Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 7-798

van Stephanie D'Hose (Open Vld) d.d. 9 november 2020

aan de minister van Binnenlandse Zaken, Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing

Homofobie - Sociale media - Geweld en haat tegen LGBTQI+ - Strijd - Meldpunt internetdiscriminatie - Nederlands initiatief - Gelijkaardig initiatief in België

bestrijding van discriminatie
seksuele minderheid
computercriminaliteit
sociale media
discriminatie op grond van seksuele geaardheid

Chronologie

9/11/2020Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 10/12/2020)
10/12/2020Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 7-642

Vraag nr. 7-798 d.d. 9 november 2020 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Onlangs raakte bekend dat de chatgroep op de app Telegram @criminal.system, veelal Tsjetsjenen, grof geweld op holebi's verheerlijken met honderden filmpjes. Ze blijken ook actief online op zoek te gaan naar mensen die – in hun ogen – met fysiek geweld moeten worden aangepakt. Hun haat was in het bijzonder gericht op LGBTQI+.

De feiten zijn huiveringwekkend. Zo mogelijk nog onrustwekkender is dat er eveneens een gelijkaardige Instagram account bestaat waar vijfduizend volgers zijn.

Op de chataccount vindt men zelf aangebrachte filmpjes terug waar slachtoffers actief werden benaderd via sociale media om daarna via hun IP adres de contactgegevens te bekomen waarbij deze vervolgens daadwerkelijk fysiek belaagd werden en de beelden ervan ook nog eens op het internet werden geplaatst met naam en toenaam.

De feiten doen huiveren en dit niet alleen omwille van de zwaarwichtige feiten maar bovenal omwille van het georganiseerd karakter ervan waarbij niet alleen werd aangezet tot haat maar ook geweld tegen LGBTQI+ actief werd gepromoot.

In Nederland kan men via het Meldpunt internet discriminatie (MIND) racisme en haat via het internet aangeven. MIND is het landelijke meldpunt voor strafbare, discriminerende uitingen op internet. Het Meldpunt internet discriminatie is in 2013 opgericht op initiatief van het Nederlandse ministerie van Veiligheid en Justitie en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Ook in het Verenigd Koninkrijk kan men «hate speech» onmiddellijk digitaal melden. Zie: https://www.report-it.org.uk/your_police_force.

Gezien de omvang van racisme en homofobie op sociale media is het aangewezen om al of niet binnen bestaande initiatieven van de politie zoals police-on-web een concreet en duidelijk digitaal meldpunt internet discriminatie op te richten dat vervolgens bekijkt welke stappen er al of niet moeten worden genomen zoals in Nederland en waarbij zij zelf enerzijds de internetoperator onmiddellijk vraagt de inhoud offline te halen en als er sprake is van strafbaar gedrag zoals aanzetten tot geweld en haat het dossier direct over te maken aan het openbaar ministerie voor vervolging en bestraffing.

Deze vraag betreft een transversale aangelegenheid met de Gemeenschappen én de Gewesten. Het Centrum voor racismebestrijding werd immers in 2014 geïnterfederaliseerd. Het werd daarbij bevoegd voor gewest- en gemeenschapsmateries; om hun taak te kunnen volbrengen is het belangrijk dat zij over alle indicatoren inzake racisme beschikken. De strijd tegen homofobie is hierbij een kerntaak. Ook biedt samenwerking veel kansen om dit efficiënt aan te pakken en dit zowel wat betreft preventie als handhaving.

Graag had ik hem dan ook volgende vragen voorgelegd:

1) Kan de geachte minister meedelen, en dit op jaarbasis voor de jongste drie jaren, hoeveel personen werden vervolgd wegens het aanzetten tot geweld en haat jegens LGBTQI+ via het internet en sociale media? Kunnen deze cijfers uitvoerig worden toegelicht?

2) Kan hij meedelen of hij het Nederlandse initiatief steunt waarbij de diverse veiligheidsdepartementen een digitaal meldpunt hebben opgezet (MIND) zodat meldingen van homofobie via sociale media en het internet snel en adequaat kunnen worden aangepakt? Kan hij dit toelichten en meedelen of dit mogelijk onder police-on-web kan vallen?

