Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 7-53

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 19 september 2019

aan de minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, Armoede-bestrijding, Gelijke Kansen en Personen met een beperking

Taalwetgeving - Naleving - Taalverhoudingen binnen de diensten van Tewerkstelling en Economie

taalgebruik
Hoofdstedelijk Gewest Brussels
tweetaligheid
officiële statistiek
taalgroep
Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening
ministerie

Chronologie

19/9/2019Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 24/10/2019)
16/10/2019Antwoord
9/12/2019Aanvullend antwoord

Vraag nr. 7-53 d.d. 19 september 2019 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Uiteraard zijn de naleving van de taalwetgeving en het respect voor de taalverhoudingen binnen de federale overheidsadministraties zaken die de Gemeenschappen aanbelangen. Zonder het correct naleven van de taalwetgeving en zonder het correct weerspiegelen en respecteren van de verschillende talen en taalgroepen, is er geen federaal samenleven mogelijk. De taalwetgeving is zowat het cement in dit land tussen de verschillende Gemeenschappen, Gewesten en de federale overheid. Zonder de naleving van de taalwetgeving is er geen samenhang mogelijk en dreigt het wederzijds samenleven onmogelijk te worden en het wederzijds respect te verdwijnen.

De Gewesten hebben bovendien een taak inzake het naleven van de taalwetgeving. De Gemeenschappen zijn dan weer bevoegd voor de luister en het gebruik der talen.

Dit is dus een bij uitstek transversale aangelegenheid.

Een van de kernpunten in heel de taalwetgeving en in de federale constructie is dat de federale overheid en het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad correct tweetalig dienen te zijn. In de administratie van de federale overheid is van de diensten een volkomen tweetalige dienstverlening vereist. Elke inwoner van het land moet in zijn taal terecht kunnen bij de federale diensten.

1) Hoe ziet de taalaanhorigheid eruit binnen de verschillende diensten van Tewerkstelling en Economie? Zijn er taalkaders? Waarop zijn deze gebaseerd? Hoe zien die eruit? Is in elke dienst gewaarborgd dat deze ook correct tweetalig is? Hoe is het nog altijd mogelijk dat binnen de diensten die zich richten naar de inwoners van het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad een groot deel van uw administratie zeer gebrekkig Nederlands kent, laat staan Nederlandstalig is. Hoe vaak gebeurt het niet dat Nederlandstalige inwoners van Brussel moeten wachten tot de «Flamand de service» vrij is om de informatie in het Nederlands te kunnen geven?

2) Hoe komt het dat sommige diensten binnen Werk en Economie, die zich onder andere wenden tot internationale organisaties, eentalig Franstalig opereren? Is het normaal dat dit land zich in het buitenland blijft opstellen als een eentalig Franstalig land?

3) Welke inspanningen zullen er gedaan worden om de perfecte tweetaligheid of drietaligheid van centrale diensten en Brusselse diensten te waarborgen? Hoeveel procent van de Franstaligen krijgen een tweetaligheidspremie? Hoeveel procent van de Nederlandstaligen? Wie controleert deze tweetaligheid op het terrein?

4) Hoe zal erop toegezien worden dat specifiek binnen de RVA alles op een correcte wijze volgens de taalwetgeving verloopt, ook binnen de Brusselse diensten?

5) Is de geachte minister bereid om de correcte naleving van de taalwetgeving te controleren en te stimuleren? Is hij bereid daarvoor samen te werken met de Gemeenschappen? Zal hij initiatieven nemen ter zake, en zo ja, welke?

Antwoord ontvangen op 16 oktober 2019 :

1) Binnen de federale overheidsdienst (FOD) Economie worden de taalkaders geregeld door het koninklijk besluit van 2 september 2013 tot vaststelling van de taalkaders van de federale overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie.

Dat koninklijk besluit schrijft in de centrale diensten de volgende verdeling van betrekkingen voor:

– 1e en 2e trap van de hiërarchie: 50 % NL / 50 % FR;

– 3e, 4e en 5e trap van de hiërarchie: 54,2 % NL / 45,8 % FR.

Die verdeling werd vastgesteld door het aantal door de FOD behandelde dossiers in het Nederlands en Frans te berekenen volgens de methode beschreven in het vademecum «Opstellen van een taalkaderdossier» van de Vaste Commissie voor taaltoezicht. Die Commissie heeft een gunstig advies uitgebracht over de voorgestelde verdeling.

Wat betreft de bezetting van die taalkaders, hebben mijn diensten alleen cijfers voor alle centrale diensten van de FOD Economie (1 452 personeelsleden). De vaststelling van taalkaders is alleen relevant voor de centrale diensten gezien in de buitendiensten (281 personeelsleden) eentaligheid geldt.

Op 1 september 2019 zag de bezetting van de taalkaders (vervangingscontractuelen niet inbegrepen) er als volgt uit:

– 1e trap: 5 NL / 3 FR;

– 2e trap: 83 NL / 78 FR;

– 3e trap: 425 NL / 352 FR;

– 4e trap: 123 NL / 104 FR;

– 5e trap: 66 NL / 48 FR.

Met uitzondering van de 4e trap, waar de bezetting perfect in overeenstemming is met de voorgeschreven percentages, is er een lichte oververtegenwoordiging van het personeel van de Nederlandse taalrol.

Momenteel wordt er een voorstel voor nieuwe taalkaders voor advies aan de Vaste Commissie voor taaltoezicht voorgelegd.

In het tweetalige Brusselse Hoofdstedelijke Gewest staan de diensten van de FOD Economie ter beschikking van elke gebruiker in het Nederlands of Frans, afhankelijk van zijn keuze.

2) De diensten van de FOD Economie die in contact staan met internationale organisaties bestaan uit medewerkers die zowel tot de Franse als Nederlandse taalrol behoren. Mijn administratie bevestigt mij dat deze diensten in de twee talen opereren.

3) De medewerkers van de FOD Economie worden gestimuleerd om taalopleidingen te volgen, die zowel door de FOD Economie zelf als door het Opleidingsinstituut van de federale overheid van de FOD Beleid en Ondersteuning worden georganiseerd.

Op 1 september 2019 waren 566 medewerkers van de Nederlandse taalrol in het bezit van een SELOR-tweetaligheidscertificaat in het Frans, dat wil zeggen 59 %, en beschikten 275 medewerkers van de Franse taalrol over een SELOR-tweetaligheidscertificaat in het Nederlands, dit is 33 %. Hiervan ontvangen 513 Nederlandstaligen en 256 Franstaligen een taaltoelage.

De controle op de tweetaligheid binnen de centrale diensten gebeurt door het Directiecomité op het moment van de opmaak van het personeelsplan. De controle op de tweetaligheid op het terrein gebeurt door de bevoegde directeurs-generaal die zorgen voor een taalevenwichtige samenstelling van hun centrale diensten en via de hiërarchische lijn die waakt over de correcte toepassing van de taalwetgeving in de omgang met de burger en de economische operatoren.

4) Deze vraag betreft de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening (RVA) en niet de FOD Economie.

5) Via de vertegenwoordigers van hun beleidscel in het Directiecomité hebben mijn voorgangers regelmatig gevraagd, rekening te houden met de taalwetgeving bij wervingen en promoties. Ik zal er een aandachtspunt van blijven maken.

De FOD Economie organiseert bovendien opleidingen op maat om zijn medewerkers te stimuleren om taalcertificaten in verband met de functionele tweetaligheid te behalen. Deze doelstelling is ingeschreven in de evaluatiecyclus van de leidinggevenden die instaan voor de evaluatie.

Ten slotte heeft mijn voorganger een mandaathouder moeten ontslaan omdat hij binnen de opgelegde termijn geen bewijs van functionele tweetaligheid had geleverd.

Indien een samenwerking met de Gemeenschappen een toegevoegde waarde kan bieden aan de correcte naleving van de taalwetgeving, ben ik zeker bereid met hen samen te werken.

Aanvullend antwoord ontvangen op 9 december 2019 :

A. Antwoord van de federale overheidsdienst (FOD) Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg

De FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg leeft de taalwetgeving na en beschikt over taalkaders overeenkomstig de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd door het koninklijk besluit van 18 juli 1966.

De verdeling van de taalkaders in de centrale diensten van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg is vastgelegd in het koninklijk besluit van 17 augustus 2018 tot vaststelling van de taalkaders van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 31 augustus 2018. Deze taalkaders zijn zes jaar geldig.

De taalverhoudingen waarin voorzien is in de 3de, 4de en 5de graden van de hiërarchie zien er als volgt uit: 46,65 % op de Franstalige taalrol en 53,35 % op de Nederlandstalige taalrol.

De Vaste Commissie voor taaltoezicht controleert regelmatig of het personeel van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg aan zijn taalkaders voldoet.

Op 1 oktober 2019 waren in de centrale diensten van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg 1 134 personeelsleden tewerkgesteld (van wie 503 van de Franse taalrol en 631 van de Nederlandse taalrol). De centrale diensten zijn gevestigd in Brussel.

Er zijn momenteel 110 personeelsleden van de Franse taalrol (21,53 %) en 284 personeelsleden van de Nederlandse taalrol (45,00 %) die een tweetaligheidspremie ontvangen. Deze personeelsbezetting maakt het mogelijk om elke burger in zijn taal te dienen, overeenkomstig de wetgeving.

De FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg moedigt zijn medewerkers aan om deel te nemen aan de taalopleidingen die worden georganiseerd door het Opleidingsinstituut van de federale overheid. Ook wordt er opleidingsverlof toegekend voor het volgen van taallessen.

Binnen de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg worden de relaties met de meeste internationale instellingen behartigd door de afdeling van de Internationale Relaties en de Socio-Economische Studies. Deze afdeling wordt geleid door een Nederlandstalige, die ook één van de drie directies binnen de afdeling leidt. De beide andere worden geleid door één Nederlandstalige en één Franstalige. Van de overige medewerkers van de afdeling zijn er 6 Nederlandstalig en 8 Franstalig, waarbij moet worden opgemerkt dat er een vacature is waarvoor een Nederlandstalige wordt gezocht. Wanneer deze functie ingevuld zal zijn, zal er op personeelsvlak dus een evenwicht zijn.

Ook andere diensten binnen de FOD onderhouden, binnen hun domein, contacten met internationale instellingen. Ook daarbij kan er geen over- of ondervertegenwoordiging van Nederlandstaligen of Franstaligen worden vastgesteld.

Wat de contacten met internationale instellingen betreft, kan nog worden opgemerkt dat deze gebeuren in de officiële talen van de betrokken instellingen. Voor sommige, zoals de IAO, de OESO of het IMF, behoort het Frans daar wel toe, het Nederlands niet. De correspondentie met hen gebeurt daarom vaak in het Frans of het Engels. Meer in het algemeen kan daarbij worden opgemerkt dat de werktaal binnen de meeste internationale instellingen steeds meer het Engels is, en dat ook de contacten met die instellingen in de praktijk dan ook vaak in die taal verlopen – een gegeven waar onze taalwetgeving niet meteen aan aangepast is.

B. Antwoord voor de RVA: Hoofdbestuur, het Fonds voor sluiting van ondernemingen (FSO) en het werkloosheidsbureau Brussel

De diensten die bij de RVA onder bepaling artikel 35, § 1, van de gecoördineerde taalwetten in bestuurszaken van 18 juli 1966 vallen zijn, in Brussel, de diensten van het werkloosheidsbureau Brussel.

In het kader van bovenvermelde wet wordt een werkloosheidsbureau beschouwd als «een gewestelijke dienst» waarvan de werkkring meer dan één gemeente, maar niet het ganse land bestrijkt [1].

Het werkloosheidsbureau Brussel is een gewestelijke dienst waarvan de werkkring zich beperkt tot de negentien gemeenten uit het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad [2].

