Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 7-51

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 19 september 2019

aan de vice-eersteminister en Minister van Justitie, belast met de Regie der gebouwen

Radicalisering - Strijd - Moskeeën - Erkenning - Ondersteuning - Procedure - Vereenvoudiging - Maatregelen - Samenwerking tussen de federale overheid en de Gemeenschappen en Gewesten

radicalisering
extremisme
religieus conservatisme
samenwerkingsakkoord (Belgisch institutioneel kader)
islam
godsdienst
verhouding kerk-staat
religieuze instelling

Chronologie

19/9/2019Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 24/10/2019)
9/10/2019Antwoord

Vraag nr. 7-51 d.d. 19 september 2019 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De strijd tegen radicalisering is een strijd die dient gevoerd te worden door de federale overheid, de Gewesten en Gemeenschappen en de lokale overheden. Het is bij uitstek een transversale aangelegenheid, waarvoor alle institutionele overheden een deel van de verantwoordelijkheid moeten nemen.

De bevoegdheid om erediensten te erkennen is federaal. De erkenning van een eredienst gaat gepaard met de keuze van een representatief orgaan van de betrokken eredienst. Ingevolge deze erkenning betaalt de federale regering ook de wedden en pensioenen van de bedienaren van de erkende godsdiensten. Zij neemt die bedienaren van de erediensten ten laste die door de religieuze overheid in een bepaald gebied worden benoemd.

De Gewesten zijn bevoegd om de instellingen belast met het beheer van de goederen van een eredienst te organiseren, hun werking te regelen en hierop toezicht uit te oefenen (verschillend geregeld in de drie Gewesten). Zo is in het Vlaams Gewest, sinds 1 maart 2005, het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en de werking van de erkende erediensten van toepassing. In het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest blijft de federale wetgeving van toepassing maar zijn er wel een aantal wijzigingen aangebracht door de ordonnantie van 18 juli 2002 houdende diverse hervormingen krachtens de bijzondere wet van 13 juli 2001 houdende overdracht van diverse bevoegdheden aan de gewesten en de gemeenschappen. In het Waals Gewest geldt nog steeds de federale wetgeving. De Gewesten zijn eveneens bevoegd voor de oprichting van «gemeenschappen» van de door de federale overheid erkende godsdiensten.

Op 8 juli 2008 hebben de federale overheid, de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap een samenwerkingsakkoord gesloten over de gedeeltelijke regionalisering van de eredienstregeling. Volgens dit akkoord is de erkenning van een eredienst een federale beslissing. De Gewesten beslissen over de door de federale erkende erediensten ingediende verzoeken tot «oprichting van een gemeenschap».

De Gemeenschappen, tenslotte, zijn bevoegd om de leerkrachten te benoemen die belast worden met het vak godsdienst en kunnen een ander representatief orgaan kiezen dan dat erkend door de federale overheid.

Alle voorgestelde maatregelen in de strijd tegen de radicalisering voorzien in uitgebreid overleg met de imams en de vertegenwoordigers van de islamitische geloofsgemeenschap in ons land. Het is echter niet helemaal duidelijk wie kan optreden tegen radicale moslimpredikers en wie kan beslissen om radicale moskeeën te sluiten. Evenmin is duidelijk wie de contacten moet leggen met de islamitische gevangenisaalmoezeniers. Moet dat gebeuren door het federale niveau of door het Gewest?

In sommige gevallen gaat het om moskeeën die spontaan zijn opgericht en die dus niet erkend zijn door de Gewesten of waarvan de bedienaars van de eredienst niet betaald worden door de federale overheid.

Het samenwerkingsakkoord voorziet wel in een advies van de federale overheid bij de oprichting van een gemeenschap. Indien het negatief advies van de federale overheid gegrond is op elementen die de veiligheid van de Staat of de openbare orde aanbelangen, wordt de oprichtingsprocedure van de kerkgemeenschap opgeschort. Het samenwerkingsakkoord bevat echter geen bepalingen over wat er moet gebeuren wanneer een erkende gemeenschap later geradicaliseerd wordt. Dat is evenmin voorzien in de federale wet of in de wetgeving die door de Gewesten is aangenomen.

