Landbouweconomisch Instituut :
Voorzitter : mannelijk;
Effectieve leden : 5 mannen.
3. Sinds het aantreden van de huidige regering, werd geen enkel nieuw mandaat toegekend in deze adviesorganen.
4. Niet ter zake.
5. In geen enkel geval werd beroep gedaan op artikel 2, § 2, van de wet.
B. Ontwikkeling
1 en 2. a) Hoge Tuinbouwraad :
36 leden : 36 mannen, 0 vrouwen.
b) Nationale Landbouwraad :
71 leden : 67 mannen, 4 vrouwen.
3. Nihil.
4. Nihil.
5. Nihil.
VI. Bestuur voor het sociaal statuut van de zelfstandigen
1 en 2. Het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen heeft het secretariaat van één adviesorgaan dat onder de toepassing valt van de wet van 20 juli 1990, namelijk het Algemeen Beheerscomité voor het sociaal statuut van de zelfstandigen.
In het hierboven genoemde adviesorgaan is de respectievelijke verhouding mannen en vrouwen (anno 1995) :
Werkende leden : 15 mannen;
Plaatsvervangende leden : 12 mannen en 2 vrouwen.
3. In datzelfde adviesorgaan was er één mandaat te begeven als vertegenwoordiger van de minister van Sociale Zaken en één mandaat als vertegenwoordiger van de minister van Pensioenen.
4. Voor de beide mandaten vermeld onder 3 werd de procedure ingezet en werd door de bevoegde ministers, respectievelijk de minister van Sociale Zaken en de minister van Pensioenen, slechts 1 naam voorgedragen.
5. In geen geval werd beroep gedaan op artikel 2, § 2, van de wet van 20 juli 1990.