In het werkloosheidsbureau Brussel behoren 86 personeelsleden tot de Nederlandstalige taalrol en 163 personeelsleden tot de Franstalige taalrol (situatie eind september 2019).

Voor de diensten van het Hoofdbestuur en het FSO gelden de bepalingen van de gecoördineerde taalwetten in bestuurszaken van 18 juli 1966, meer bepaald artikel 43.

In het Hoofdbestuur en het FSO behoren 362 personeelsleden tot de Nederlandstalige taalrol en 344 personeelsleden tot de Franstalige taalrol.

Voor het Hoofdbestuur en het FSO is het zo dat de RVA via het koninklijk besluit van 4 november 2018 zijn taalkader heeft vastgelegd op voordracht van de minister van Werk.

Dit taalkader is gebaseerd op de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, het koninklijk besluit van 5 juli 2006 tot vaststelling met het oog op de toepassing van artikel 43 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, van de graden van de ambtenaren van bepaalde centrale diensten van de Openbare instellingen van sociale zekerheid, die eenzelfde trap van de hiërarchie vormen, op het besluit van het Beheerscomité van 21 december 2017 tot vaststelling van het personeelsplan van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening; overwegende dat werd voldaan aan de bepalingen van artikel 54, § 2, van de voormelde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken.

De Vaste Commissie voor taaltoezicht verleende advies n° 50.334 op 27 september 2018.

Het taalkader herneemt per trap van de hiërarchie het percentage toe te wijzen Nederlandstalige, Franstalige en tweetalige betrekkingen.

Het taalkader wordt vastgelegd voor zes jaar en heeft een dubbele functie:

– verzekeren dat de overheid beschikt over de personeelsleden die nodig zijn opdat de zaken kunnen worden behandeld met naleving van de bepalingen op het gebruik van de talen in bestuurszaken;

– de personeelsleden van elk taalkader het percentage garanderen van de betrekkingen die hen toekomen en hen beschermen tegen elke concurrentie van de andere taalgroep.

Het taalkader verdeelt zonder onderscheid de statutairen en de contractuelen in elke trap van de hiërarchie. Het is dus op het geheel van de twee categorieën van werkposten dat het evenwicht of onevenwicht zal worden beoordeeld ten nadele van het Franse of Nederlandse kader in een of andere trap van de hiërarchie.

Om het taalkader op te stellen, moet het volume van de in het N / F behandelde dossiers worden geëvalueerd over een referteperiode. Daartoe moet men een onderscheid maken tussen:

– de productiediensten;

– de conceptiediensten;

– en de supportdiensten.

Worden beschouwd als productiediensten, aangezien de dossiers die daar worden behandeld, gelokaliseerd kunnen worden:

– sommige diensten van het Fonds voor sluiting van ondernemingen;

– een deel van de dienst Geschillen;

– een deel van de directie Reglementering Tijdskrediet;

– de dienst Beslag van de Juridische dienst;

– een deel van de Centrale Controledienst;

– een deel van de directie Interne Controle en Procesbeheer.

De dossiers N / F werden dus geregistreerd in de loop van het refertejaar 2017.

De andere diensten van het Hoofdbestuur werden beschouwd als conceptiediensten of als supportdiensten. In dat geval werden verdeelsleutels gebezigd.

Voor de bepaling van de fysieke eenheden (VTE) werden de gemiddelde cijfers voor het jaar 2017 gebruikt.

Uit de verschillende berekeningen per directoraat blijkt dat het percentage, voor de trappen 3 tot 5 van de hiërarchie:

– 49,55 % in aanmerking moet worden genomen voor het Franse kader; en

– 50,45 % voor het Nederlandse kader.

Het is de Vaste Commissie voor taaltoezicht die toezicht uitoefent op het taalkader en het correct gebruik van de landstalen.

72 % van de Nederlandstalige medewerkers van het werkloosheidsbureau Brussel, het Hoofdbestuur en het FSO ontvangen een tweetaligheidspremie en bij de Franstalige medewerkers ontvangt 45,56 % een tweetaligheidspremie.

Gelieve hieronder ook per taalgroep de medewerkers te vinden voor het werkloosheidsbureau Brussel, die over het vereiste attest van Selor beschikken om in deze dienst te kunnen worden tewerkgesteld.

Om te kunnen worden tewerkgesteld in het werkloosheidsbureau Brussel, moeten de personeelsleden aan volgende voorwaarden voldoen:

De wet Taalgebruik Bestuurszaken vereist van de personeelsleden tewerkgesteld in het werkloosheidsbureau Brussel, geen kennis van de tweede landstaal, maar de «elementaire» of «voldoende” kennis naargelang de aard van de functie en het contact met het publiek.

Elementaire kennis tweede taal: iedere kandidaat die dingt naar een ambt of een betrekking in een dienst gevestigd te Brussel-Hoofdstad moet geslaagd zijn voor de elementaire kennis van de tweede taal [3].

Het betreft het taalexamen zoals voorgeschreven bij artikel 8 van het koninklijk besluit van 8 maart 2001 [4].

Die kennis geldt niet voor vak- en werkliedenpersoneel – deze personeelscategorie zal niet hernomen worden in onze cijfers [5].

Voor het Hoofdbestuur en het FSO gelden de bepalingen zoals vermeld in het koninklijk besluit van 4 november 2018 aangaande het taalkader.

Cijfers september 2019:

Artikel 8 met betrekking tot niveau van taalkennis

Nederlandstaligen

Franstaligen

Werkloosheidsbureau Brussel

12

45

Hoofdbestuur en het FSO

55

69

Elementaire en / of voldoende kennis tweede taal: iedere benoeming of bevordering tot een ambt of betrekking waarvan de titularis omgang heeft met het publiek, wordt afhankelijk gesteld van het slagen over de elementaire of voldoende kennis van de tweede taal en naargelang de aard van de functie [6].

Het betreft hier het taalexamen van artikel 9 § 1, van het koninklijk besluit van 8 maart 2001 (het is momenteel niet meer mogelijk om voor dit artikel te slagen bij Selor gezien de laatst versie van de reglementaire tekst vernietigd werd bij het arrest nr 217.481 van de Raad van State, van 24 januari 2012).

Cijfers voor het werkloosheidsbureau Brussel eind september 2019:

Artikel met betrekking tot niveau van taalkennis

Nederlandstaligen

Franstaligen

Artikel 9, § 1, elementaire kennis

2

1

Artikel 9, § 2, elementaire kennis

49

45

Artikel 9, § 1, voldoende kennis

10

2

Cijfers voor het Hoofdbestuur en het FSO september 2019:

Artikel met betrekking tot niveau van taalkennis

Nederlandstaligen

Franstaligen

Artikel 9, § 1, elementaire kennis

7

2

Artikel 9, § 2, elementaire kennis

125

37

Artikel 9, § 1, voldoende kennis

5

5

Voldoende kennis tweede taal: Iedere benoeming of bevordering tot een ambt waarvan de titularis verantwoordelijk is voor het behoud van de eenheid in het beheer van de dienst waarvan hem de hoge leiding is toevertrouwd, wordt afhankelijk gesteld van het slagen in een taalexamen over de voldoende kennis van de tweede taal [7]. Het betreft hier het taalexamen zoals voorgeschreven bij artikel 11 van het koninklijk besluit van 8 maart 2001 [8].

Voor het werkloosheidsbureau Brussel betreft dit het ambt van directeur.

De Franstalige directeur en de Franstalige en Nederlandstalige adjunct van de directeur beschikken allen over het taalattest artikel 9, § 1, voldoende kennis en artikel 11.

Cijfers september 2019:

Artikel 11 met betrekking tot niveau van taalkennis

Nederlandstaligen

Franstaligen

Werkloosheidsbureau Brussel

1

2

Hoofdbestuur en het FSO

2

1

Opmerking:

De wettelijk verplichte taalkennis in werkloosheidsbureau Brussel is een minimumvereiste.

