Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 7-888

van Latifa Gahouchi (PS) d.d. 24 november 2020

aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden

Ontwikkelingslanden - Schoolbezoek door meisjes - Coronacrisis - Gevolgen - Petitie «Nooit meer school?» van de ngo Plan International België - Maatregelen - Programma's ontwikkeld door België - Bedragen (Covid-19)

gelijke behandeling van man en vrouw
ontwikkelingsland
ontwikkelingshulp
aantal schoolgaanden
onderwijsinstelling
positie van de vrouw
epidemie
onderwijs voor volwassenen

Chronologie

24/11/2020Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 24/12/2020)
23/12/2020Antwoord

Vraag nr. 7-888 d.d. 24 november 2020 : (Vraag gesteld in het Frans)

De gevolgen van de economische vertraging door de COVID-19-pandemie worden stilaan voelbaar, maar ook sociale gevolgen op langere termijn vallen te vrezen.

Uit eerdere crisissen, zoals de ebola-epidemie in de conflictgebieden in de Democratische Republiek Congo (DRC), is gebleken dat de sluiting van scholen grotere ongelijkheid meebrengt, aangezien bij meisjes de kans dat ze de school hervatten lager ligt dan bij jongens. Ze dreigen ook gedwongen te worden werk te vinden of bijkomende huishoudelijke taken op zich te nemen, waardoor ze nog meer gevaar lopen op geweld of op tienerzwangerschappen, die wellicht zullen toenemen.

De coronacrisis dreigt jaren inspanningen voor het onderwijs en de vorming van meisjes teniet te doen. Onderwijs en vorming zijn een recht van meisjes, overal ter wereld.

Het recht op onderwijs is een fundamenteel recht dat in verschillende internationale teksten opgenomen is, waaronder het Kinderrechtenvedrag van de Verenigde Naties (VN) van 20 november 1989, dat België geratificeerd heeft in 1991.

Nochtans gaan miljoenen meisjes in de hele wereld niet naar school.

De Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (UNESCO) schat dat in 4% van de landen minder dan negen vrouwen tegenover tien mannen ingeschreven zijn in het lager onderwijs, 9% in het lager secundair, 15% in het hoger secundair en 21% in het hoger onderwijs.

Door de covidcrisis wordt het probleem alleen maar groter, terwijl de school een veilige plaats is die de meisjes beschermt tegen talrijke gevaren, zoals kindhuwelijken, genitale verminking of ongewenste zwangerschappen.

We zijn blij met de vooruitgang op het gebied van onderwijs voor meisjes en vrouwen dankzij de voortdurende inspanningen van de internationale gemeenschap, maar we schieten nog tekort in ons engagement ten opzichte van de meest kansarmen.

De UNESCO-cijfers in dat verband zijn zorgwekkend: drie vierde van de kinderen van lagereschoolleeftijd die misschien nooit naar school zullen gaan, zijn meisjes.

Ter gelegenheid van de internationale meisjesdag op 11 oktober 2020 overhandigde de niet-gouvernementele organisatie (ngo) Plan International het resultaat van de petitie «Nooit meer school?» aan de federale overheid. De ngo wilde daarmee de aandacht vestigen op de plotse achteruitgang die deze permanente lockdown voor jonge meisjes in ontwikkelingslanden betekent.

Omdat er geen gelijkheid is zonder emancipatie en omdat dat laatste via onderwijs verloopt, is het essentieel onze steun voor het schoolbezoek door meisjes in ontwikkelingslanden te behouden en te versterken.

Aangezien ontwikkelingssamenwerking zowel deel uitmaakt van het federale beleid als van het beleid van de deelstaten (onderwijs, preventieve gezondheidszorg, gelijkheid van mannen en vrouwen, enz.), net zoals de bescherming van kinderrechten, is deze vraag hier volledig op zijn plaats.

1) Welke maatregelen werden genomen naar aanleiding van die petitie?

2) Kunt u ons meer details geven over de programma's om meisjes in ontwikkelingslanden (opnieuw) naar school te laten gaan?

3) Hoeveel bedraagt de ontwikkelingshulp per land voor onderwijs en opvoeding van kinderen, en in het bijzonder van meisjes, in de ontwikkelingsprogramma's waaraan België deelneemt?

