1-158

1-158

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCE DU JEUDI 22 JANVIER 1998

VERGADERING VAN DONDERDAG 22 JANUARI 1998

(Vervolg-Suite)

MONDELINGE VRAAG VAN DE HEER STAES AAN DE STAATSSECRETARIS VOOR VEILIGHEID, TOEGEVOEGD AAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN STAATSSECRETARIS VOOR MAATSCHAPPELIJKE INTEGRATIE EN LEEFMILIEU, TOEGEVOEGD AAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID OVER « DE ENGAGEMENTEN VAN BELGIË IN KYOTO »

QUESTION ORALE DE M. STAES AU SECRÉTAIRE D'ÉTAT À LA SÉCURITÉ, ADJOINT AU MINISTRE DE L'INTÉRIEUR ET SECRÉTAIRE D'ÉTAT À L'INTÉGRATION SOCIALE ET À L'ENVIRONNEMENT, ADJOINT AU MINISTRE DE LA SANTÉ PUBLIQUE SUR « LES ENGAGEMENTS DE LA BELGIQUE À KYOTO »

De voorzitter. ­ Aan de orde is de mondelinge vraag van de heer Staes aan de staatssecretaris voor Veiligheid, Maatschappelijke Integratie en Leefmilieu.

Het woord is aan de heer Staes.

De heer Staes (CVP). ­ Mijnheer de voorzitter, tijdens de klimaatconferentie te Kyoto nam België het engagement op zich om de uitstoot van CO2 met 8 % te verminderen in vergelijking met 1990. Het is ons echter niet eens gelukt onze vorige beloften, de stabilisering van de uitstoot op het niveau van 1990, na te leven. Integendeel, tussen 1990 en 1996 steeg het gehalte met 6 tot 8 %.

De in Kyoto aangegane verbintenis houdt onder meer in dat de uitstoot van kooldioxyde in België met 14 à 15 % wordt verminderd. Dit is niet niks. Hoe gaat België dit aanpakken ? Er is al enige tijd overheen gegaan. Ik veronderstel dat de besluiten van Kyoto inmiddels zijn getoetst aan de praktische uitvoering. Hoe zit de timing in elkaar ? Wie zal de controle op zich nemen ? Zijn er evaluaties gepland teneinde te vermijden dat we weer eens voor een voldongen feit worden geplaatst ? Zullen de resultaten van de periodieke controles worden bekendgemaakt ?

De voorzitter. ­ Het woord is aan staatssecretaris Peeters.

De heer Peeters, staatssecretaris voor Veiligheid, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Leefmilieu, toegevoegd aan de minister van Volksgezondheid. ­ Mijnheer de voorzitter, de Belgische regering zal het engagement van 1991, bevestigd in 1994, om de CO2 -emmissies tegen 2000 met 5 % te reduceren, inderdaad niet kunnen nakomen. Onlangs heeft de VITO trouwens bekendgemaakt, dat die emissies tegen 2000 5 à 6 % zullen stijgen.

De Belgische regering heeft de engagementen van 1991 en 1994 steeds gekoppeld aan de invoering van een Europese maatregel inzake een CO2 -energieheffing. Als land met een open economie beseften we dat een Europees instrument essentieel is om een energiereductieprogramma te realiseren.

Slechts drie landen van de Europese Unie zullen erin slagen de beloften van 1991 en 1994 na te komen. Duitsland profiteert van de eenmaking van het land en van de massale desindustrialisering in Oost-Duitsland. Door de sluiting van de steenkoolmijnen in Groot-Brittannië en het overschakelen op zwavelarmere buitenlandse steenkool of op andere energiebronnen zal ook dat land wellicht de doelstelling bereiken. In Luxemburg heeft de afslanking van Arbed een soortgelijk effect. Kortom, de Europese Unie zal de doelstelling niet bereiken, op drie landen na, waar het ecologische paradijs wordt gerealiseerd ten koste van een sociaal kerkhof, wat uiteindelijk toch niet de bedoeling kan zijn.

Het protocol van Kyoto heeft niet enkel betrekking op CO2 , methaan, distikstofoxide, HCFK's, PFK's en zwavelhexafluoride. De oorspronkelijke doelstelling van de Europese Unie had uitsluitend betrekking op drie gassen.

De Unie wilde tegen 2010 tot een vermindering met 10 % komen. Hiervoor werd een interne lastenverdeling overeengekomen. In Kyoto werd evenwel beslist de uitstoot van de zes broeikasgassen tegen 2008-2012 te verminderen.

Deze wijzigingen hebben consequenties voor de Europese Unie. De overeengekomen lastenverdeling werd op de Europese Raad van ministers van december jongstleden door verscheidene lidstaten kritisch bekeken. Er werd beslist om nieuwe Europese doelstellingen vast te leggen aan de hand van het protocol van Kyoto. De interne lastenverdeling zal hieraan moeten worden aangepast. Dat zal op de Raad van juni gebeuren. Op het ogenblik weten we dan ook nog niet of de vermindering van CO2 -emissies met 10 % die in het EU-lastenverdelingsakkoord overeengekomen was, voor België behouden blijft.

Op 4 juni 1996 werd in de Interministeriële Conferentie voor Leefmilieu beslist om tegen het einde van 1999, dus nadat er op Europees niveau een beslissing is genomen, een nationaal beleidsplan op te maken om de reductie van broeikasgassen die overeengekomen werd in Kyoto te realiseren. In 1999 moet het Planbureau eveneens een federaal plan voor duurzame ontwikkeling voorstellen. Het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen zal hiervan een belangrijk onderdeel vormen.

In 1994 heeft toenmalig minister Santkin in samenwerking met de gewesten een nationaal programma ter vermindering van de CO2 -uitstoot opgesteld, dat voor een deel werd uitgevoerd. Het Planbureau werkt aan een kwantitatieve en inhoudelijke evaluatie van de uitvoering van het programma van 1994 door de federale overheid, de gewesten en de gemeenschappen. Op basis hiervan zullen de federale regering en de gemeenschaps- en gewestregeringen een geactualiseerd plan opstellen.

Een maand na Kyoto is het dus nog te vroeg om op de vragen van de heer Staes te antwoorden. We weten immers nog niet welke beslissingen er zullen worden genomen op Europees vlak en bovendien moeten we de evaluatie van het Planbureau afwachten.

België heeft reeds tweemaal de gegevens over de uitstoot van broeikasgassen in ons land aan het secretariaat van het UNO-klimaatverdrag meegedeeld. In december hebben de Federale Diensten voor het Leefmilieu een brochure uitgegeven waarin deze gegevens eveneens zijn opgenomen. Iedereen kan deze brochure aanvragen.

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Staes voor een repliek.

De heer Staes (CVP). ­ Mijnheer de voorzitter, sta me toe te wijzen op een recente studie van de Europese Unie, waaruit blijkt dat de te verwachten stijging van de emissie van broeikasgassen voor ongeveer 80 % te wijten zal zijn aan de sector van het transport. De maatregelen die zullen worden uitgewerkt, moeten dan ook specifiek op die sector worden gericht. Ik denk aan het bevorderen van andere vervoersmogelijkheden dan het transport langs de weg.

De voorzitter . ­ Het incident is gesloten.

L'incident est clos.