1-128

1-128

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCES DU JEUDI 10 JUILLET 1997

VERGADERINGEN VAN DONDERDAG 10 JULI 1997

(Vervolg-Suite)

VRAAG OM UITLEG VAN MEVROUW DE BETHUNE AAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN OVER « DE TOESTAND IN BRAZZAVILLE »

INTERPELLATION DE MME DE BETHUNE AU MINISTRE DES AFFAIRES ÉTRANGÈRES SUR « LA SITUATION À BRAZZAVILLE »

De voorzitter. ­ Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw de Bethune aan de minister van Buitenlandse Zaken.

Het woord is aan mevrouw de Bethune.

Mevrouw de Bethune (CVP). ­ Mijnheer de voorzitter, mijn vraag om uitleg dateert van het begin van de burgeroorlog in Brazzaville, dus enkele weken geleden. Hoewel de situatie er sindsdien evolueerde, kende ze nog geen definitieve ontknoping. Bijgevolg blijft mijn vraag actueel.

Het uitschrijven van verkiezingen, oorspronkelijk voor 27 juli aanstaande, heeft zeker een rol gespeeld in de uitbarsting van het conflict. De belangrijkste kandidaten hebben via de wapens hun verkiezingsoverwinning willen veilig stellen. De minister kent misschien nog andere factoren die mee de burgeroorlog hebben veroorzaakt, maar volgens mij vormden de nakende verkiezingen toch de hoofdfactor. De burgeroorlog barstte los kort nadat de Belgische troepen en die van andere landen zoals de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Portugal het land hadden verlaten. De Franse troepen zijn wel ter plaatse gebleven en dit verklaart ook waarom de Fransen instonden voor de repatriëring van de eigen en de Belgische onderdanen. Volgens de pers verliep dit vlot, ik hoop dat de minister dit kan bevestigen.

Ondertussen wordt melding gemaakt van hoge aantallen burgerslachtoffers. De cijfers lijken mij niet altijd even betrouwbaar. Bestaan er terzake UNO-cijfers of cijfers uit andere betrouwbare bronnen ? Ik las enkele dagen geleden in Le Monde dat alleen al bij de strijd om de luchthaven en de wijk errond sinds begin juni meer dan 3 000 doden zijn gevallen.

De heer Mahoux, ondervoorzitter,

treedt als voorzitter op

In verband met de jongste ontwikkelingen is het belangrijk even te onderstrepen dat de Veiligheidsraad op 3 juli zou beraadslaagd hebben over de vraag of een internationale strijdmacht naar Brazzaville zou worden gestuurd om de veiligheid op de luchthaven te garanderen. Mohammed Shanoun pleitte voor een strijdmacht van ongeveer 1 000 soldaten en dacht dat daarmee de veiligheid van de luchthaven en misschien ook onrechtstreeks van de stad kon worden gegarandeerd.

Zo een strijdmacht heeft ook een grote psychologische impact op onderhandelingen. Het is voor een buitenstaander niet altijd even duidelijk of de strijdende partijen momenteel onderhandelen. Via de pers vernam ik dat de heer Oswald als voorzitter van de Veiligheidsraad een principe-akkoord over het sturen van een internationale strijdmacht kon verkrijgen. De Veiligheidsraad kwam echter nog niet tot een akkoord over de samenstelling, de financiering en wellicht ook niet over het mandaat van deze strijdmacht. Misschien kan de minister ons hierover meer vertellen.

De berichten uit Brazzaville blijven verontrustend. De internationale verantwoordelijkheid staat op het spel. Ik wil drie aspecten van de problematiek beklemtonen.

Ten eerste, de bestanden worden gesloten en steeds opnieuw verbroken. Er wordt strijd geleverd voor de controle over de luchthaven, vooral om de eigen wapenlevering veilig te stellen en die van de tegenstanders te verhinderen. Er wordt ook strijd geleverd om de macht over de stad.

Er is dus dringend nood aan een gestructureerd overleg met het oog op het bereiken van een bestand in de stad en in het land en van een politiek akkoord tussen de strijdende partijen.

Ten tweede is er een humanitair probleem. Uit verschillende bronnen, onder andere via Belgen die gerepatrieerd zijn en nog contact hebben met mensen ter plaatse, via satelliet en telefoon verneem ik dat de toestand in de stad zeer erg is en dat er op het ogenblik zelfs sprake is van hongersnood. De burgerbevolking en vooral de zwaksten, de kinderen, bejaarden en zieken worden zwaar getroffen. Ook Shanoun zou volgens Le Monde de situatie en de levensomstandigheden in de stad omschreven hebben als « épouvantables ».

Ten derde zijn er de repercussies van het conflict in de regio en de mogelijke verdere uitbreiding van het conflict. Ik denk hier niet alleen aan de beslissing van de Ministerraad om represailles te nemen na het incident met de obussen in Kinshasa. Ik weet niet of de minister dit bericht dat wij via de kranten hebben vernomen, kan bevestigen. Er is ook de aanwezigheid in de regio van ex-Zaïrese militairen, van Hutu-milities en andere. Ik denk aan de imperialistische houding van andere landen en dan verwijs ik naar uitspraken van Kagamé in Rwanda over de evolutie van de situatie in Zaïre die wij gisteren in de kranten konden lezen, maar die voor ons in feite niet nieuw waren. Het domino-effect in de regio en in een heel groot deel van Afrika en het perspectief op vrede op termijn moet onze aandacht gaande houden.

Ik wil nu even de vragen die ik schriftelijk aan de minister heb gesteld kort samenvatten.

Teruggaand naar het begin van de feiten zou ik willen vernemen of de Belgische overheden vóór de aanwezigheid van de para's en toen onze troepen daar aanwezig waren, al dan niet wisten dat er spanningen waren in de stad en in het land. Collega Bourgeois benadrukte in zijn mondelinge vraag van begin juni dat de gewelduitbarstingen geen verrassing konden zijn. Wie daar contacten had met Belgen, Afrikanen of andere wereldburgers wist dat met het oog op de verkiezingen de kans op gewelduitbarstingen heel reëel was dat de mensen die daar leefden werkelijk bevreesd waren.

Met het oog op de veiligheid van Belgische onderdanen ginds, maar ook preventief naar de toekomst toe, zou ik graag wat meer vernemen over onze diplomatieke relatie met het land. Wat is onze visie op militaire samenwerking met dat land en wat is de rol van onze ambassadeur in Centraal-Afrika ? Welke rol wordt hem in dit conflict en in de nabije toekomst gegeven teneinde onze diplomatieke visie te verdedigen ?

Ik wil ook verwijzen naar het feit dat wij die fameuze pantserwagens voor de regering of het leger van Congo-Brazzaville hebben vervoerd vanuit Zuid-Afrika naar Brazzaville. Enkele dagen later werden die pantserwagens gebruikt niet enkel om de clans rond Sasuen-Gessu en de Cobra-milities aan te vallen, maar ook om tegen de burgerbevolking op te treden. De verslaggeving van betrouwbare journalisten ter plaatse maakt gewag van het inschakelen van die pantserwagens om burgerhuizen aan te vallen en burgers in gevaar te brengen. De vraag is of wij dit transport zouden hebben uitgevoerd als wij ten volle hadden beseft wat daar het gevolg van kon zijn. Welke lessen kan men daar beleidsmatig uit trekken ?

Een Franse krant, ik meen dat het Libération was, maakte onlangs melding van het bestaan van recente Belgische wapenexporten naar Brazzaville en van bewegingen van huurlingen vanuit België naar dat land enkele weken voor het losbarsten van de onlusten. Kan de minister dit bevestigen ? Heeft hij daar vanuit zijn departement een zicht op ? Hoe kan het beleid daarop reageren ? Wat zijn de inzichten van de minister dienaangaande ? Zullen nog wapenexportvergunningen voor leveringen aan Congo worden afgeleverd ? Hoe gaat de regering dit regelen ? Is de minister geen voorstander van een internationaal wapenembargo ? Moet dit instrument in de toekomst niet veel sneller en preventief worden gehanteerd gelet op de explosieve situatie in die regio ?

Tevens zou ik van de minister willen vernemen hoe actief onze diplomatie in dit dossier is op international niveau. Wat doen wij op Europees niveau en in EU-verband ? Wat doen wij op UNO-niveau ? België is weliswaar geen lid van de Veiligheidsraad, maar ik neem aan dat wij ook in dit dossier diplomatieke stappen kunnen doen en zekere verantwoordelijkheid dragen. Wat is de analyse van de minister dienaangaande ? Welke positie neemt België in binnen de UNO ?

