Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 7-910

van Stephanie D'Hose (Open Vld) d.d. 7 december 2020

aan de staatssecretaris voor Relance en Strategische Investeringen, belast met Wetenschapsbeleid, toegevoegd aan de minister van Economie en Werk

Roofkunst - Wereldoorlog II - Compensatie - Screening museumcollecties

kunstvoorwerp
diefstal
Tweede Wereldoorlog
museum
vergoeding
jood

Chronologie

7/12/2020Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 7/1/2021)
13/9/2022Rappel
17/11/2022Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 7-909

Vraag nr. 7-910 d.d. 7 december 2020 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Tussen 1933 en 1945 werden veel Joodse kunstverzamelaars gedwongen hun bezittingen te koop aan te bieden. Het gebeurde ook dat de nazi's de werken roofden of in beslag namen of lieten nemen. Later belandden veel van deze werken in musea. Ons land voerde hieromtrent eerder onderzoek.

Ik verwijs in deze naar de Commissie voor de schadeloosstelling van de leden van de Joodse Gemeenschap van België die het onderzoek en de behandeling van de aanvragen tot schadeloosstelling op 31 december 2007 heeft beëindigd.

De Commissie-Buysse II heeft zich voor 31 december 2007 uitgesproken over alle aanvragen voor schadeloosstelling. De opdracht van de Commissie liep af aan het einde van de behandeling van de dossiers die het voorwerp uitmaakten van een beroepsprocedure bij de Raad van State.

De Commissie heeft ongeveer 35,2 miljoen euro schadevergoeding toegekend op basis van door de wet bepaalde criteria. Met uitzondering van een reserve die ter beschikking blijft van de Commissie-Buysse II tot de afronding van de betwiste gevallen, werd het saldo van de goederen die bij gebrek aan overlevenden niet konden worden teruggegeven door de Commissie-Buysse II aan de rechtmatige eigenaars, in december 2008 uitgekeerd aan de Stichting van het Jodendom van België.

De opvolging wordt vanaf 1 januari 2008 verzekerd door de diensten van de Kanselarij van de eerste minister en valt heden onder de programmatorische federale overheidsdienst (POD) Wetenschapsbeleid.

Hieromtrent zit ik met enkele concrete vragen wat betreft familieleden van slachtoffers van de Shoah wiens inboedel werd geroofd en die nog geen aanvraag voor schadeloosstelling hadden ingediend aan de Commissie Buysse II.

Het betreft een transversale aangelegenheid wat de Gemeenschappen betreft. Zowel Federale musea als de musea die ressorteren onder de Gemeenschappen zijn in het bezit van roofkunst en zij hebben mogelijke claims op weeskunst. Het betreft een gedeelde verantwoordelijkheid waarbij samenwerking aangewezen is, om te komen tot een correct restitutiebeleid en desgevallend compensatiebeleid en dit zowel vanuit onze musea naar andere landen en de rechtmatige eigenaren alsook vanuit andere landen naar onze musea toe.

Ik had hieromtrent dan ook volgende vragen:

1) Kan u meedelen hoeveel aanvragen voor schadeloosstelling uw diensten hebben ontvangen van familieleden van Joodse slachtoffers sinds de werkzaamheden van de Commissie Buysse II werden afgerond in 2007? Kan u tevens aangeven hoeveel van deze aanvragen gegrond werden verklaard en wat het totaal bedrag is dat aan hen werd uitgekeerd?

2) Kan u meedelen waar de familieleden van slachtoffers van kunstroof tijdens en voor de Tweede wereldoorlog terecht kunnen wanneer hun goederen niet meer kunnen gerestitueerd worden?

3) Kan u meedelen of de familieleden van de slachtoffers van de Shoah wat betreft de beroving van hun goederen zich moeten wenden tot de Stichting voor het Jodendom?

4) Kan u meedelen op welke wijze de Stichting voor het Jodendom inspringt voor de familieleden van de slachtoffers van de Shoah en kan u gedetailleerd oplijsten hoeveel slachtoffers vergoed werden voor deze feiten alsook aangeven hoeveel aanvragen nog lopende zijn alsook hoeveel er werden afgewezen?

