Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 7-893

van Fatima Ahallouch (PS) d.d. 24 november 2020

aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden

Kinderarmoede - Bestrijding - Overleg met de deelstaten - Coronacrisis - Impact Sociale programma's - Behoud - Gendergelijkheid - Vooruitgang - Instandhouding - Toegang tot gezondheidszorg - Gevolgen - Kindersterfte (Covid-19)

armoede
kind
epidemie
gelijke behandeling van man en vrouw
recht op gezondheid
sociaal beleid
toegang tot het onderwijs
gendermainstreaming
kindersterfte

Chronologie

24/11/2020Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 24/12/2020)
23/12/2020Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 7-891
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 7-892
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 7-894

Vraag nr. 7-893 d.d. 24 november 2020 : (Vraag gesteld in het Frans)

Steeds meer gezinnen met kinderen dreigen in armoede terecht te komen. Om de internationale engagementen van België na te komen maar ook uit medemenselijkheid en omwille van onze gezamenlijke verantwoordelijkheid ten aanzien van alle kinderen, moeten alle bestuursniveaus zich ten volle inzetten om een einde te maken aan kinderarmoede.

Deze vraag valt binnen de bevoegdheid van de Senaat. Als ontmoetingsplaats tussen de verschillende bestuursniveaus die hieraan iets willen doen, heeft de Senaat al in 2015 beslist om een informatieverslag met voorstellen aan alle betrokken overheden op te maken (Stuk Senaat nr 6-162/1 tot 4).

Begin dit jaar verkeerden 700 miljoen mensen in uiterst precaire leefomstandigheden. Daarvan waren 356 miljoen kinderen. Daarbij komen nog 633 miljoen kinderen die zo arm zijn dat hun leven, opvoeding, veiligheid en gezondheid erdoor wordt aangetast.

Als gevolg van de lockdown en de recessie die door de gezondheidscrisis wordt veroorzaakt worden 117 miljoen kinderen dit jaar in extreme armoede geduwd en nog eens 150 miljoen andere kinderen in een of andere vorm van armoede, aldus Sola Engilbertsdottir, kinderarmoede-experte voor Unicef, het VN-kinderfonds.

In november 2019 verspreidde Bernard De Vos als kinderrechtencommissaris voor Franstalig België een verslag over kinderarmoede in België. De resultaten waren onveranderd sinds het eerste verslag dat tien jaar voordien was gepubliceerd: de de precaire toestand van kinderen is nog steeds even schrijnend. Onaangepaste of ongezonde woningen, schulden, voedingsproblemen en een problematische situatie wat hygiëne, kleding, sociale contacten, schoolrekeningen betreft: kinderen worden daar rechtstreeks slachtoffer van, ondanks de pogingen van de ouders om ervoor te zorgen dat ze niets tekortkomen.

Daarom wil ik u de volgende vragen stellen en nagaan in hoever de verschillende bestuursniveaus hierbij betrokken worden:

1) het Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting beveelt aan om de effecten van het beleid na te gaan op mensen en gezinnen in armoede. Welke overgangs- en compensatie- of bijsturingsmaatregelen worden er genomen om kinderarmoede in België te bestrijden?

2) Kinderen hebben recht op de slimste investering omdat we ooit uit deze crisis zullen geraken en dan nood zullen hebben aan geschoolde en gedegen mankracht, aan goed opgeleid menselijk kapitaal. Zult u, gelet op de omvang van deze gezondheidscrisis, voorzien in prioritaire investeringen in sociale dienstverlening die aan kinderen te goede komen? Hoe zorgen we ervoor dat onze sociale programma's inzake onderwijs, gezondheid en sociale bescherming onverkort behouden blijven?

3) Wat het onderwijs op wereldschaal betreft: 1,5 miljard kinderen hebben al maandenlang geen toegang meer tot onderwijs. Vooral meisjes dreigen nooit meer terug naar school te kunnen gaan. Zal de impact hiervan op alle vooruitgang die eerder werd geboekt inzake gendergelijkheid worden geëvalueerd?

