Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat


Bulletin 2-17

ZITTING 1999-2000

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken

Vraag nr. 629 van de heer Van Quickenborne d.d. 9 mei 2000 (N.) :
Eiland « Isola Comacina ». ­ Schenking aan België. ­ Statuut.

Het eiland « Isola Comacina » is een Belgisch eiland in het Comomeer, Noord-Italië. Dit eiland is een schenking in 1919 bij testament van een zekere Giuseppe Caprani, burgemeester van Sala Comacina, aan de Belgische Koning Albert I om zijn sympathie te betuigen, voor de moed die het Belgische volk opbracht tijdens de Eerste Wereldoorlog.

De bedoeling was er kunstenaars uit onze landen op te vangen om in een sfeer van onbezorgdheid hun creativiteit de vrije loop te laten gaan. Dit eiland beleefde een onnoemelijk aantal wederwaardigheden en functioneerde nooit naar behoren, onder meer door de slechte staat van de gebouwen.

Kan de geachte minister meedelen welke de toestand van het eiland heden is, inzonderheid de staat van de gebouwen ? Wordt het effectief gebruikt in de geest waarvoor het geschonken is ? Wonen er permanent mensen op het eiland ?

Welk is het statuut van het eiland ? Wie is de bevoegde overheid ? Wie zorgt voor het beheer en onderhoud ? Wie draagt de kosten ?

Heeft België nog dergelijke eilanden in bezit in de wereld ? Welk is hun statuut ?

Antwoord : Het is juist dat het eiland Comacina door zijn laatste eigenaar G. Caprani in 1917 bij testament nagelaten werd aan Koning Albert I. Nochtans werd het eiland, dat zodoende koninklijk bezit geworden was, in 1920 door de Koning bij schenkingsacte opnieuw afgestaan aan de Italiaanse Staat, dit met het oogmerk er archeologische en artistieke activiteiten tot stand te brengen onder de bescherming van de Academie van schone kunsten van Brera (Milaan).

Niettemin blijven er problemen bestaan van juridische aard. De eigendom van het eiland en de gebouwen die er zich bevinden kan niet duidelijk bewezen worden (meer in het bijzonder is het zo dat de eigendomstitel niet voorkomt in het kadaster), wat met zich meebrengt dat het niet mogelijk is op nauwkeurige wijze het patrimonium noch de bevoegdheden van de stichting te preciseren. De onzekerheid wordt nog vergroot door het feit dat het Italiaanse minister van Financiën kortgeleden het voornemen uitte het eiland te koop te stellen, wat laat veronderstellen dat het in feite toebehoort aan de Italiaanse Staat.

De Stichting Comacina werd opgericht op 13 november 1940 teneinde het beheer te verzekeren van de activiteiten voorzien in de schenkingsakte, te weten : onderdak verlenen aan kunstenaars uit de twee landen evenals het bevorderen van initiatieven van artistieke en archeologische aard.

De stichting is onder de voogdij geplaatst van het Italiaanse ministerie van Nationale Opvoeding. Zij wordt geleid door een bestuursraad voorgezeten door de voorzitter van de Academie van Brera. Van Belgische zijde maken de consul-generaal van België te Milaan, de directeur van de Academia Belgica te Rome, een vertegenwoordiger van de Franse Gemeenschap van België en een vertegenwoordiger van de Vlaamse Gemeenschap deel uit van de raad.

De Academie van Brera, die de stichting beheert, kent sinds verscheidene jaren belangrijke interne organisatieproblemen die eveneens de werking van de stichting aantasten. Een administratieve herstructurering is echter op dit ogenblik aan de gang.

De bouw van de drie paviljoenen, bestemd om onderdak te verlenen aan de kunstenaars, werd aangevat in januari 1940 en voltooid na de oorlog. De huisjes werden nadien elk jaar gedurende de zomermaanden ter beschikking gesteld van kunstenaars. Ongelukkig genoeg verkeren zowel de gebouwen als het meubilair in een erbarmelijke staat. Het gebrek aan onderhoud, veel meer nog dan de betrekkelijke ouderdom van de paviljoenen, is de voornaamste oorzaak hiervan. Dringende werken zijn noodzakelijk om de normale hygiënische en veiligheidsvoorwaarden te herstellen.

Volgens de statuten is de begroting in principe samengesteld uit de inkomsten van het patrimonium, een jaarlijkse subsidie van het Italiaanse ministerie van Nationale Opvoeding evenals eventuele privé-bijdragen. De inkomsten uit het patrimonium blijven in werkelijkheid beperkt tot een bijdrage die jaarlijks gestort wordt door de eigenaar van het restaurant dat zich op het eiland bevindt. De jaarlijkse subsidie werd echter nooit ontvangen. De enige bijdragen die op dit ogenblik gestort worden komen van de Franse en Vlaamse Gemeenschappen, maar zijn ontoereikend voor een voldoende onderhoud van de twee paviljoenen die hen voorbehouden zijn.

De Academie van Brera, die het hoofd moet bieden aan interne moeilijkheden lijkt op dit ogenblik niet in staat de situatie te kunnen rechtzetten.

In het licht van de huidige toestand trachten de plaatselijke autoriteiten de zaken ter hand te nemen. Zij wensen het eiland eerder te bevorderen op toeristisch en cultureel vlak. De provincie Come van haar kant, lijkt bereid van nu af aan het initiatief te nemen en heeft vorig jaar van de regio Lombardije een budget van 300 000 000 lire (6 miljoen frank) ontvangen om het archeologisch patrimonium tot zijn recht te laten komen. De provincie heeft op dit ogenblik de studie van een ambitieus ontwikkelingsproject toevertrouwd aan de Polytechnische School van Milaan. Dit project zou gezamenlijk door de lokale autoriteiten en de Cariplo-bank gefinancierd worden. Tegen het begin van de zomer 2000 zou de studie afgewerkt moeten zijn. De provincie Come is van plan vervolgens over te gaan tot het raadplegen van de belangstellende partijen.

De provinciale autoriteiten zijn zich nochtans bewust van het feit dat België ­ rekening houdend met de historische banden en de bepalingen van de schenkingsacte ­ betrokken moet worden bij de uitwerking van de nieuwe projecten. De wil van de lokale besturen om het archeologisch en cultureel patrimonium van het eiland te exploiteren is op zich een goede zaak, want zulks zou moeten toelaten het natuurlandschap te beschermen en te verzorgen. Tevens wordt hierdoor de mogelijkheid geboden naast het verblijf van onze kunstenaars en in samenwerking met de provincie en de gemeente, verschillende culturele activiteiten op touw te zetten op het eiland.

Bij mijn weten zijn er elders in de wereld geen gelijkaardige gevallen bekend.