Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 7-773

van Latifa Gahouchi (PS) d.d. 9 november 2020

aan de vice-eersteminister en minister van Justitie, belast met Noordzee

Partnergeweld - Referentiemagistraten en referentieambtenaren van de politie inzake partnergeweld- Lijsten- Update - Centrale instelling - Aanwijzing - Diensten voor hulp aan het slachtoffer - Terbeschikkingstelling (Covid-19)

huiselijk geweld
slachtofferhulp
politie
magistraat
epidemie
Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen

Chronologie

9/11/2020Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 10/12/2020)
10/12/2020Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 7-562

Vraag nr. 7-773 d.d. 9 november 2020 : (Vraag gesteld in het Frans)

De omzendbrief COL 4/2006 van het College van procureurs-generaal betreffende het strafrechtelijk beleid inzake partnergeweld bepaalt dat referentiemagistraten en referentieambtenaren van de politie moeten worden aangewezen binnen respectievelijk elk gerechtelijk arrondissement en elke politiezone.

Verschillende actoren op het terrein betreuren dat er tot op heden nog geen instelling bestaat met als taak de lijsten van referentiepersonen te centraliseren. Die lijsten zouden dus bijgevolg niet altijd up-to-date zijn, waardoor het soms moeilijk is om te weten wie de toevluchtpersonen bij de politie en bij Justitie zijn.

In het kader van de Covid-19-crisis zag men tijdens de eerste weken van de lockdown een verdubbeling van het aantal oproepen naar de twee telefonische hulpnummers voor slachtoffers van partnergeweld. Experten vrezen dat dit wijst op een significante toename van het partnergeweld.

1) Moet er niet dringend een centrale instelling worden aangewezen en moet er niet dringend worden toegezien op een goede update van de lijsten van referentiepersonen?

Immers, een instelling met als taak het opstellen en up-to-date houden van de lijst van alle referentiepersonen inzake partnergeweld bij de parketten en bij de verschillende politiezones, is een prioriteit voor een maximale samenwerking tussen alle betrokken actoren, zowel van het federale niveau als van de deelstaten.

2) Zou die taak van de centralisatie van de lijsten kunnen worden toegewezen aan het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen?

3) Moet die lijst, eens ze is uitgewerkt, niet systematisch ter beschikking van de verschillende diensten en van de diensten voor slachtofferhulp worden gesteld?

Antwoord ontvangen op 10 december 2020 :

1) tot 3) In omzendbrief COL 4/2006 wordt inderdaad voorzien in de aanwijzing van referentiemagistraten en referentieambtenaren van de politie en worden hun – essentiële – opdrachten gedetailleerd omschreven. Thans bestaat er echter geen nationale lijst van die referentiemagistraten en referentieambtenaren van de politie. Er staat een lijst van referentiemagistraten op het Omptranet (platform van het openbaar ministerie), maar het is uiterst moeilijk om een dergelijke lijst up-to-date te houden, aangezien er op nationaal niveau een aanzienlijk personeelsverloop is van de referentiemagistraten bij de parketten en referentieambtenaren van de politie bij de politiediensten.

Ondanks deze vaststelling heeft een dergelijke nationale lijst weinig belang, aangezien het belangrijkste is dat op lokaal niveau de actoren in het veld de identiteit kennen van de referentiemagistraat wiens opdrachten regelmatige contacten inhouden met de politiediensten en de hulpdiensten die actief zijn in het arrondissement. In hiërarchische korpsen als de parketten en politiediensten is het overigens zeer eenvoudig om via de korpschef in contact te komen met de referentiemagistraat of referentieambtenaar van de politie.

Het is in deze aangelegenheid dus vooral van belang om ervoor te zorgen dat de referentiemagistraten en referentieambtenaren van de politie de belangrijke opdrachten die hun worden toevertrouwd daadwerkelijk kunnen uitvoeren. Zij moeten op lokaal niveau regelmatig en constructief contact hebben met elkaar alsook met de actoren uit de sector van de hulpverlening.

Over het algemeen behoeft het geen betoog dat de goede toepassing van omzendbrief COL 4/2006 afhankelijk is van de daadkracht van die referentiemagistraten en referentieambtenaren van de politie, maar eveneens en vooral van de tijd die zij kunnen besteden aan die bijzonder tijdrovende opdrachten. De parketten en parketten-generaal proberen echter een correcte en stelselmatige toepassing van omzendbrief COL 4/2006 te bevorderen door regelmatig overleg en bewustmakingsvergaderingen te organiseren op alle niveaus:

uitwisselingen en vergaderingen van het expertisenetwerk Criminaliteit tegen personen;

regelmatige algemene vergaderingen van alle referentiemagistraten van het land: er was een vergadering gepland rond mei-juni 2020 in de lokalen van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen (IGVM), maar die moest sine die worden uitgesteld ten gevolge van de gezondheidssituatie;

vergaderingen / overleg parket-generaal / referentiemagistraten binnen elk rechtsgebied;

en vooral: vergaderingen / overleg op lokaal niveau, georganiseerd door elke referentiemagistraat met de politiediensten of hulpdiensten die actief zijn in het arrondissement.

Zo werd reeds de omzendbrief «instrument voor risicotaxatie» verspreid, die de bedoeling heeft om een nog meer gerichte aanpak te bieden voor de bescherming van slachtoffers. Hoewel voormelde omzendbrief pas in januari 2021 effectief in werking zal treden, zorgt de verspreiding er reeds voor dat in elk rechtsgebied de nodige bewustmaking wordt bewerkstelligd bij de betrokken magistraten en politieambtenaren aangaande het instrument. Elk parket-generaal zal rond deze omzendbrief ook ontmoetingen organiseren tussen de betrokken magistraten en politieambtenaren van elk arrondissement. De algemene vergadering van de referentiemagistraten zal dit onderwerp eveneens in het bijzonder bespreken van zodra deze vergadering in alle veiligheid kan worden georganiseerd.