Het is uiteraard mogelijk dat een personeelslid beschikt over een taalatttest dat correspondeert met een hoger taalniveau dan nodig voor de uitoefening van zijn functie.

Vandaar de overige cijfers:

Cijfers voor het werkloosheidsbureau Brussel:

Artikel met betrekking tot niveau van taalkennis

Nederlandstaligen

Franstaligen

Artikel 7, niveau A


2

Artikel 7, niveau B



Artikel 7, niveau C

1


Artikel 7, niveau D



Artikel 12



Cijfers voor het Hoofdbestuur en het FSO:

Artikel met betrekking tot niveau van taalkennis

Nederlandstaligen

Franstaligen

Artikel 7, niveau A

1

6

Artikel 7, niveau B

2


Artikel 7, niveau C



Artikel 7, niveau D

4


Artikel 12

46

14

Artikel 14

1


Wat betreft de deelname van de RVA aan internationale conferenties is het zo dat in het Engels of het Frans gepresenteerd wordt. Dit zijn twee van de vier officiële talen (naast het Spaans en Duits), die worden gebruikt in deze internationale context.

Tenslotte is het zo dat de RVA voor de medewerkers van werkloosheidsbureau Brussel, het FSO en het Hoofdbestuur ondersteuning en opleiding aanbiedt om de kennis van de andere landstaal te verbeteren.

C. Antwoord voor de Hulpkas voor werkloosheidsuitkeringen (HVW)

In de bijlage bezorgen wij aan het geachte lid het koninklijk besluit van 10 april 2014 tot vaststelling van de taalkaders van de centrale diensten van de Hulpkas voor werkloosheidsuitkeringen. Volgens de wet en de rechtspraak van de Vaste commissie voor taaltoezicht zijn ze vastgesteld rekening houdend met de verhouding, in werkvolume, van de behandelde zaken in het Frans en in het Nederlands.

De diensten van een centrale zetel zijn tweetalig, maar de personeelsleden van die diensten zijn dat niet. De naleving van het taalkader bij aanwervingen waarborgt dat er voldoende menselijke middelen zijn om de Franstalige en de Nederlandstalige dossiers te behandelen.

Het is inderdaad moeilijk om tweetalige personeelsleden aan te werven. Dit fenomeen is niet nieuw en houdt verband met een sociologische realiteit waarop we slechts weinig vat hebben. De personeelsleden die worden aangeworven voor het uitbetalingsbureau van Brussel (contact met het publiek) beschikken evenwel over een elementaire kennis die verder ontwikkeld moet worden door de taal vaker te spreken. Er dient te worden opgemerkt dat de verhouding van Franstalige en Nederlandstalige personeelsleden in het uitbetalingsbureau van Brussel 59 % FR tegen 41 % NL bedraagt, terwijl dit kantoor min of meer 15 % NL dossiers behandelt.

Buiten de regelmatige contacten met de ISSA met het oog op de organisatie van het Wereldforum van de sociale zekerheid in Brussel in oktober 2019, communiceert de HVW maar zelden met internationale organisaties; geen van beide talen wordt dus bevoordeeld ten opzichte van de andere. Er dient te worden opgemerkt dat de administrateur-generaal en de adjunct-administrateur-generaal verplicht tot een verschillende taalrol behoren.

Hierna vindt het geachte lid een tabel met het aantal gevolgde opleidingsuren voor taalcursussen. De administratie is uiteraard van plan deze inspanningen verder te zetten. Sinds het laatste kwartaal van 2019 worden er ook specifieke lessen gegeven voor het personeel van het uitbetalingsbureau van Brussel door een externe organisatie. Daarvoor werd het personeel ingedeeld op basis van kennisniveau (voorafgaande test).

Voor het laatste kwartaal van 2019 bedraagt de raming 264 opleidingsuren.