Ook heb ik een concrete vraag over de vergadering van de Veiligheidsraad van een paar dagen geleden. Indien het klopt dat Mohammed Shanoun de opdracht heeft gekregen om een bijkomend rapport op te stellen, wat is de Belgische houding hierover ? Biedt het op de been brengen van een internationale strijdmacht perspectieven ? Welke positie neemt België hier in ?

Ik wijs in dit verband naar de drie aspecten die ik bij de aanvang van mijn betoog heb aangehaald. In de eerste plaats moet in de stad en in het land een bestand worden bereikt; wij moeten met andere woorden streven naar een politiek akkoord ter plekke. Wat kunnen wij in de tweede plaats op humanitair vlak doen indien het klopt dat de levensomstandigheden van de mensen daar onhoudbaar zijn geworden ? In de derde plaats vraag ik wat wij kunnen doen voor de veiligheid in heel de subregio ?

De voorzitter. ­ Het woord is aan minister Derycke.

De heer Derycke , minister van Buitenlandse Zaken. ­ Mijnheer de voorzitter, ik zal pogen een antwoord te geven op de vele vragen van mevrouw de Bethune over de toestand in Brazzaville. Ik meen dat zij zelf reeds voor een deel een analyse gemaakt heeft van het ontstaan van de moeilijkheden in dat land. Deze moeilijkheden zijn eigenaardig genoeg onlosmakelijk verbonden met een onbevredigende evolutie van het democratiseringsproces. Iedereen had veel hoop gevestigd op de Nationale Conferentie die als voorbeeld voor heel Afrika gold. Men had gehoopt dat dit land na de verkiezingen tot rust zou komen. Deze rust is er voor een deel gekomen, mede omdat de economische indicatoren van het land niet al te ongunstig waren.

Wij hebben echter gemerkt dat de verliezers zich nooit bij de uitslag van de eerste verkiezingen die door Lissouba werden gewonnen, hebben neergelegd, ondanks het feit dat Lissouba de verkiezingen van augustus 1992 met meer dat 46 % won. Reeds in 1993 waren er onlusten. Men heeft zich opnieuw bewapend. Deze bewapening is een punt dat steeds terugkomt; mevrouw de Bethune had het er reeds over in haar vragen. Ik zal straks iets meer zeggen over de Belgische houding dienaangaande.

Er is dus altijd een latent gevaar blijven bestaan. Men heeft ook op internationaal vlak proberen te bemiddelen. In 1994 heeft men onder de auspiciën van de Unesco een Pacte pour la paix gesloten. Hierin werd de hoop gevestigd op de verkiezingen die op 27 juli zouden worden gehouden.

Mevrouw de Bethune vroeg wat de Belgische regering wist. Wij kenden allen de structurele context van het probleem. Het perspectief van 27 juli en van de Pacte pour la paix hadden de hoop doen rijzen dat de verkiezingen een oplossing zouden brengen voor de strijd die ter plaatse tussen personen werd gevoerd. Iedereen was verrast door de onverwachte snelle wending in de toestand na de dramatische gebeurtenissen in Congo.

Er waren geen directe politieke indicaties voor het uitbreken van het geweld. Er was uiteraard wel geweld, maar dit nam geen buitensporige proporties aan. Ik heb de indruk dat de minister van Landsverdediging zich evenmin bewust was van de ernst van de situatie. De para's zijn relatief tevreden uit Congo vertrokken, omdat de problemen opgelost leken en omdat er een goede verstandhouding was met de bevolking. Onze troepen hebben zelfs afgedankt vervoermaterieel achtergelaten. De minister van Landsverdediging kan ongetwijfeld meedelen of er al dan niet indicaties waren. Twee tot drie weken nadien is de strijd veel heviger dan tevoren heropgeflakkerd.

Mevrouw de Bethune heeft gewezen op de operatie-Green Stream en op de aanwezigheid van Amerikaanse, Engelse, Portugese en Franse troepen. Op dat ogenblik werd geen enkele actie overwogen, omdat er geen problemen waren en omdat de aanwezige troepen niet over een mandaat beschikten om iets te ondernemen. Ook nu ondervinden de Verenigde Naties problemen om een mandaat te bekomen.

De operatie-Green Stream had tot doel de Belgen uit de nood te helpen in Congo-Kinshasa. Aangezien de evacuatie niet langer nodig was, hebben de Belgische troepen Brazzaville verlaten, samen met de Amerikanen, de Britten en de Portugezen. De Fransen zijn gelukkig ter plaatse gebleven. Zij hebben de Belgen in Congo-Brazzaville enkele weken later uit de problemen gehaald. Dankzij de Franse troepen zijn er geen slachtoffers gevallen. Er zijn weliswaar gewelddaden gepleegd, die uiteraard te betreuren zijn, maar er zijn geen doden gevallen. Dit alles bewijst dat de gebeurtenissen niet te voorzien waren.

