Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 7-277

van Carina Van Cauter (Open Vld) d.d. 10 januari 2020

aan de vice-eersteminister en minister van Justitie, belast met de Regie der gebouwen, en minister van Europese Zaken

Religieuze liefdadigheidsorganisaties - Giften vanwege Golfstaten - Nederland - Onafhankelijk onderzoek - Stand van zaken in België

vereniging
schenking
Nederland
islamitisch bankieren
religieus conservatisme
radicalisering
extremisme
Golfstaten

Chronologie

10/1/2020Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 13/2/2020)
29/6/2020Rappel
22/7/2020Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 7-278
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 7-279

Vraag nr. 7-277 d.d. 10 januari 2020 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Achttien islamitische organisaties in Nederland hebben de afgelopen jaren 10 miljoen euro ontvangen van Koeweitse liefdadigheidsinstellingen. Dat blijkt uit een overzicht van buitenlandse donaties dat Koeweit onlangs overmaakte aan het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken. Het is voor het eerst dat een Golfstaat met Nederland informatie deelt over de omvang van financieringsstromen en de namen geeft van de organisaties die de gelden ontvangen. Uit het overzicht blijkt dat de Utrechtse moskee Al Fitrah uit omstreden bron geld ontving, in tegenstelling tot wat zij zelf aangaf. De gelden kwamen van de Revival of Islamic Heristage Society, die op de Amerikaanse terroristenlijst staat. Deze geldstromen verontrusten, daar ze nadelige gevolgen heeft voor de integratie van moslims. Deze gelden worden immers dikwijls geschonken aan religieuze organisaties die het salafisme verspreiden. Koeweit is samen met Saoedi Arabië, Qatar en de Verenigde Arabische Emiraten de belangrijkste buitenlandse financier van moskeeën in ons land.

Om het inzicht in de aard en omvang van buitenlandse geldstromen aan religieuze organisaties te vergroten, is het Nederlandse kabinet hiernaast een onafhankelijk onderzoek gestart. De verdere onderzoeksprocedure en aanbesteding lopen via het Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatiecentrum (WODC). Recent werd het onderzoek opgestart.

Wat betreft het transversaal karakter van de vraag: het Gewest kan gebedshuizen erkennen - meer bepaald "lokale islamitische gemeenschappen" - op voorstel van het Executief van de Moslims van België (EMB). De erkenning geschiedt op basis van diverse adviezen waaronder een advies van de Staatsveiligheid. Erkende gebedshuizen moeten bepaalde voorwaarden naleven waaronder het voeren van een correcte boekhouding. Het betreft een transversale bevoegdheid met de Gewesten. Ik verwijs naar het verslag over de radicalisering in België namens de bijzondere commissie Radicalisering van de Senaat (stuk Senaat, nr. 6 205/1).

Ik had dan ook graag een antwoord gekregen op de volgende vragen:

1) Bent u bereid - zo u niet over een gelijkaardig overzicht van giften vanuit respectievelijk Qatar, de Verenigde Arabische Emiraten en Saoedi Arabië aan religieuze organisaties in ons land beschikt - om naar het voorbeeld van uw Nederlandse evenknie dit gedetailleerde overzicht op te vragen aan deze Golfstaten en dit zowel om de exacte oorsprong van de gelden te kennen als de ontvangende organisaties te kennen en de eraan gekoppelde bedragen? Zo neen, waarom niet? Zo ja, kunt u dit concreet toelichten?

2) Bent u het met me eens dat we als overheid moeten beschikken over deze gedetailleerde informatie en dit met het oog op een efficiënte strijd tegen radicalisering en het verspreiden van de dogmatische radicale islam in ons land en dit gezien de giften dikwijls gekoppeld zijn aan invloed op de desbetreffende moskee of vereniging zoals de keuze van de prediker en dit in het bijzonder in de niet erkende moskeeën?

3) Bent u bereid naar het Nederlandse voorbeeld onafhankelijk onderzoek op te laten starten naar de buitenlandse geldstromen aan religieuze organisaties? Zo ja, kan u dit concreet toelichten? Zo neen, waarom niet?

Antwoord ontvangen op 22 juli 2020 :

1) Het onderhouden van diplomatieke contacten met Qatar, de Verenigde Arabische Emiraten en Saoedi-Arabië en de onderhandelingen over het verkrijgen van dergelijke lijsten zijn eerder de bevoegdheid van de FOD Buitenlandse Zaken. De minister van Justitie verwijst dan ook voor deze vraag naar de minister van Buitenlandse Zaken.

2) en 3) Algemeen kan gesteld worden dat de VSSE binnen het kader van zijn wettelijke bevoegdheden bepaalde extremistische fenomenen opvolgt (artikel 8 van de organieke wet met betrekking tot inlichtingendiensten), waaronder het islamitisch extremisme.

Het fenomeen van buitenlandse financiering van religieuze organisaties in België wordt door de VSSE vanuit twee invalshoeken benaderd: inmenging en extremisme. Vanuit het oogpunt van inmenging kan deze buitenlandse financiering – en de buitenlandse invloed die er vaak mee gepaard gaat – problematisch zijn, doordat de islam zoals deze in België beleefd wordt op deze manier onder de invloed komt te staan van buitenlandse overheden. Deze invloed kan bovendien gebruikt worden als een middel om bepaalde bevolkingsgroepen, religieuze strekkingen of personen te controleren of te viseren.

Vanuit het oogpunt van de strijd tegen extremisme, is het effect van de buitenlandse financiering van Belgische moskeeën en andere instellingen en de controle door buitenlandse overheden, niet altijd gemakkelijk te identificeren. Er zijn verschillende buitenlandse overheden die een religieuze invloed proberen uit te oefenen op hun diaspora. Bovendien zijn er landen die een zeer strikte en extremistische versie van de islam promoten.

Gelet op het nut om van de Golflanden gedetailleerde informatie te krijgen over welke religieuze organisaties in België financiële steun krijgen, werd in maart 2019 een wetsvoorstel ingediend tot wijziging van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen met betrekking tot de giften en de jaarrekeningen van verenigingen en stichtingen. Dit wetsvoorstel werd evenwel, als gevolg van de verkiezingen, niet verder behandeld. Dit belet evenwel niet dat de VSSE zonder voornoemde informatie niet op dit onderwerp kan werken. Voor de Veiligheid van de Staat is dit immers geen nieuw onderwerp. De VSSE werkt al verschillende jaren prioritair op deze materie. Ook binnen de werkgroep salafisme van het plan Radicalisme wordt er op dit fenomeen gewerkt. Een recent resultaat van dit werk zijn de reeks aanbevelingen inzake de financiering van het salafisme vanuit de golflanden die door de verschillende partnerdiensten binnen de werkgroep salafisme overgemaakt werden aan de Nationale Veiligheidsraad.