Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 7-911

van Peter Van Rompuy (CD&V) d.d. 16 december 2020

aan de vice-eersteminister en minister van Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven, Telecommunicatie en Post

Technische werkloosheid - Covid-19 - Publieke sector - Overheid

gedeeltelijke werkloosheid
overheidsadministratie
ambtenaar
verlet
overheidsbedrijf
epidemie
publieke dienst
officiële statistiek

Chronologie

16/12/2020Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 14/1/2021)
13/1/2021Antwoord

Vraag nr. 7-911 d.d. 16 december 2020 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Werkgevers kunnen technische werkloosheid omwille van Covid-19 inroepen. Ook bij de overheid zijn verschillende domeinen getroffen door de pandemie. Denken we hierbij aan de sport- en cultuursector. Daarnaast zijn ook extra taken weggelegd voor de publieke sector. Het reguleren van de markten is hier één van. In dat opzicht is het relevant zicht te krijgen op het inroepen van technische werkloosheid omwille van Covid-19 in de publieke sector.

Motivering van het transversale karakter van de schriftelijke vraag: de impact van de pandemie, alsook de aanpak ervan is een gedeelde uitdaging en verantwoordelijkheid.

Daarom volgende vragen:

1) Hoeveel ambtenaren werden sinds de geboden mogelijkheid op technische werkloosheid omwille van Covid-19 geplaatst? Graag kreeg ik:

– cijfers voor lokale, provinciale, regionale en federale overheid;

– voor lokale overheid cijfers per provincie;

– cijfers per maand;

– procentueel aandeel ten aanzien van het totaal aantal werknemers op technische werkloosheid omwille van Covid-19.

2) Hoe beoordeelt de geachte minister deze evolutie?

3) Maken de overheden (on)voldoende gebruik van de mogelijkheid van technische werkloosheid omwille van Covid-19? Waarom wel? Waarom niet?

Antwoord ontvangen op 13 januari 2021 :

In de eerste plaats vind ik het belangrijk het geachte lid erop te wijzen dat ik als minister van Ambtenarenzaken enkel bevoegd ben voor de diensten van het federaal administratief openbaar ambt zoals bedoeld in artikel 1 van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken.

Sedert de eerste stappen werden gezet in de aanpak van de gezondheidscrisis afgelopen maart 2020, werd er besloten om de maatregelen met betrekking tot tijdelijke werkloosheid niet uit te breiden naar de contractuele personeelsleden van het federaal administratief openbaar ambt (met dien verstande dat rijksambtenaren van dit stelsel uitgesloten zijn), maar om telewerk zoveel mogelijk te veralgemenen voor alle personeelsleden. De leidende ambtenaren kregen de taak om het telewerk te organiseren in hun departement en ook de dienstverlening aan de burger te handhaven. Ook konden ze, indien er geen telewerkoplossing mogelijk was, een dienstvrijstelling toekennen.

Die maatregel werd geconcretiseerd door het koninklijk besluit van 22 april 2020 houdende bijzondere maatregelen voor de personeelsleden van het federaal openbaar ambt in het kader van de gezondheidscrisis ten gevolge van het coronavirus Covid-19 voor de periode van 18 maart 2020 tot 31 augustus 2020.

Gezien de gezondheidscrisis blijft aanhouden, heb ik het initiatief genomen om deze maatregel inzake veralgemeend telewerk opnieuw te reglementeren, indien nodig door de personeelsleden andere taken toe te kennen dan hun gebruikelijke taken en een dienstvrijstelling toe te kennen in de gevallen waarin telewerk niet mogelijk is, door middel van een recent koninklijk besluit van 6 december 2020 tot wijziging van het voornoemde koninklijk besluit van 22 april 2020 (herstel van artikel 7).

Bovendien heb ik, gezien de ernst en het aanhoudende karakter van deze gezondheidscrisis, in omzendbrief nr. 692 van 15 december 2020 herinnerd aan het verplichte telewerk in de diensten bedoeld in artikel 1 van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken.