Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 7-662

van Willem-Frederik Schiltz (Open Vld) d.d. 22 september 2020

aan de vice-eersteminister en minister van Justitie, belast met de Regie der gebouwen, en minister van Europese Zaken

Dagvaarding - Inleidend verzoekschrift - Opschorting - Nietigheidsvorderingen - Cijfers - Artikel 702 van het Gerechtelijk Wetboek - Aanpassing

rechtsvordering
rechtsingang

Chronologie

22/9/2020Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 22/10/2020)
1/10/2020Dossier gesloten

Heringediend als : schriftelijke vraag 7-779

Vraag nr. 7-662 d.d. 22 september 2020 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Wie een procedure lanceert, dient in de dagvaarding (schriftelijk verzoek om voor de rechtbank te verschijnen) of het inleidend verzoekschrift (gericht tot het nemen van een beslissing) tot op vandaag evident te vermelden wat hij vordert, van wie, en op welke grond. Die vermeldingen zijn verplicht (artikel 702 van het Gerechtelijk Wetboek). Dat kan beter. Voeg daaraan toe: de inventaris van de stukken waarop dit is gesteund (aanvulling artikel 702 van het Gerechtelijk Wetboek). Die stukken dienen hoe dan ook in de procedure te worden meegedeeld. Waarom dan niet van bij aanvang vermelden op welke stukken men zich baseert? In Nederland is dit bijvoorbeeld wel al het geval.

Uit het boek «Justice in time» van auteur Simon Deryckere blijkt dat er tal van voordelen zijn verbonden aan het toevoegen van de stukken waarop de dagvaarding of het verzoekschrift is gebaseerd:

– vooreerst vermijdt dit dat de zaak moet worden opgeschort. Nu gebeurt het immers regelmatig dat de zaak moet worden opgeschort omdat de stukken niet worden meegedeeld binnen de acht dagen na de inleiding van de zaak (artikel 736 van het Gerechtelijk Wetboek);

– het verhoogt de kennisgevingsfunctie van de inleidende akte en vermindert het aantal gevallen waarin de «exceptio obscuri libelli» kan worden opgeworpen;

– het verhoogt ook de kwaliteit van de procesvoering. Nu gebeurt het soms dat een raadsman een procedure opstart zonder zelf reeds kennis te hebben van de stukken. Als het verplicht wordt om de lijst van stukken van bij de opstart mee te delen, zal de raadsman van de eisende partij in principe reeds kennis hebben van de stukken en dus geen niet-gestaafde zaken vermelden in de dagvaarding, waarop nadien dient te worden teruggekomen;

– het laat ook een betere beoordeling toe door de rechtbank van bij aanvang van de procedure, met het oog op een vlot verder verloop. Zo kan beter worden ingeschat of de zaak kan worden behandeld volgens korte debatten, met toepassing van artikel 735 van het Gerechtelijk Wetboek of de zaak in aanmerking komt voor gerechtelijke bemiddeling. Dit alles zonder enige bijkomende kost. Die bijkomende kost zou er wel zijn mocht men verplichten om de stukken zelf te voegen bij de dagvaarding, wat niet wenselijk is.

Wat betreft het transversaal karakter van de vraag: het betreft een transversale aangelegenheid met de Gemeenschappen. Er zijn verschillende instanties bevoegd voor het justitiebeleid. De Gemeenschappen zijn namelijk bevoegd voor het vervolgingsbeleid, jeugdsanctierecht, eerstelijns juridische bijstand en justitiehuizen. Het is echter de federale overheid die bevoegd is voor de organisatie van het Belgische gerecht. Zo is de federale minister van Justitie bevoegd voor het gevangeniswezen, de administratieve rechtscolleges en de rechterlijke orde.

Graag had ik hieromtrent dan ook een antwoord gekregen op volgende vragen:

1) Hoeveel zaken werden opgeschort in 2019 daar de stukken niet werden meegedeeld binnen de acht dagen na de inleiding van de zaak? Graag kreeg ik het aantal per gerechtelijk arrondissement.

2) Hoeveel keer werd «exceptio obscuri libelli» (nietigheidsvordering) ingeroepen in 2019? Graag kreeg ik het aantal per gerechtelijk arrondissement.

3) Zal u artikel 702 van het Gerechtelijk Wetboek aanvullen met de verplichting van de stukken waarop de procedure gebaseerd is, toe te voegen bij aanvang? Zo ja, wanneer zal u dit doen? Zo neen, waarom niet? Waarom heeft u deze maatregel niet in het verleden genomen?