(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans
Op 18 oktober 1996, stelde ik u onder nr. 20 (bulletin van Vragen en Antwoorden , Senaat, nr. 33 van 3 december 1996, blz. 1623) de volgende vraag betreffende het in rand vermelde onderwerp :
« Op 25 november 1991 heeft België het UNO-Verdrag inzake de rechten van het kind goedgekeurd.
België heeft ondertussen zijn eerste rapport voorgelegd aan het UNO-Comité voor de rechten van het kind, dit overeenkomstig artikel 44 van het Verdrag. Op 9 juni 1995 deed dit comité een aantal suggesties en algemene aanbevelingen, op basis van de in het Belgisch rapport verstrekte gegevens.
Graag had ik van u vernomen :
1. Hoe u bijdraagt tot het in België bekend maken van de beginselen van het Verdrag inzake de rechten van het kind en tot het kindvriendelijk maken van onze samenleving ?
2. Welke artikelen van dit verdrag raakvlakken hebben met uw bevoegdheidsdomein ?
3. Welke maatregelen sedert het uitbrengen van het eerste Belgisch rapport door u genomen werden in uitvoering van het Verdrag inzake de rechten van het kind en, zo mogelijk, rekening houdend met de door het Comité voor de rechten van het kind geformuleerde suggesties en aanbevelingen ?
4. Of er binnen uw diensten een persoon of mechanisme belast is met het opvolgen van de kindvriendelijke dimensie van uw beleid ?
Zo ja, wordt er op dit vlak overleg gepleegd met andere personen en diensten ? »
Tot op heden mocht ik dienaangaande nog geen antwoord ontvangen. Derhalve ben ik zo vrij deze vraag opnieuw aan u voor te leggen. Mag ik aandringen op een spoedige mededeling van uw standpunt ?
Antwoord : Het geachte lid gelieve hierna het antwoord op haar vraag te vinden.
Hoewel mijn diensten de federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden (DWTC) niet bevoegd zijn inzake de rechten van het kind, staan ze in voor de leiding en het beheer van een programma van wetenschappeljk onderzoek ter ondersteuning van het justitieel beleid. Conform de beslissing van de Ministerraad van 6 december 1996, werd aldus 6 miljoen frank toegekend voor de activiteiten van de commissie van experts inzake de rechten van het kind. Deze commissie werd ingesteld naar aanleiding van de « Ronde tafel » op het Koninklijk Paleis met de ouders van verdwenen kinderen.
De DWTC steunden eveneens, in het kader van het programma « Rechtsbescherming van de burger », al in 1994 en 1995 twee projecten. Het eerste, onder leiding van professor Verhellen van de RUG, had betrekking op de bescherming van de rechten van het kind. Het tweede, waarvoor professor Eliaerts van de VUB verantwoordelijk was, betrof de proceswaarborgen voor minderjarigen.