Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 7-867

van Latifa Gahouchi (PS) d.d. 20 november 2020

aan de staatssecretaris voor Gendergelijkheid, Gelijke Kansen en Diversiteit, toegevoegd aan de minister van Mobiliteit

Plan "vrouwenrechten" van de Franse Gemeenschap - Uitvoering - Overleg binnen de federale regering en met de andere bestuursniveaus - Vrouwenorganisaties - Structurele financiering - Maatregelen

positie van de vrouw
rechten van de vrouw
Franse Gemeenschap
vereniging
financiering
vrouwenbeweging

Chronologie

20/11/2020Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 24/12/2020)
1/2/2021Antwoord

Vraag nr. 7-867 d.d. 20 november 2020 : (Vraag gesteld in het Frans)

Vrouwenorganisaties, waaronder de Conseil des femmes francophones de Belgique en Vie féminine zijn verheugd over de goedkeuring, in september 2020, van het plan «vrouwenrechten» door de regering van de Franse Gemeenschap.

Dat plan omvat vier pijlers: de strijd tegen geweld, het afbreken van seksestereotypen, de vrouwelijke vertegenwoordiging op alle bestuursniveaus en een makkelijkere combinatie van werk en privéleven.

De Franse Gemeenschap heeft belangrijke bevoegdheden op het vlak van preventie, maar de problemen die in dat plan aan bod komen gaan ook over domeinen waarvoor andere niveaus bevoegd zijn.

Zo worden al een aantal concrete maatregelen besproken zowel op het niveau van de Franse Gemeenschap als op het niveau van de Gewesten.

De vrouwenorganisaties vrezen evenwel dat het federale niveau niet volgt.

Als voorbeeld vermelden ze de bestrijding van geweld op vrouwen, dat grote inspanningen vergt van justitie en politie (opleiding van actoren op het terrein, versterking van de menselijke en materiële middelen, veralgemening van een tijdelijk huisverbod, de elektronische enkelband, enzovoort).

Andere voorbeelden zijn de strijd tegen armoede bij vrouwen, en in het bijzonder de kwestie van de betaling van alimentatiebijdragen en de toegang tot sommige sociale diensten.

1) Welke contacten hebt u met uw collega's binnen de federale regering over de uitvoering van dat plan waarvoor een daadwerkelijke coördinatie vereist is, zeker nu we weten dat vrouwen nog meer gevaar lopen en dus nog kwetsbaarder zijn midden in de coronacrisis?

2) Staat een samenwerking met uw collega's uit de andere bestuursniveaus op de agenda? In welke mate verloopt die samenwerking of zal ze verlopen via de Interministeriële Conferentie Vrouwenrechten, die al bijeengekomen is om het probleem van geweld op vrouwen te bespreken?

3) Tot slot wijst de koepelorganisatie Conseil des femmes francophones ook op het gebrek aan structurele financiering van vrouwenorganisaties. De opeenvolgende besparingen door de vorige regering heeft de situatie er geenszins op verbeterd.

Op welke manier kan die financiering dus gebeuren om een duurzame werking van de vrouwenorganisaties te garanderen?

Antwoord ontvangen op 1 februari 2021 :

Bij het door minister Linard Geïnitieerde Plan voor de rechten van de vrouw zijn de verschillende bevoegde ministers van de Franse Gemeenschap betrokken. Maar, zoals u opmerkt, hebben sommige thema’s van dit plan ook betrekking op de federale bevoegdheden. Dit is het geval met de kwestie van geweld tegen vrouwen. In dit verband heeft de federale regering op mijn initiatief op 4 december 2020, na de tweede golf van Covid, een Federaal Actieplan goedgekeurd ter bestrijding van geweld op grond van geslacht en binnen het gezin. Dit plan is in overeenstemming met de geest van het Verdrag van Istanbul, dat een gecoördineerd beleid aanbeveelt door verschillende federale overheidsmachten rond de tafel te brengen. Bij dit plan zijn dus ook mijn collega’s van Justitie, Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid betrokken. Ik ben voornemens op deze weg voort te gaan bij de opstelling van het NAP tegen geweld, waarvoor ik verantwoordelijk ben.

De Interministeriële Conferentie (IMC) «Vrouwenrechten» had inderdaad zijn werkzaamheden hervat onder voorzitterschap van de staatssecretaris voor Gelijke Kansen, Nawal Ben Hamou, en sloot deze in januari 2020 af. Als federaal staatssecretaris voor Gendergelijkheid ben ik lid van de IMC «Vrouwenrechten». In die hoedanigheid stond ik aan het hoofd van de werkgroep voor geïntegreerd beleid ter bestrijding van geweld tegen vrouwen. In dit kader, en in overeenstemming met de eisen van het Verdrag van Istanbul, heb ik verschillende maatregelen voorgesteld om een betere coördinatie tussen de verschillende regeringen in het land tot stand te brengen.

Het Nationale Actieplan ter bestrijding van gendergerelateerd geweld (NAP) 2021-2025, waarvan ik de opstelling leid, zal een waardevol instrument zijn voor de coördinatie tussen de verschillende regeringen van het land.

Wat de financiering van de verenigingen betreft, ben ik het volledig met u eens dat deze op duurzame wijze moeten worden gesteund. De volksverenigingen van vrouwen spelen een beslissende rol voor vrouwen, vooral in de context van de gezondheidscrisis die wij doormaken. Ze zijn gebaseerd op de realiteit van het leven van vrouwen en bevorderen de rechten van vrouwen in België aanzienlijk

Ik zal ook analyseren hoe ik de samenwerking met de belanghebbenden en het maatschappelijk middenveld in de brede zin van het woord kan versterken om tot een gendergelijkheidsbeleid te komen dat door de samenleving als geheel wordt gedragen.

Ik ben van plan om in 2021 regelmatig een beroep te doen op de deskundigheid van vrouwenorganisaties, met name in het kader van de voorbereiding van het NAP 2021-2025 en het Gendermainstreaming-plan. Wat de federale financiering betreft, trekken wij samen met het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen momenteel 669 000 euro uit voor steun aan vrouwenverenigingen en wij hopen nog verder te kunnen gaan.