Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 7-305

van Latifa Gahouchi (PS) d.d. 17 januari 2020

aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, en van Asiel en Migratie

Ziekenhuizen - Ereloonsupplementen - Niet terugbetaalbare erelonen - Praktijken van sommige ziekenhuisinstellingen

ziekenhuis
ziekenhuisopname
niet in loondienst verkregen inkomen
bestedingen voor gezondheid
kosten voor ziekenhuisopname
dokter

Chronologie

17/1/2020Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 20/2/2020)
27/4/2020Antwoord

Vraag nr. 7-305 d.d. 17 januari 2020 : (Vraag gesteld in het Frans)

Deze vraag behoort duidelijk tot de bevoegdheid van de Senaat want de zesde staatshervorming heeft het ziekenhuisbeleid hervormd en sommige bevoegdheden overgedragen aan de deelstaten.

Dat is in het bijzonder het geval voor de bevoegdheid inzake de financiering van de investeringen in de voorzieningen en in de medisch-technische diensten.

Volgens sommige informatiebronnen zouden de ereloonsupplementen in de ziekenhuizen in 2018 sterk gestegen zijn.

Zo zijn voor een klassieke opname (met overnachting) de ereloonsupplementen opnieuw met 4,7 % gestegen, bovenop de index, zegt de Christelijke Mutualiteit in een mededeling.

Datzelfde ziekenfonds wijst ook op mogelijk onaangename verrassingen bij een verblijf in een tweepersoonskamer. Dat zou voor sommige ingrepen, zoals een borstverkleining, bijna even duur blijken te zijn als een verblijf in een éénpersoonskamer.

Er worden ook gegevens aangehaald:

– sommige ziekenhuizen zouden voor die ingreep regelmatig niet-terugbetaalbare erelonen aanrekenen die soms onwettig zijn. Het verschil wordt aangetoond aan de hand van dit voorbeeld: een kost van 2 763 euro in ziekenhuis A en slechts 103 euro in ziekenhuis B voor dezelfde ingreep en in eenzelfde kamertype, maar in ziekenhuis A is het 27 keer goedkoper. Het enige verschil is het bedrag van de niet-terugbetaalbare erelonen;

– ziekenhuizen zouden die erelonen vooral factureren onder plastische chirurgie, en bijgevolg zouden ze niet onder de dekking van de hospitalisatieverzekering vallen;

– andere ziekenhuizen zouden de omgekeerde strategie toepassen en zouden de niet-terugbetaalbare erelonen aanrekenen aan de patiënten in een éénpersoonskamer.

Beschikt u over informatie over die praktijken, die, indien ze juist blijken te zijn, ervoor kunnen zorgen dat er een gezondheidszorg met twee snelheden ontstaat?

Immers, patiënten erelonen aanrekenen die niet worden terugbetaald door de verplichte ziekteverzekering is een ondenkbare praktijk waarvan de kosten voor heel wat burgers onmogelijk te dragen zijn.

Wat is nu de stand van zaken?

Antwoord ontvangen op 27 april 2020 :

Zoals u aangeeft, in het kader van de problematiek gelinkt aan de ereloonsupplementen, zijn er niet restitueerbare honoraria. Deze worden niet op een specifieke manier geregistreerd en bijgevolg beschikken we op heden dus niet over gegevens omtrent dit onderwerp.

De stijgende ereloonsupplementen en de toename voor bepaalde types van honoraria zijn al veel langer dan vandaag een probleem.

De vijftiende ziekenhuisbarometer van de Christelijke Mutualiteiten laat zien dat de leden van deze mutualiteit in 2018 42,7 miljoen euro aan niet-terugbetaalbare (para) medische honoraria betaalden, of ongeveer 100 miljoen euro op jaarbasis als de we dit extrapoleren naar de hele bevolking.

Dit bedrag stond op de hospitalisatiefacturen (klassieke opname en dagopname) maar ook bij de ambulante diensten die het ziekenhuis factureerde (bijvoorbeeld tijdens consultaties in ambulante klinieken).

Het is niet altijd eenvoudig om precies te weten wat er aan de patiënt wordt gefactureerd, omdat niet-specifieke pseudo-codes worden gebruikt. Deze pseudo-codes zijn opgesteld onder de zogenaamde 960XXX-codes en worden gereguleerd door een omzendbrief aan de zorginstellingen (omzendbrief ZH 2007/18).

De toename van de kosten die via deze 960XXX-codes aan patiënten worden gefactureerd, heeft de Nationale Medisch-Mutualistische Commissie ertoe aangezet een bepaald aantal maatregelen voor te stellen om een betere beheersing van deze kosten te waarborgen.

Desalniettemin hebben we reeds veel vordering gemaakt de voorbije jaren.

Zo werden reeds verschillende initiatieven genomen met de sector om de ereloonsupplementen te beperken. Zo zijn de ereloonsupplementen bij daghospitalisaties in twee- of meerpersoonskamers tegenwoordig verboden en werd een plafond opgelegd voor supplementen bij bepaalde ingrepen, zoals een borstreconstructie met eigen weefsel.