Een andere belangrijke vraag is of deze gebeurtenissen een domino-effect zullen teweegbrengen. Na evaluatie van de situatie is het departement Buitenlandse Zaken tot de conclusie gekomen dat dit wellicht niet het geval zal zijn. De Fransen zijn eveneens deze mening toegedaan. Het gaat eerder om een diepgewortelde vete tussen facties binnen het politieke veld in Congo-Brazzaville. Zij hebben naar de wapens gegrepen om een politieke oplossing te verhinderen of erop te anticiperen.

Wat de wapenexport betreft, kan ik ondubbelzinnig zijn. Tijdens deze legislatuur werden er geen uitvoervergunningen voor wapens en munitie met eindbestemming Congo-Brazzaville uitgereikt. Ik wens mij te houden aan de afspraak met het Parlement. Ik zie overigens geen enkele reden waarom ik hieraan iets zou veranderen. Eventuele aanvragen voor de uitvoer van wapens en munitie zouden in het licht van de huidige interne spanningen hoe dan ook worden verworpen.

Op de vraag over het internationale wapenembargo kan ik bevestigend antwoorden. Mijn voorstel dienaangaande werd echter door de Europese Unie verworpen, omdat sommige landen bezwaren hebben geformuleerd. In april heb ik bij de Europese Unie een voorstel van resolutie ingediend dat ertoe strekte wapenexporten te verbieden naar alle landen van Centraal-Afrika. Daarover is er echter geen engagement gekomen.

Er zijn velerlei diplomatieke acties die wisselend succes kennen.

De diplomatieke actie van Omar Bongo is misschien niet de ultieme oplossing, maar de man doet in elk geval een poging. Die moeten wij steunen omdat de Verenigde Naties achter het Comité international de médiation staan. Dit overleg met alle protagonisten ­ de Verenigde Naties en de OAE ­ probeert een uitweg te vinden, maar er bestaat weinig wil om te bemiddelen. Twee uur na een zogeheten akkoord wordt et opnieuw geschoten. Een staakt-het-vuren blijkt nooit stand te houden.

Dit is onder meer de reden waarom de Verenigde Naties hun pogingen tot het bekomen van een staakt-het-vuren hebben verlegd naar een ernstig en beredeneerd voorstel in verband met een troepenmacht.

De burgemeester van Brazzaville, die ook niet vrij is van zonden, wilde op 9 juli ­ gisteren dus ­ een ontmoeting organiseren tussen de vertegenwoordigers van Lissouba en Ngessu, maar tot op heden hebben wij hierover nog geen nieuws.

De ene vraag is hoe de overgang tot het einde van het mandaat van Lissouba, dat normaal eindigt op 31 augustus, zou kunnen verlopen. Een andere vraag is of, indien er een akkoord wordt gesloten, de omstandigheden verkiezingen mogelijk maken. Hoe moeten die trouwens worden georganiseerd ? Deze vragen moeten wel in overweging worden genomen indien wij ervan kunnen uitgaan dat de wapenstilstand zal standhouden.

De vorige besprekingen hebben echter niet plaatsgevonden en alle inspanningen hebben gefaald. Voor Ngessu was het onaanvaardbaar dat Lissouba de wapenstilstand niet formeel zou ondertekenen en voor Lissouba is de formule van een regering van nationale eenheid niet verteerbaar.

Van in het begin werd duidelijk gesteld dat een actie van de Verenigde Naties in het kader van hoofdstuk VI slechts mogelijk is indien het staakt-het-vuren aanhoudt. In het kader van dit hoofdstuk kan vrede immers niet worden opgelegd. Dit kan enkel in het kader van hoofdstuk 7.

De besprekingen in de Verenigde Naties lopen hierdoor vertragingen op, maar ook ingevolge de gebruikelijke tegenstellingen. Bepaalde landen prediken immers steeds het zogeheten non-interventionisme.

Een mogelijke interventie zou in twee fasen kunnen verlopen. Een eerste zou kunnen worden uitgevoerd door een multinationale macht, bestaande uit 550 tot 700 soldaten, om de luchthaven van Brazzaville veilig te stellen ­ de luchthaven zou een neutrale zone worden ­ om het komen en gaan van de hoofdmacht te verzekeren.

