Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat


Bulletin 1-77

ZITTING 1997-1998

Vragen waarop niet werd geantwoord binnen de tijd bepaald door het reglement
(Art. 66 van het reglement van de Senaat)

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Vice-eerste minister en minister van Economie en Telecommunicatie, belast met Buitenlandse Handel

Vraag nr. 1126/2 van mevrouw de Bethune d.d. 9 juni 1998 (N.) :
Rechten van het kind.

Door de ondertekening van het Verdrag inzake de rechten van het kind heeft België er zich toe verplicht de in dit verdrag erkende rechten in praktijk te brengen en te realiseren.

Het Verdrag inzake de rechten van het kind heeft een zogenaamd comprehensief karakter en is bijgevolg gericht op de bescherming van kinderen op alle domeinen. Het is dan ook de taak van alle regeringsleden om een beleid te voeren dat maximaal tegemoet komt aan de bepalingen van dit Verdrag. Waar het de belangen en de rechten van kinderen betreft zijn immers alle beleids- en bevoegdheidsdomeinen relevant.

In oktober 1996 polste ik bij alle regeringsleden naar de aandacht die zij binnen hun beleidsdomein besteden aan de rechten en de belangen van kinderen, in uitvoering van het Verdrag inzake de rechten van het kind.

Aangezien deze thematiek de constante aandacht vergt en de volgehouden politieke wil om de belangen en de rechten van kinderen daadwerkelijk te vrijwaren en te beschermen, acht ik het aangewezen om door middel van volgende vragen een overzicht te krijgen van de huidige stand van zaken :

1. Welke zijn de maatregelen die u in 1997 en 1998 hebt genomen ter behartiging van de belangen en de rechten van het kind en in uitvoering van het Verdrag inzake de rechten van het kind ?

2. Werd er binnen uw diensten een persoon of mechanisme belast met het opvolgen van de kindvriendelijke dimensie van uw beleid ?

Zo neen, waarom niet ?

Zo ja, hoe heeft deze persoon of dit mechanisme in 1997 en 1998 zijn taken vervuld ?

3. Heeft er in 1997 en 1998 overleg of samenwerking plaatsgevonden tussen uw diensten en de Nationale Commissie voor de rechten van het kind enerzijds en de Interministeriële Conferentie voor de bescherming van de rechten van het kind anderzijds ?