4) Staat een verhoging van die financiële steun op de agenda?

Antwoord ontvangen op 23 december 2020 :

1) De door de niet gouvernementele organisatie (NGO) Plan gelanceerde petitie ten voordele van het onderwijs voor meisjes trok mijn volle aandacht. Bovendien had ik het genoegen om samen met mevrouw Wilmes, minister van Buitenlandse Zaken, bij deze gelegenheid deel te nemen aan een vergadering met Plan België. Er zijn berichten ter ondersteuning van dit initiatief gelanceerd via sociale netwerken en interne communicatie binnen de administratie.

Gender, onderwijs maar ook kinderrechten zijn prioriteiten voor de Belgische Samenwerking en zijn als zodanig opgenomen in de samenwerkingswet. Natuurlijk is het onderwijs aan meisjes een van onze zorgen, vooral in deze periode van de Covid-epidemie, die de zwaarbevochten winst van de afgelopen jaren in gevaar brengt. Hoewel de toegang tot onderwijs voor meisjes en jonge vrouwen al problematischer is, verzwakt de sluiting van scholen in het kader van gezondheidsmaatregelen hun toegang tot de school nog meer en stelt deze hen bloot aan verschillende risico’s: geweld, vroegtijdige huwelijken en zwangerschappen, kinderarbeid en het definitief verlaten van hun school.

2) Wat de specifieke programmering van het onderwijs voor meisjes betreft, is ons huidige beleid voor de financiering van multilaterale organisaties die actief zijn in het onderwijs (GPE – Global Partnership for Education) en UNICEF (United Nations Children’s Emergency Fund) gebaseerd op bijdragen aan de algemene middelen van deze organisaties. Deze keuze stelt hen in staat om fondsen te mobiliseren volgens de meest dringende behoeften. Voor zowel de GPE als UNICEF is steun voor het onderwijs van meisjes een prioriteit. Wat de bilaterale samenwerking betreft, financieren wij voor de sector onderwijs projecten die door ENABEL (Belgisch Ontwikkelingsagentschap) worden uitgevoerd in vier landen: Burundi, de Democratische Republiek Congo (DRC), Palestina en Oeganda. Bij elk project wordt op een transversale manier aandacht besteed aan het geslacht. Op het niveau van de steun aan NGO’s profiteert Plan België bijvoorbeeld van onze steun voor de uitvoering van projecten ten behoeve van meisjes. Ten slotte werd in 2019 een oproep tot het indienen van projecten «Gender en Onderwijs» gelanceerd om projecten te ondersteunen die meer specifiek gericht zijn op het verbeteren van het onderwijs aan jonge meisjes.

3) & 4) Zoals hierboven uiteengezet, wordt onze financiering gegeven aan de algemene middelen van de betrokken organisaties en daarom is het specifieke aandeel van de financiering van het onderwijs voor meisjes niet precies bepaald.

De totale Belgische uitgave (ODA – official development aid (officiële ontwikkelingshulp)) voor onderwijs bedroeg ongeveer 115 miljoen euro in 2019, waarvan meer dan de helft voor niet-gouvernementele actoren, en telkens ruim 20 % voor onze bilaterale en multilaterale actoren.

In 2019 waren er tweeëndertig landen waar er officiële Belgische steun aan onderwijs gegeven werd. De belangrijkste (in budgettaire termen) zijn Uganda (17,4 miljoen euro), DRC (13,7 miljoen euro), Ecuador (4 miljoen euro), Vietnam (3,9 miljoen euro), Rwanda (2,9 miljoen euro) en Marokko (2,9 miljoen euro). Voor 2020 wordt een grotendeels gelijkaardig bedrag verwacht.

De begrotingen worden momenteel herzien. Op internationaal niveau zal de financiering van het onderwijs (met inbegrip van het onderwijs voor meisjes) in 2021 een veelbesproken onderwerp zijn. Inderdaad, de GPE, het belangrijkste fonds voor onderwijs, heeft Girls’ Education gekozen als het hoofdthema van haar aanvulcampagne.