1-473/1

1-473/1

Belgische Senaat

ZITTING 1996-1997

14 NOVEMBER 1996


Voorstel van resolutie betreffende de behandeling van homoseksuelen in Roemenië

(Ingediend door de dames Thijs en Sémer)


TOELICHTING


Sinds 1993 is Roemenië lid van de Raad van Europa, maar dit gebeurde niet onvoorwaardelijk. De Raad van Europa stelde als belangrijke voorwaarde dat Roemenië zijn strafwetgeving dringend moest aanpassen aan het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Er was zelfs de expliciete voorwaarde dat artikel 200/I van het strafwetboek zou worden geschrapt. Volgens dat artikel was in Roemenië elke homoseksuele daad, zowel privé als openbaar verboden.

In overeenstemming met de vraag van de Raad van Europa wees het grondwettelijk hof van Roemenië in 1994 de wetgever erop dat die wet aan nuancering toe was, zodat enkel nog de homoseksuele daden die « in het publiek gebeurden of een schandaal zouden veroorzaken » strafbaar konden zijn. Daartoe werden straffen voorzien van één tot vijf jaar. In januari 1996 werd de beslissing van het Hof van kracht. Het Huis van Afgevaardigden, de Roemeense kamer, had een amendement aangenomen waarin de beslissing van het Hof vervat zat. In november van vorig jaar verwierp het Huis van Afgevaardigden een nieuw wetsontwerp.

Ondanks de uitspraak van het Hof en het amendement aangenomen in de kamer vreesde de mensenrechtenorganisatie Amnesty International dat volwassenen die in de privé-sfeer met wederzijds goedvinden een homoseksuele relatie hebben, toch nog gevangen zouden worden gezet. Er waren immers geen richtlijnen voor de toepassing van de nieuwe normen en er was zeker geen definitie van de term « openbaar schandaal ». Uit het jaarlijks rapport van Amnesty International (1996) blijkt die vrees niet ongegerond. Verscheidene homoseksuelen werden omwille van hun seksuele geaardheid wel nog gevangen gezet. Verscheidene bronnen geven aan dat tussen 1994 en 1995 ruim 110 mensen werden opgepakt, omdat zij via hun homoseksuele geaardheid een publiek schandaal hadden veroorzaakt, ook al weten homoseksuelen dat zij een geviseerde groep zijn.

Uit een kranteninterview van april 1996 met de toenmalige Roemeense premier Nicolae Vacaroiu wordt de kwestie van de homoseksualiteit afgedaan als « helemaal geen belangrijke kwestie tussen Roemenië en de Raad van Europa », ook al stuurde de Raad in december 1995 rapporteurs naar Roemenië om na te gaan in hoeverre het land de aanbevelingen van de Raad had opgevolgd. De premier verwijst er in zijn argumentatie naar dat de meerderheid van het Roemeense volk orthodox is en dat homoseksualiteit nu eenmaal tegennatuurlijk is. Hij vindt dat mensen moeten handelen volgens de regels van de natuur.

In de loop van dit jaar werd een nieuw voorstel in het Parlement ingediend en besproken. Totaal onverwacht en in strijd met de voorwaarden van de Raad van Europa én de aanbevelingen van het Grondwettelijk Hof werd de wet op de homoseksualiteit opnieuw verstrengd. Die wet is onlangs in het Huis van Afgevaardigden en in de Senaat aangenomen. Volgens de nieuwe wetgeving is homoseksualiteit in het openbaar en privé opnieuw strafbaar. Bovendien werd een amendement aangenomen waarin staat dat lidmaatschap van homo- of lesbienne-organisaties voortaan ook verboden is. Homoverenigingen zijn met andere woorden bij wet verboden.

Uit de recente wetgeving blijkt dus duidelijk dat in Roemenië homoseksualiteit een misdrijf is.

De wet voorziet voor homoseksuele feiten in de privé-sfeer in gevangenisstraffen van zes maanden tot drie jaar. Als de openbare zeden worden geschonden, kan de gevangenisstraf oplopen tot vijf jaar.

Volgens de Belgische organisatie Federatie Werkgroepen Homoseksualiteit (F.W.H.) zitten vandaag reeds tientallen mensen omwille van hun homoseksuele geaardheid in de gevangenis.

Erika THIJS.

VOORSTEL VAN RESOLUTIE


De Senaat,

Gelet op de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens;

Gelet op de artikelen 8, 10 en 11 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens;

Gelet op het advies van het Assemblée van de Raad van Europa, waarin aan Roemenië wordt gevraagd homoseksualiteit niet langer te bestraffen [Advies 176 (1993)];

Gelet op de aanbeveling van de Assemblée van de Raad van Europa, waarin aan die leden van de Raad waar homoseksualiteit nog voorwerp is van een strafbaar feit wordt gevraagd hun wetgeving aan te passen [aanbeveling 924 (1981)];

Gelet op de artikelen 19, 21 en 22 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten;

Gelet op de resolutie van het Europees Parlement van 8 februari 1994 over gelijke rechten voor homoseksuele mannen en vrouwen in de E.U.;

Gelet op de resolutie van het Europees Parlement van 17 september 1996 over de eerbiediging van de rechten van de mens in de E.U., waarin het recht op vereniging wordt benadrukt en waarin uitdrukkelijk wordt gesteld dat er een einde moet komen aan alle discriminatie en ongelijke behandeling van homoseksuelen op het gebied van het arbeidsrecht, het strafrecht, het burgerlijk recht, het contractenrecht en het economisch en sociaal recht;

Verwijzend naar de uitspraak van het Roemeense Grondwettelijke Hof over de strafwetgeving inzake homoseksualiteit,

Vraagt de Belgische regering om in de Raad van Europa deze problematiek te agenderen zodat de Raad de Roemeense Regering :

1º erop zou wijzen dat homoseksuele geaardheid geen voorwerp van misdrijf kan zijn;

2º erop zou wijzen dat haar strafwetgeving in overeenstemming moet zijn met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens;

3º zou verzoeken de wetgeving inzake homoseksualiteit in overeenstemming te brengen met de internationale en Europese regelgeving;

4º nog eens op haar plichten zou wijzen, zoals dit reeds in 1993 gebeurde;

Vraagt de Belgische regering :

­ om deze resolutie over te zenden aan de Roemeense ambassadeur in België, de Roemeense regering, de voorzitter van het Roemeense Huis van Afgevaardigden, de voorzitter van de Roemeense Senaat, de voorzitter van het Europees Parlement en de voorzitter van de Raad van Europa.

Erika THIJS.
Paula SÉMER.