Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 7-857

van Els Ampe (Open Vld) d.d. 19 november 2020

aan de vice-eersteminister en minister van Justitie, belast met Noordzee

Familiaal geweld - Aanranding van de eerbaarheid - Handhaving - Straftoemetingsrichtlijnen - Mogelijke wijziging

huiselijk geweld
seksueel geweld
strafsanctie

Chronologie

19/11/2020Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 24/12/2020)
17/2/2021Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 7-858
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 7-859

Vraag nr. 7-857 d.d. 19 november 2020 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Minstens een op de vijf vrouwen in België wordt geconfronteerd met geweld vanwege haar partner; bij Europese vrouwen tussen de zestien en de vierenveertig jaar oud is geweld binnen het gezin zelfs de eerste doodsoorzaak. In België telt het aantal geregistreerde verkrachtingen ongeveer drie duizend per jaar oftewel acht per dag. En dan hebben we het nog maar over de geregistreerde gevallen.

Niet enkel bij de politie, maar ook bij Justitie moet er gewerkt worden aan deze problematiek. De gemiddelde strafmaat inzake seksueel geweld ligt veel lager dan de theoretische strafmaat die vijf jaar bedraagt. Straftoemetingsrichtlijnen kunnen ervoor zorgen dat er minder uiteenlopende straffen komen wat zeer belangrijk is gezien artikel 10 van de Grondwet vereist dat daders in gelijke gevallen op gelijke wijze behandeld moeten worden. Straftoemetingsrichtlijnen zouden ook een sterk signaal uitsturen aan de slachtoffers.

Het zorgt ervoor dat de daders ook daadwerkelijk en effectief gestraft worden. Het argument van de voormalige minister van Justitie dat straftoemetingsrichtlijnen stuiten op het principe van de onafhankelijkheid van de rechtsprekende magistraten is eenvoudig te weerleggen gezien deze straftoemetingsrichtlijnen niet bindend zijn. In Nederland wordt dit al enkele jaren succesvol toegepast; hier zou dit dus ook moeten lukken.

Wat betreft het transversaal karakter van de schriftelijke vraag: het betreft hier een transversale aangelegenheid met de Gemeenschappen waarbij de rol van de Gemeenschappen vooral ligt in de bijstand aan personen i.e. het gelijkekansenbeleid. Slachtofferhulp van de politie en de behandeling van klachten is echter een federale bevoegdheid (Justitie).

Ik had dan ook volgende vragen omtrent deze onderwerpen:

1) Bent u vertrouwd met het systeem van straftoemetingsrichtlijnen? Wat zijn de voor- en de nadelen?

2) Zou het opstellen van straftoemetingsrichtlijnen voor seksueel geweld terug ter sprake kunnen komen? Kan u dit concreet toelichten?

Antwoord ontvangen op 17 februari 2021 :

Het debat rond het al dan niet invoeren van straftoemetingsrichtlijnen is een moeilijke discussie die steeds opnieuw stuit op het principe van de onafhankelijkheid van de rechtsprekende magistraten. Er wordt ook vastgehouden aan het principe van de individualisering van de straffen. Dit brengt tegelijkertijd het probleem van de dispariteit in de Belgische straftoemeting met zich mee.

Volgens sommigen verdient het individualiseringsbeginsel de absolute voorkeur in het strafrecht: elke zaak is uniek en vereist daarom een individuele behandeling. Anderen erkennen weliswaar het feit dat elke zaak uniek is, maar zijn er tegelijk ook van overtuigd dat gelijkheid een belangrijk beginsel is dat moet worden nagestreefd. In de rechtsleer zijn er echter verschillende visies over de toepassing van het gelijkheidsbeginsel in strafzaken.

Er zijn dus voor- en nadelen verbonden aan een systeem van straf-toemetingsrichtlijnen, maar dit vergt een ver doorgedreven debat.

Een straftoemetingsdatabank zou een interessant instrument kunnen zijn voor de ondersteuning in de straftoemeting, zoals dit uit Nederlands onderzoek ook blijkt. De invoering van een dergelijke databank moet echter goed overdacht worden en deze denkoefening dient daarenboven te kaderen in de grote hervorming van het straf- en het strafprocesrecht die momenteel samen met experten en de administratie van Justitie wordt voorbereid en kan bijgevolg niet in het kader van een parlementaire vraag eenduidig beantwoord worden.