Jaar

Duits

Frans

Nederlands

Totaal

2012


36,06

441,3

477,36

2013

6,04

60,02

480,34

546,4

2014

0,02

36,06

492,12

528,2

2015


63,06

300,2

363,26

2016


66,06

192,14

258,2

2017


54,04

99,04

153,08

2018


228,04

141,02

369,06

2019 *


45,00

78,00

123,00

Totaal

6,06

588,34

2 224,16

2 818,56

In het uitbetalingsbureau van Brussel zijn er 37 Franstalige personeelsleden waarvan 9 een tweetaligheidspremie krijgen (24,3 %), en 26 Nederlandstalige personeelsleden waarvan 16 een tweetaligheidspremie krijgen (61,5 %). Voor het geheel van het bureau, krijgt dus 39,7 % van het personeel een tweetaligheidspremie.

In de ondersteuningsdiensten van de centrale zetel in Brussel zijn er 76 Franstalige personeelsleden van wie 24 een tweetaligheidspremie krijgen (31,6 %) en 54 Nederlandstalige personeelsleden van wie 30 een tweetaligheidspremie krijgen (55,6 %). Voor het geheel van de centrale zetel krijgt dus 41,5 % van het personeel een tweetaligheidspremie.

De kwaliteit van de tweetaligheid kan niet gecontroleerd worden door de administratie, want ze wordt vastgesteld door een certificaat van Selor. De effectieve uitoefening van de tweetaligheid wordt evenwel verzekerd door een reglementaire bepaling: «Het aanvragen van de taaltoelage en deze taaltoelage genieten, impliceert dat men kan gevraagd worden gebruik te maken van een andere landstaal naargelang van het bewezen competentieniveau in het kader van zijn betrekkingen met de diensten, met de personeelsleden of met particulieren.» (artikel 57 van het koninklijk besluit van 13 juli 2017 tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt).

D. Antwoord van de Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie (RJV) betreft

Het recentste taalkader van de RJV dateert van 2016 (koninklijk besluit van 20 mei 2016). In bijlage vindt u het volledige dossier (in het Nederlands en in het Frans) dat indertijd werd opgesteld in het kader van de publicatie van het koninklijk besluit. Dit dossier bevat een verantwoording van de gehanteerde verhoudingen.

Jaarlijks beantwoorden wij de vragen van de Vaste Commissie voor taaltoezicht in het kader van de controle van de taalkaders. In bijlage vindt u het antwoord dat in 2019 werd verzonden (dit werd enkel in het Nederlands verzonden, er was geen vereiste om dit in de twee talen te doen).

Elke klant van de Rijksdienst wordt in zijn eigen taal geholpen. De Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie zorgt ervoor dat elke communicatie (telefoon, briefwisseling, email, samenstelling / raadpleging persoonlijk dossier) in de taal van de klant gebeurt. Verschillende informaticasystemen – die geregeld een upgrade krijgen – optimaliseren mede de contacten met de klant.

Er waren op 30 september (2019) 211 medewerkers in dienst, van wie 91 op de Franse taalrol en 120 op de Nederlandse taalrol.

Momenteel beschikken 24,17 % van de medewerkers van de Franse taalrol en 61,34 % van de medewerkers van de Nederlandse taalrol over een tweetaligheidspremie. De medewerkers worden aangemoedigd om deel te nemen aan taalopleidingen, zowel intern als bij het OFO.

Jaarlijks beantwoorden wij de vragen van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht in het kader van de controle van de taalkaders.

[1] Artikel 1, § 2, en 32 van de wet van 18 juli 1966.

[2] Artikel 2 en 35, § 1, van de wet van 18 juli 1966.

[3] Artikel 21, § 1 en § 2, van de wet van 18 juli 1966.

[4] Artikel 8 van het koninklijk besluit van 8 maart 2001 tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven bij artikel 53 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken samengevat op 18 juli 1966, Belgisch Staatsblad van 31 maart 2001.

[5] Artikel 21, § 3, van de wet van 18 juli 1966.

[6] Artikel 21, § 5, van de wet van 18 juli 1966.

[7] Artikel 21, § 4, van de wet van 18 juli 1966.

[8] Artikel 11 van het koninklijk besluit van 8 maart 2001.