Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 7-99

van Guy D'haeseleer (Vlaams Belang) d.d. 15 oktober 2019

aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Buitenlandse Handel

Islamitische Staat (IS) - IS-strijders - Repatriëring van kinderen - Opvolging

terrorisme
kind
kinderbescherming
Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse
Syrië
pleegouder
extremisme
Islamitische staat
radicalisering

Chronologie

15/10/2019Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 14/11/2019)
14/11/2019Antwoord

Vraag nr. 7-99 d.d. 15 oktober 2019 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Het transversale karakter van de vraag blikt uit het feit dat welzijn, maar ook bepaalde veiligheidsaspecten een deelstaatbevoegdheid zijn.

De krant L'Écho van 1 oktober 2019 behandelt in een artikel de problematiek van de al dan niet repatriëring van kinderen van IS strijders die in Koerdische kampen verblijven. Over de vijf kinderen en jongvolwassene die midden dit jaar werden gerepatrieerd naar dit land schrijven zij het volgende: «Dans un ministère à Bruxelles, on décrit d'ailleurs certains des six Belges rapatriés pendant l'été comme «proto radicalisés».»

1) In welk milieu (familie, opvangvoorziening, enz.) bevinden de vijf kinderen en de jongvolwassene die midden dit jaar vanuit Syrië naar dit land werden gerepatrieerd zich?

2) Welke opvolging / behandeling van overheidswege krijgen zij? Welke instanties houden zich daarmee bezig? Op welke wijze gebeurt de opvolging?

3) Klopt het dat sommigen onder hen door een of meer overheidsdiensten als «proto radicalisé» worden beschouwd? Kan dit verder worden gepreciseerd?

4) Hoe verzekert de overheid de veiligheid van de samenleving tegen deze eventuele «tikkende tijdbommen»?

Antwoord ontvangen op 14 november 2019 :

1) Het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse (OCAD) kan niet ingaan op individuele gevallen.

2) Terugkerende minderjarigen vallen in principe onder de bevoegdheid van de jeugdrechtbanken. Geval per geval wordt bekeken waar de betrokken minderjarigen opgevangen worden. De belangrijkste bevoegdheden voor de opvang en begeleiding van minderjarigen liggen bij de Gemeenschappen, en in het bijzonder het Agentschap Jongerenwelzijn en l’Aide à la jeunesse.

Daarnaast kunnen minderjarigen ook opgevolgd worden in de lokale integrale veiligheidscellen inzake radicalisme, extremisme en terrorisme (LIVC-R), via een multidisciplinaire en geïndividualiseerde begeleiding. Desgevallend kunnen de minderjarigen ook opgevolgd worden door de lokale task forces (LTF), waarin de veiligheidsdiensten vertegenwoordigd zijn, en waarin specifieke maatregelen kunnen genomen worden.

3) Het OCAD kan niet ingaan op individuele gevallen.

4) Terugkerende minderjarigen worden nauw opgevolgd door de diensten, zowel vanuit socio-preventief als vanuit veiligheidsperspectief.

Terugkerende minderjarigen worden vanaf de leeftijd van twaalf jaar opgenomen als aparte entiteiten in de gemeenschappelijke gegevensbank Terrorist Fighters (GGB TF). De kinderen jonger dan twaalf jaar worden hernomen op de fiche van hun ouders. Dankzij de GGB TF kan de informatie gedeeld worden tussen verschillende diensten. De concrete opvolging gebeurt in de platformen voorzien in het plan Radicalisme (Plan R), zoals de LIVC-R en de LTF, maar ook via de reguliere werking van de diensten.

Het zwaartepunt van de opvolging van de minderjarigen, en in het bijzonder de zeer jonge kinderen, ligt in het socio-preventieve en curatieve luik, met een belangrijke rol voor de jeugdrechtbanken en het onderwijs, sociale diensten en anderen instanties die onder de bevoegdheid van de Gemeenschappen vallen. Hierbij wordt gestreefd naar een maximale samenwerking tussen de veiligheidsdiensten en de socio-preventieve actoren.