5) Kan u meedelen welk bedrag heden nog gereserveerd is binnen de Stichting voor het Jodendom van het destijds door de regering aan hen overgemaakte niet restitueerbare saldo vanwege de Commissie Buysse II (van de goederen bij gebrek aan overlevenden)? Kunnen eventuele nabestaanden die heden schadevergoeding vorderen zich hierop beroepen? Zo neen, waarom niet?

6) Bent u alvast bereid – naar het voorbeeld van Nederland – opdracht te geven om opnieuw onderzoek te laten uitvoeren naar de schilderijen die zich in onze musea bevinden en die mogelijks vallen onder de noemer «roofkunst»? Kan u concreet toelichten wat het tijdschema en het budget zijn? Zo ja, wie gaat dit onderzoek concreet voeren? Zo neen, waarom niet en kan u dit toelichten?

Antwoord ontvangen op 17 november 2022 :

Het antwoord op deze parlementaire vraag wordt opgesplitst tussen de federale overheidsdienst (FOD) Kanselarij van de eerste minister voor wat de opvolging van de werkzaamheden van de Commissie voor de schadeloosstelling en de wet van 20 december 2001 betreffende de schadeloosstelling van de leden van de Joodse Gemeenschap van België voor hun goederen die werden geplunderd of achtergelaten tijdens de oorlog 1940-1945, betreft en de diensten van de programmatorische federale overheidsdienst (POD) Wetenschapsbeleid voor wat het aspect van de cultuurgoederen betreft.

Voor de antwoorden op de vragen 1) en 3) tot en met 5) verwijs ik dan ook naar het antwoord van de eerste minister, aan wie de vraag eveneens werd gesteld.

2) De erfgenamen, nabestaanden kunnen steeds terecht bij de POD Wetenschapsbeleid en de Federale Wetenschappelijke Instellingen, evenals bij de administraties van de Gemeenschappen voor de musea en culturele instellingen die onder hun bevoegdheden vallen, voor vragen tot restitutie of meer bijkomende toelichtingen over specifieke kunstwerken of cultuurgoederen.

6) Nederland wordt vermeld als voorbeeld, maar vierenveertig landen waaronder België onderschreven de Conference of Washington (1998) tot en met de Conference of Terezin (2012). Voor de verzamelingen in de wetenschappelijke instellingen werd en wordt steeds een transparantie gehanteerd wanneer de nabestaanden zich kenbaar maakten en een antwoorden op vele vragen werd geformuleerd.

Op dit vlak plaatsten de voornaamste musea en culturele instellingen de aan Tweede Wereldoorlog (WO II) gerelateerde kunstwerken online (met reproductie van het kunstwerk) op de diverse websites, op vraag van de Interfederale Werkgroep Cultuurgoederen WO II die actief is sinds 2017.

Via diverse kanalen werden op meer dan tien jaar, sinds het beëindigen van de werking van de Commissie van schadeloosstelling, een vijftal vragen tot restitutie ontvangen die respectvol voor nabestaanden en na onderzoek werden behandeld door diverse commissies. De volledige terbeschikkingstelling van de databank onder de bevoegdheid van de POD Wetenschapsbeleid, die de gerelateerde cultuurgoederen waaronder joodse geroofde en weeskunst in onze openbare culturele instellingen zou verenigd, gepland voor 2019 liep door de gevolgen van de Coronacrisis vertraging op. In de praktijk zal deze databank bijkomende linken geven naar de betrokken musea met een omschrijving en een reproductie, evenals de gekende herkomst van de cultuurgoederen. Deze gegevens staan reeds online bij de meeste musea.

Door het gering aantal aanvragen tot restitutie en vragen naar bijkomende toelichtingen gedurende het laatste decennium lijkt het opstarten van een grootschalig onderzoek niet noodzakelijk. Zoals in het verleden zal elke toekomstige vraag respectvol en gratis voor de nabestaanden worden behandeld en gepaard gaan vanuit overheidswege met het vereiste onderzoek waardoor potentiële restituties mogelijk blijven.