Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 7-896

van Véronique Durenne (MR) d.d. 26 november 2020

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën, belast met de Coördinatie van de fraudebestrijding

Verenigingswerk - Cijfers - Wet van 18 juli 2018 betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie - Vernietiging door het Grondwettelijk Hof - Maatregelen - Nieuwe wettelijke regeling - Overleg met de Gewesten

vrijwilligerswerk
vereniging
zwartwerk
deeleconomie
vonnis
Grondwettelijk Hof (België)
uitvoering arrest Grondwettelijk Hof

Chronologie

26/11/2020Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 31/12/2020)
16/12/2020Antwoord

Vraag nr. 7-896 d.d. 26 november 2020 : (Vraag gesteld in het Frans)

De wet van 18 juli betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie maakt het mogelijk om in de jeugd-, de sport- en de cultuursector, die gemeenschapsaangelegenheden zijn, personeel aan te werven als verenigingswerkers. De Senaat is dus ten volle bevoegd om deze transversale materie aan te snijden.

De Franse Gemeenschap telt veel zulke verenigingswerkers. Als gevolg van een arrest van het Grondwettelijk Hof, zullen ze vanaf 1 januari 2021 geen gebruik meer kunnen maken van de regeling voor het verenigingswerk.

Op 23 april 2020 heeft het Grondwettelijk Hof de wet van 18 juli betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie immers volledig vernietigd. Die wet had als doel zwartwerk te bestrijden, het ondernemerschap en een nieuw economisch model (deelconomie) te bevorderen, en de mogelijkheid te scheppen een beperkte activiteit uit te oefenen zonder uitgebreide administratieve verplichtingen.

De wet bood de mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden in de vrije tijd een bijkomende activiteit tegen vergoeding uit te oefenen, waarmee men tot 6000 euro (jaarlijks geïndexeerd) per kalenderjaar kon bijverdienen zonder fiscale of sociale bijdragen te moeten betalen. De betrokken activiteiten moesten vallen onder de deeleconomie, de diensten tussen burgers of het verenigingswerk.

Gezien die verschillende aspecten, heb ik de volgende vragen:

1) Hoeveel verenigingswerkers zijn aan de slag in België?

2) Wat zijn de voorgestelde oplossingen voor die werkers als gevolg van het arrest van het Grondwettelijk Hof?

3) Zal er een nieuwe beschikking worden aangenomen?

4) Zou het een oplossing kunnen zijn om de verenigingswerker in het kader van vrijwilligerswerk te laten werken?

5) Hebt u contact met de ministers van de deelstaten die betrokken zijn bij dit onderwerp?

6) Zo ja, wat is het resultaat van dat overleg?

Antwoord ontvangen op 16 december 2020 :

1) Het aantal belastingplichtigen dat in 2019 inkomsten heeft ontvangen uit verenigingswerk in strikte zin (niet uit deeleconomie of uit occasionele diensten tussen burgers) is 17 600.

2) Op dit moment is er hierover binnen de regering geen wetsontwerp in voorbereiding. In de huidige stand van zaken zal opnieuw de situatie vóór de nietig verklaarde wet van 18 juli 2018 van toepassing zijn op verenigingswerkers vanaf 1 januari 2021.

In de Kamer van volksvertegenwoordigers werd een wetsvoorstel betreffende het verenigingswerk ingediend (stuk Kamer, nr. 55 1433/001), dat voorziet in een aangepast wettelijk kader voor het verenigingswerk vanaf 1 januari 2021. Het advies van de gegevensbeschermingsautoriteit werd gevraagd (advies nr. 76/2020 van 24 augustus 2020), evenals het advies van de Raad van State (adviezen nrs. 67.850/1 en 67.851/1 van 2 oktober 2020).

3) Ik verwijs naar het antwoord op vraag 2).

4) Vrijwilligerswerk wordt in wezen onbaatzuchtig en gratis verricht. Opdat de vrijwilligers geen geld zouden verliezen en om het voor iedereen toegankelijk te maken, werd voorzien in de mogelijkheid van onkostenvergoedingen. Dat laatste is niet verplicht: het zijn de organisaties die beslissen. Als ze hun vrijwilligers betalen, zijn er twee terugbetalingssystemen:

de vergoeding van de werkelijke kosten: de vrijwilliger wordt vergoed voor alle door hem gemaakte kosten tegen overlegging van bewijsstukken, zonder beperking of plafond;

de forfaitaire vergoeding: de vrijwilliger hoeft de reële uitgaven niet aan te tonen door middel van bewijsstukken, maar in geen geval mogen twee plafonds worden overschreden: 24,79 euro per dag en 991,57 euro per jaar (basisbedragen, te indexeren). Dit tweede systeem werd ingevoerd om de administratie voor de verenigingsmedewerker te vergemakkelijken en te vereenvoudigen.

De bedoeling van deze vergoeding, ook al is het een forfaitair bedrag, is nog steeds de vergoeding van de kosten van de verenigingswerkers. In geen geval mag het worden gebruikt om deze verenigingswerkers op een of andere manier te belonen: het zou dan een bezoldiging zijn die moet worden belast. De verhoging van dit plafond om de werknemers van de verenigingen te bezoldigen zou in strijd zijn met zowel de principes van het vrijwilligerswerk als die van de onkostenvergoeding.

Indien de verschillende actoren in de sector echter van mening zijn dat de kosten voor de verenigingswerkers momenteel doorgaans hoger zijn dan het huidige plafond, zou een discussie op gang kunnen worden gebracht om dit laatste te wijzigen, maar alleen in dit geval. In elk geval kan de Koning het plafond voor bepaalde categorieën van vrijwilligers steeds verhogen (wat hij reeds heeft gedaan bij het koninklijk besluit van 20 december 2018 voor drie categorieën van vrijwilligers: voor de sportsector, voor de nachtdienst en voor het niet-spoedeisend vervoer van liggende patiënten).

5) Dit is momenteel niet het geval.

6) Deze vraag is derhalve zonder voorwerp.