4) Inzake gezondheid heeft de COVID-19-crisis de toegang tot zorg sterk gehinderd, vooral wat betreft de inentingen en de opvolging van zwangerschappen, wat ernstige gevolgen kan hebben. Worden er maatregelen getroffen om kindersterfte tegen te gaan?

Antwoord ontvangen op 23 december 2020 :

Hieronder vindt u een antwoord op vragen 3) en 4), aangezien vragen 1) en 2) niet onder het mandaat van ontwikkelingssamenwerking vallen.

3) Sinds het begin van de Covid-19-pandemie is de sector onderwijs zwaar getroffen.

Meer dan honderd negentig landen hebben hun scholen gesloten en als gevolg daarvan is het leren van bijna 1,6 miljard leerlingen en studenten verstoord. Voor velen van hen is het al bekend dat er geen terugkeer naar het klaslokaal zal zijn. Volgens een schatting van de Organisatie der Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization – UNESCO) zou dit 23,8 miljoen kinderen en jongeren in de hele wereld treffen.

Deze situatie geldt met name voor meisjes en jonge vrouwen die al voor de crisis te maken kregen met vele obstakels (de last van huishoudelijke taken, gender gerelateerd geweld, vroege huwelijken en zwangerschappen, enz.).

De Belgische Samenwerking financiert verschillende multilaterale organisaties (United Nations Children's Emergency Fund – UNICEF, Global Partnership for Education, UNESCO, enz.), ons bilateraal agentschap Enabel (Belgisch Ontwikkelingsagentschap) en niet gouvernementele organisaties (NGO) (Plan, Vlaamse Vereniging voor Ontwikkelingssamenwerking en Technische Bijstand – VVOB, enz.) die tussenkomen om de onderwijssector te ondersteunen met een bijzondere aandacht voor het onderwijs van meisjes. Evenzo is gender een transversale prioriteit die in de samenwerkingswet is vastgelegd en die aanwezig moet zijn bij alle interventies die we financieren.

We zullen de impactanalyses door gespecialiseerde instellingen nauwgezet opvolgen, zodat we in de toekomst onze steun eventueel beter kunnen oriënteren.

4) Wat de crisisbeoordeling van Covid betreft, zijn er al verschillende opmerkingen gemaakt, die allemaal in dezelfde richting wijzen, namelijk een verergering van de bestaande ongelijkheden.

De gezondheidsdiensten werden onder druk gezet, maar bleven in het algemeen actief. In sommige gevallen is de vaccinatieplanning verstoord, maar niet volledig onderbroken.

In het kader van de response op Covid-19 heeft de ontwikkelingssamenwerking 98 miljoen euro vrijgemaakt in 2020. 68 miljoen euro daarvan waren bestemd voor de sanitaire response. Maatregelen die worden genomen om kindersterfte te blijven bestrijden, moeten het hele gezondheidsstelsel ondersteunen, ervoor zorgen dat preventieve en curatieve zorg blijft worden geboden en om onderbrekingen te voorkomen. Kinderen zijn de eerste die baat hebben van het gezondheidsstelsel, door de zorgen en vaccinaties die ze krijgen.

Naast maatregelen en structurele steun aan de gezondheid systemen, is in 2020 humanitaire hulp van 22 miljoen euro verleend om tegemoet te komen aan humanitaire behoeften van gezondheid en voedselzekerheid, voor kwetsbare bevolkingsgroepen waaronder kinderen. De humanitaire hulp draagt grotendeels bij aan de gezondheid van kinderen onder vijf jaar, aangezien zij in eerste instantie geraakt worden door malnutritie. In zekere mate draagt deze humanitaire hulp dus ook bij tot het verminderen van de kindersterfte.

Helaas is deze epidemie nog lang niet voorbij en de beoordelingen die in de komende maanden zullen worden gemaakt, zullen niet alleen van cruciaal belang zijn om de gevolgen te evalueren, maar ook om oplossingen te vinden en de juiste middelen te bepalen die nodig zijn.