De tweede fase zou bestaan uit een ontplooiing van een klassieke vredesmacht, bestaande uit 2 000 tot 2 500 man, om het staakt-het-vuren te verzekeren.

Men begrijpt ook wel dat de soldaten in de eerste fase in heel kritieke omstandigheden kunnen terechtkomen indien het staakt-het-vuren niet wordt gerespecteerd.

Een aantal Afrikaanse landen hebben zich kandidaat gesteld, waaronder Senegal, Niger, Botswana en Malawi, maar zij hebben nood aan financiële steun. Hiervoor kan misschien nog een oplossing worden gevonden. Persoonlijk heb ik er geen enkel bezwaar tegen dat staatssecretaris Moreels nadenkt over de wijze waarop ons land een duit in het zakje kan doen.

Er rijzen vooral problemen van logistieke aard, zoals het luchttransport en de inzet van helicoptereenheden, om tot de uitvoering van de eerste fase te komen. Hiervoor is er absoluut behoefte aan wat in militaire taal een lead nation wordt genoemd. Bij de Afrikaanse landen die bereid zijn aan de missie deel te nemen, is er voorlopig echter geen een dat de leiding wil nemen.

Dat is de stand van zaken. Er kan nog geen definitieve oplossing in het vooruitzicht worden gesteld. Ik weet overigens niet of er bij de Verenigde Naties zeer snel zo een oplossing kan worden gevonden.

Hiermee raken we een dubbel probleem aan. Er dient verder te worden nagedacht over het Amerikaanse voorstel tot oprichting van een specifieke vredesmacht die acties kan uitvoeren in Centraal-Afrika. Daarover wordt momenteel van gedachten gewisseld met de Engelsen en de Fransen en ook onze mening daarover werd gevraagd. Er werd ook gedacht aan het oprichten van een dergelijke interventiemacht door de Organisatie voor Afrikaanse Eenheid. Dat laatste voorstel draagt onze voorkeur weg.

Ik denk niet dat het de bedoeling kan zijn om onmiddellijk Belgische troepen in te zetten. België werd daartoe niet verzocht en op een eventueel verzoek zou de regering vermoedelijk niet ingaan. De Belgische strijdkrachten zijn een beetje aan het einde van hun Latijn, temeer daar de actie in Oost-Slavonië niet eens is afgerond. Minister Poncelet heeft overigens meegedeeld dat het leger na vijf jaar ononderbroken deelname aan allerlei vredesmissies, echt op het tandvlees zit.

Er zou wel kunnen worden voorzien in opleiding voor een troepenmacht en ook in financiële steun. Persoonlijk ben ik er nogal voor gewonnen dat het Belgische leger zijn niet te versmaden expertise terzake ter beschikking stelt van een nucleus waarrond een dergelijke vredesmacht kan worden uitgebouwd.

Vanuit humanitair oogpunt schijnt de situatie bijzonder zorgwekkend. De humanitaire hulp behoort tot de bevoegdheid van staatssecretaris Moreels en ik twijfel er geen ogenblik aan dat hij, zodra het mogelijk is, een humanitaire operatie voor het verstrekken van medische hulp zal opzetten.

De voorzitter. ­ Het woord is aan mevrouw de Bethune.

Mevrouw de Bethune (CVP). ­ Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor een aantal interessante elementen in zijn antwoord dat noodgedwongen onvolledig is gebleven. De discussie dient immers nog te worden verdergezet.

Ik deel de mening van de minister over de wapenexport volkomen. Er moet dringend worden gewerkt aan een internationale consensus hierover. Zonder deze consensus lijkt het mij onmogelijk om de pacificatie in die regio te bewerkstelligen. Er moet een wapenembargo tegen de hele subregio worden uitgevaardigd. Ik kan de minister enkel aanmoedigen geen diplomatieke inspanningen uit de weg te gaan om daarvoor bondgenoten te vinden.

Ik ben zeer bezorgd over de humanitaire situatie. Alle signalen die ik daarover de jongste dagen mocht ontvangen, zijn zeer verontrustend. In tegenstelling tot wat eerder werd verklaard, hebben niet alle burgers de stad verlaten. De bewoners van de stad gaan zwaar gebukt onder de toestand.

De voorzitter. ­ Het incident is gesloten.

L'incident est clos.