We werken nog steeds op deze materie maar zoiets kost tijd. Het zou niet verstandig zijn om blindweg alle ereloonsupplementen af te schaffen, zelfs niet in éénpersoonskamers. Voor veel ziekenhuizen zijn deze supplementen immers een bron van inkomsten. Door ze zomaar af te schaffen, zouden we extra druk zetten op hun financiële toestand. Dit moet daarom worden besproken parallel met de behoefte aan een stabiel budgettair meerjarenkader voor de ziekenhuissector.

Ik pleit daarom voor een structurele oplossing voor het probleem. We zijn volop bezig met de hervorming van de ziekenhuisfinanciering en het ziekenhuislandschap, we zijn op dit moment de fundamenten aan het hertekenen – denk bijvoorbeeld aan de netwerkvorming en aan de financiering van laagvariabele zorg – zodat ook onze toekomstige generaties nog kunnen rekenen op betaalbare ziekenhuiszorg.

In het kader van het akkoord artsen-ziekenfondsen, dat afgesloten werd voor de periode 2018-2019, werd een aantal cruciale punten naar voren gebracht inzake de ereloonsupplementen en het akkoord van 2020 geeft eveneens deze thematiek weer. Dit om voornamelijk een grote transparantie voor de patiënten tot stand te brengen.

Teneinde deze elementen te concretiseren werd een overleg opgestart tussen vertegenwoordigers van de artsen, de ziekenhuizen, de ziekenfondsen. Tevens werden de private ziekteverzekeraars betrokken.

Onder de genomen maatregelen werden wijzigingen aangebracht met betrekking tot het koninklijk besluit van 19 juni 2007 betreffende de jaarrekeningen van de ziekenhuizen, alsook het koninklijk besluit van 14 augustus 1987 tot bepaling van de minimumindeling van het algemeen rekeningenstelsel voor de ziekenhuizen, evenals het koninklijk besluit van 14 december 1987 tot bepaling van de regels en de termijn volgens dewelke de beheerder van het ziekenhuis mededeling doet van de financiële toestand, van de bedrijfsuitkomsten, van het verslag van de bedrijfsrevisor en van alle statistische gegevens die met zijn inrichting verband houden evenals (met name betreffende de verzamelde Finhosta-gegevens) teneinde een meer gedetailleerd overzicht en uitsplitsing tot stand te brengen: er zal een onderscheid worden gemaakt tussen de honoraria en de supplementen in het geval van centrale inning.

Dit zal voor het eerst van toepassing zijn op de gegevens van 2019, die ons voor 30 september 2020 zullen bereiken.

Op basis van de boekhoudkundige gegevens kunnen we vervolgens informatie verkrijgen over verschillende bedragen. Deze bedragen geven ons waarschijnlijk een goed beeld van de macro-afhankelijkheid van ziekenhuizen voor kosten en supplementen.

Tenslotte spelen de mutualistische en private verzekeringsmaatschappijen ook een rol aangezien ze over heel wat inzicht beschikken in aan patiënten gefactureerde honoraria en supplementen (met de nuancering dat het enkel de verzekerde patiënten betreft).

Een beter inzicht in deze gegevens zou ons een zicht kunnen geven over wat echt direct ten laste van de patiënt gekomen (franchises en supplementen aan niet-privaat / mutualistisch verzekerde patiënten) , en wat door herverzekering werd «geabsorbeerd».

Vanuit toegankelijkheidsoogpunt is dit een belangrijk punt.

En ten slotte wil ik vermelden dat artikel 8 van de medisch-mutualistische overeenkomst 2020 in dit verband het volgende bepaalt:

De analyses van de ziekenhuisfacturen tonen aan dat onder de codereeks 960 een aantal verstrekkingen worden aangerekend voor een geraamd bedrag van 200 miljoen waarvan 100 miljoen erelonen. Het is noodzakelijk dat deze codereeks wordt gespecifieerd teneinde een betere controle mogelijk te maken op het al dan niet gerechtvaardigde karakter van de aangerekende verstrekkingen en teneinde ook de verstrekker die aanrekent te identificeren. De Technisch Medische Raad (TMR) wordt verzocht om op basis van de gesignaleerde probleemsituaties een duidelijke interpretatie te geven of de omschrijving van de betrokken codes te preciseren.

Naast deze voorgestelde maatregel is in september 2019 ook een werkgroep voor niet-terugbetaalbare prestaties opgericht om de uitwisseling van informatie met betrekking tot de toerekening van de 960XXX-codes te vergroten en aldus gezamenlijke standpunten in te nemen en om een bepaald aantal dossiers in te dienen bij de TMR voor mogelijke terugbetaling in de toekomst van bepaalde prestaties die momenteel niet terugbetaalbaar zijn.

Zoals u kunt zien, als ik u vandaag nog geen cijfers kan geven, wordt er alles aan gedaan om dit moeilijke debat transparanter te maken.