3) Kan hij meedelen of naast de chatgroep op Telegram ook de Instagram account wordt onderzocht? Zo neen, waarom niet?

4) Kan hij meedelen of er de jongste jaren gelijkaardige chatgroepen werden aangetroffen door de sectie «Internet Recherche» (DJSOC/i2-IRU)? Zo ja, om hoeveel groepen gaat het? Wie werd specifiek geviseerd wat betreft de oproepen tot geweld en haat en hoeveel leden telden deze respectieve groepen?

5) Kan hij meedelen of de sectie «Internet Recherche» (DJSOC/i2-IRU) proactief dergelijke chatgroepen en sociale media accounts opspoort? Zo ja, wat waren hiervan de concrete resultaten? Zo neen, moet hier niet specifiek op ingezet worden?

Antwoord ontvangen op 10 december 2020 :

1) De gerechtelijke vervolging van overtreders en de doorverwijzing naar de rechtbank vallen niet onder de verantwoordelijkheid van de politie, maar onder die van het openbaar ministerie.

2) Wat het «police-on-web» systeem betreft, zijn de aangiftes reeds mogelijk via het tijdelijke Covid-19 digitaal aangifteloket, ook al staat het specifieke misdrijf niet in de lijst van de beschikbare misdrijven, en dit in afwachting van een meer permanente oplossing.

Het diensthoofd van de sectie DJSOC/i2-IRU (Internet Recherche) neemt deel aan de discussies in het kader van de Werkgroep Col 13/2013 onder leiding van het College van procureurs-generaal. Het opzetten van een digitaal meldpunt werd besproken en het gebruik van het «police-on-web» systeem is één van de overwogen pistes.

In de huidige fase van de werkzaamheden moeten nog een aantal aspecten met betrekking tot anonieme klachten of meldingen, psychologische bijstand en opvolging, bijstand aan slachtoffers, territoriale bevoegdheden enz. worden verduidelijkt.

3) Wat betreft de chatgroepen op Telegram, is alles afhankelijk van het discussiekanaal. Sommige zijn privé en dus niet toegankelijk. Op Instagram zijn de gesprekken altijd privé tussen twee of meer mensen. Er is hier geen open discussiekanaal dat voor iedereen toegankelijk is. Daarom zijn deze elementen niet toegankelijk, in principe met uitzondering voor bepaalde onderzoeksmethoden, wat het bestaan van een gerechtelijk dossier vereist.

4) In het algemeen bieden de meeste «social media» platformen de mogelijkheid om discussiegroepen te creëren (bijvoorbeeld Facebook, Twitter, enz.). Als de groepen vrij toegankelijk zijn is het mogelijk om de discussie te volgen. Omgekeerd, als de groep privé is, zijn de discussies ook privé.

De cel «Internet Recherche» heeft geen cijfers die uitsluitend betrekking hebben op groepsgesprekken. Bij het vaststellen van illegale inhoud wordt gezocht naar de identiteit van de dader(s).

Wanneer een groep geviseerd wordt, zijn de belangrijkste actoren meestal herkenbaar en dus gelokaliseerd. In dit stadium zal een diepgaand gerechtelijk onderzoek uitgevoerd worden. Dit onderzoek valt dan niet langer onder de verantwoordelijkheid van de cel «Internet Recherche», maar onder die van de territoriaal bevoegde onderzoeksdiensten.

5) Als het gaat om het zoeken op het internet, heeft de sectie i2-IRU van DJSOC twee belangrijke functies.

De eerste is een missie om de geïntegreerde politiediensten en de magistratuur te ondersteunen, door op hun verzoek grondige internetopzoekingen uit te voeren in het kader van hun gerechtelijke dossiers.

De tweede is de «IRU»-missie, met andere woorden het autonoom zoeken naar illegale inhoud. Deze zoekopdrachten worden proactief uitgevoerd op vrij toegankelijke content op de grootste platformen (Archive.org, Facebook, Google, Flickr, Instagram, SoundCloud, Telegram, Twitter, VK, WordPress, YouTube) en op forums en blogs waarin dit soort inhoud gepubliceerd wordt.