Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 7-402

van Latifa Gahouchi (PS) d.d. 11 maart 2020

aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, en van Asiel en Migratie

Taalontwikkelings- en spraakstoornissen - Logopedische behandeling - Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV) - Verplichte verzekering geneeskundige verzorging - Terugbetaling - Voorwaarden - Situatie van kinderen met een IQ lager d

rechten van het kind
ziekte van het zenuwstelsel
paramedisch beroep
ziekteverzekering

Chronologie

11/3/2020Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 9/4/2020)
18/5/2020Antwoord

Vraag nr. 7-402 d.d. 11 maart 2020 : (Vraag gesteld in het Frans)

Deze vraag herneemt gedeeltelijk een verzoek die de kinderrechtencommissaris van de Franse Gemeenschap, het interfederaal gelijkenkansencentrum Unia en de vzw Inclusion tot u hebben gericht.

België heeft op 2 juli 2009 het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap geratificeerd. Dat verdrag is op 1 augustus 2009 in werking getreden.

In navolging van het Verdrag inzake de rechten van het kind, bepaalt het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap (UNCRPD) in de preambule dat personen met een handicap het volledige genot van alle fundamentele rechten, onder meer de culturele en sociale rechten, op voet van gelijkheid moeten kunnen uitoefenen.

Wij delen het volgende uitgangspunt: in alle beslissingen over kinderen met een handicap moet het hogere belang van het kind primeren.

De koninklijke besluiten van 15 mei 2003, van 19 februari 2008 en van 6 juni 2012 zijn duidelijk een schending van de regels van het voormelde verdrag.

Een kind of een volwassene met een taalstoornis krijgt een logopediebehandeling voorgeschreven die wordt terugbetaald in het kader van de verplichte ziekteverzekering.

Voor taalontwikkelings- en spraakstoornissen komt de verzekering echter enkel tussen als de patiënt een intelligentiequotiënt (IQ) van meer dan 86 kan aantonen.

Volgens artikel 36 van de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen is er immers geen recht op terugbetaling van een logopedische behandeling voor kinderen met taalontwikkelings- of spraakstoornissen die een intelligentiequotiënt van lager dan 86 hebben.

De doelstelling die de wetgever naar voor schuift als rechtvaardiging voor die maatregel is dat men voorrang wil geven aan een multidisciplinaire aanpak waarin logopedie zit vervat in een inrichting die met het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV) een overeenkomst voor functionele revalidatie heeft gesloten.

De wetgever gaat er met die maatregel trouwens van uit dat veel kinderen met een IQ lager dan 86 bijzonder onderwijs volgen, waar ze onderwijsondersteuning krijgen van logopedisten.

Niet alle kinderen zouden die omkadering krijgen binnen de instelling voor bijzonder onderwijs.

In ieder geval lijkt zo een benadering tegenstrijdig met het principe van inclusie uit het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap.

Bovendien duurt een schooljaar geen volledig jaar. De kinderen krijgen dus geen doorlopende begeleiding.

Het transversale karakter van deze problematiek is duidelijk: de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging is een federale bevoegdheid.

Daarnaast hebben de beslissingen van de federale overheid een rechtstreekse invloed op de deelstaten, gezien de bevoegdheden van de deelstaten op het vlak van onderwijs, maatschappelijk werk en gelijkheid van kansen.

De Hoge Raad voor personen met een handicap raadt al verschillende jaren aan de terugbetaling van logopedie-uitgaven uit te breiden tot kinderen met een IQ van lager dan 86.

De teksten van de koninklijke besluiten van 15 mei 2003, 19 februari 2008 en van 6 juni 2012 tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen zouden dus in die zin moeten gewijzigd worden.

Heeft uw departement contacten met uw collega's van de deelstaten in verband met dit dossier, om zo tegemoet te komen aan de vragen die u werden gesteld door de kinderrechtencommissaris van de Franse Gemeenschap, het interfederaal gelijkenkansencentrum Unia en de vzw Inclusion?

Wat is de stand van zaken?

Antwoord ontvangen op 18 mei 2020 :

Die grens (intelligentiequotiënt van 86 of meer) is vastgelegd voor de tenlasteneming van de «monodisciplinaire» logopedie, in het kader van de nomenclatuur van de logopedische verstrekkingen en betreft, zoals u overigens vermeldt, enkel de behandeling van de stoornissen in de taalontwikkelingsstoornissen en van dysfasie.