Vast staat dat het overgrote deel van de moskeeën, zeker in Vlaanderen, een enorme bondgenoot zijn in de strijd tegen radicalisering en dat de ondersteuning en de erkenning van moskeeën alleen kan bijdragen tot de strijd tegen radicalisering.

Veel te vaak is de procedure tot het erkennen van een moskee heel lang en ondoorzichtig. De Gewesten moeten een aanzet geven en een advies vragen aan de Moslimexecutieve. Anderzijds moet er steeds een gunstig advies gegeven worden door de Staatsveiligheid. Dan moet het dossier terug naar de deelstaatregering en uiteindelijk komt dan de financiering vanuit FOD Justitie.

Veel te veel moskeeën wachten jarenlang op hun erkenning en al die tijd zitten ze in een wankele positie en wordt hun hulp in de strijd tegen extremisme en radicalisering niet voldoende gewaardeerd.

Ook de Staatsveiligheid neemt veel te laks haar rol op in het erkenningsproces voor moskeeën. Het lijkt wel alsof de Staatsveiligheid geen enkel risico wil nemen en daardoor veel te vaak een negatief advies aflevert of niet overgaat tot het afleveren van een advies.

De geachte minister van Justitie speelt in dit alles een cruciale rol, ook als voogdijminister voor de Moslimexecutieve.

1) Wat zal hij ondernemen om het proces voor de erkenning van honderden moskeeën te versnellen en ervoor te zorgen dat de moskeeën hun belangrijke rol als bondgenoot in de strijd tegen radicalisering kunnen opnemen?

2) Wanneer zal hij overleg plegen met Gewesten en Gemeenschappen om een gezamenlijke verantwoordelijkheid op te nemen naar de honderden moskeeën die op erkenning zitten te wachten?

3) Op welke wijze wil hij de procedure voor de erkenning van moskeeën vereenvoudigen en transparant maken?

4) Is hij het met mij eens dat het overgrote deel van de moskeeën een absoluut belangrijke rol kunnen spelen in de strijd tegen radicalisering?

5) Wordt het geen tijd dat deze moskeeën hiervoor ook de nodige erkenning en financiering krijgen?

Antwoord ontvangen op 9 oktober 2019 :

De Gewesten en Duitstalige Gemeenschap zijn bevoegd voor de erkenning van lokale geloofsgemeenschappen. Ingevolge het samenwerkingsakkoord van 3 juli 2008 moet de federale overheid, via de minister van Justitie, hierbij een «advies inzake de veiligheid van de Staat en de openbare orde» verlenen. De gemeenschappelijke omzendbrief van 20 juli 2017 die de minister van Justitie samen met zijn collega’s van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, Financiën, Defensie en Asiel en Migratie heeft opgesteld, heeft reeds toen een nieuwe procedure tot totstandkoming van dit advies vastgesteld.

Dankzij de nieuwe omzendbrief zijn meer diensten structureel betrokken bij het advies, met name de dienst Erediensten van de federale overheidsdienst (FOD) Justitie, de Veiligheid van de Staat, de Algemene Dienst voor inlichtingen en veiligheid van Defensie, het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse, de federale en lokale politie, de Dienst vreemdelingenzaken en de Cel voor financiële informatieverwerking.

De erkenning van lokale geloofsgemeenschappen zelf is een gewestmaterie. Het al dan niet overgaan tot een erkenning is dan ook een bevoegdheid van de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap. Moskeeën kunnen een belangrijke rol spelen in de strijd tegen radicalisering en een vlotte erkenning van deze moskeeën is daarbij cruciaal. Net daarom werd het federale luik van de erkenningsprocedure verduidelijkt, uitgebreid en gestroomlijnd, aldus gevolg gevend aan de aanbevelingen van de onderzoekscommissie naar de terroristische aanslagen. Dergelijke erkenningen maken het mogelijk een duurzame relatie op te bouwen tussen de moskee en de verschillende autoriteiten, waaronder de lokale overheden, in het kader waarvan deze instanties meer controle kunnen uitoefenen op deze moskeeën, in het bijzonder op de financiering en het dagelijks beheer van de gebedshuizen.