De reden daarvoor is dat voor die kinderen een «multidisciplinaire» behandeling beter is aangepast en meer slaagkansen biedt dan een «monodisciplinaire» behandeling; bijgevolg is het de bedoeling om het kind naar de voor hem beste oplossing te verwijzen door de beschikbare budgetten zo goed mogelijk te gebruiken.

Concreet vinden die «multidisciplinaire» behandelingen plaats in het kader van de centra voor ambulante revalidatie (afgekort CAR's, vroeger «NOK/PSY-centra» genoemd), waar de patiënten met name op basis van hun IQ in «doelgroepen» worden ingedeeld.

Zoals u aanhaalt, volgen sommige van die kinderen trouwens gespecialiseerd onderwijs waar ook een aangepaste paramedische verzorging bestaat (in het bijzonder een logopedische verzorging).

Het advies van de Nationale Hoge Raad voor personen met een handicap waarnaar u verwijst, bevat inderdaad al het voorgaande en in het bijzonder de opportuniteit van de multidisciplinaire behandeling, maar in het advies wordt aangeklaagd dat er te weinig betrokken structuren zijn of dat ze geografisch erg zijn versnipperd of dat er heel lange wachtlijsten zijn of dat de behandeling zelfs minder intensief is dan gewenst (in elk geval minder intensief dan de «monodisciplinaire» logopedie in de «nomenclatuur»).

Bovendien wordt in het advies herinnerd aan de eisen en aanbevelingen die verschillende instanties en internationale overeenkomsten tot ons land hebben gericht; ik kan u verzekeren dat ze mij ook niet vreemd zijn.

Met betrekking tot de vaststellingen uit dit advies ben ik niet bevoegd in de betrokken domeinen, namelijk de centra voor ambulante revalidatie die sinds de zesde Staatshervorming voortaan tot de bevoegdheid van de gefedereerde entiteiten behoren, het gespecialiseerd onderwijs (en het onderwijs in het algemeen) of zelfs de begeleiding van personen met een handicap, die al langer tot de bevoegdheden van die gefedereerde entiteiten (Gewesten en / of Gemeenschappen) behoren.

Aangezien de voormelde structuren momenteel hun respectieve taken blijkbaar onvoldoende kunnen vervullen en in afwachting van een investering in de sector waarover de beleidsmakers moeten beslissen, wordt in de redenering van het advies in hoofdzaak besloten dat de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging die lacunes zou moet opvullen, met name door artikel 36 van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen te wijzigen zodat de betrokken patiënten in aanmerking kunnen worden genomen.

Met betrekking tot het aantal kinderen met een taalontwikkelingsstoornis of dysfasie die geen vergoeding ontvangen voor de monodisciplinaire logopedieverstrekkingen beschik ik bovendien niet over informatie daaromtrent aangezien die kinderen net geen tegemoetkoming voor monodisciplinaire logopedie ontvangen (ofwel omdat de aanvraag wordt geweigerd wegens een onvoldoende hoog IQ, ofwel omdat de aanvraag eenvoudigweg niet is ingediend omdat de logopedisten aan de ouders of de wettelijke vertegenwoordigers van de patiënt de voorwaarden van de nomenclatuur toelichten) en dus beschikt het RIZIV niet over statistieken omtrent dat onderwerp.

Om op uw laatste vraag te antwoorden: mijn afdeling heeft daaromtrent momenteel geen contacten met de gefedereerde entiteiten die bevoegd zijn voor de behandelingen in centra voor ambulante revalidatie enerzijds en voor onderwijs anderzijds, maar als het uitgangspunt erin bestaat de voorwaarden voor de toegang tot de tegemoetkoming van de verzekering voor geneeskundige verzorging voor behandelingen inzake monodisciplinaire logopedie min of meer in grote mate te versoepelen voor patiënten die overigens al ten laste mogen worden genomen door multidisciplinaire centra en / of het onderwijs, dan moet men extreem voorzichtig blijven met betrekking tot de budgettaire weerslag die eruit zou voortvloeien en die zo unilateraal en uitsluitend betrekking zouden hebben op de federale verzekering voor geneeskundige verzorging. Momenteel is die weerslag logischerwijs niet meetbaar, precies zolang het aantal patiënten dat tot die cumulatie zou moeten worden toegelaten niet bekend is.

Een wet van 8 mei 2019 voorziet dat de logomut onderzoekt hoe mono en multidisciplinaire logopedie kan gecombineerd worden voor kinderen met een intelligentiestoornis gedefinieerd als een performaal of non-verbaal IQ of OQ (ontwikkelingsquotiënt) van minder dan 86. Deze werkzaamheden zijn bezig.