Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 7-241

van Carina Van Cauter (Open Vld) d.d. 16 december 2019

aan de vice-eersteminister en minister van Justitie, belast met de Regie der gebouwen, en minister van Europese Zaken

Schijnwettelijke samenwoning - Handhaving - Aantal dossiers - Vervolgingen

ongehuwd samenleven
schijnhuwelijk
gerechtelijke vervolging
officiële statistiek

Chronologie

16/12/2019Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 16/1/2020)
28/2/2020Antwoord

Vraag nr. 7-241 d.d. 16 december 2019 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Bij wet van 2 juni 2013 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, de wet van 31 december 1851 met betrekking tot de consulaten en de consulaire rechtsmacht, het Strafwetboek, het Gerechtelijk Wetboek en de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, met het oog op de strijd tegen de schijnhuwelijken en de schijnwettelijke samenwoningen, werd schijnwettelijke samenwoning strafbaar gesteld op basis van artikel 79ter van de Vreemdelingenwet.

Van een schijnwettelijke samenwoning is sprake wanneer uit een geheel van omstandigheden blijkt dat de intentie van minstens één van de partijen kennelijk enkel gericht is op het verkrijgen van een verblijfsrechtelijk voordeel dat aan de staat van wettelijk samenwonende is verbonden.

Schijnwettelijke samenwoning vereist een afgesloten wettelijke samenwoning en het bijzonder opzet om een verblijfsrechtelijk voordeel te bekomen.

Het betreft een transversale aangelegenheid met de Gemeenschappen waarbij de Gemeenschappen inzetten op inburgering en het inschakelen op de arbeidsmarkt.

Graag had ik een antwoord bekomen op volgende vragen:

1) Hoeveel dossiers werden geopend per jaar en per parket inzake schijnwettelijke samenwoning (tenlasteleggingscode 55I) voor respectievelijk 2017, 2018 en 2019?

2) Kan u een overzicht geven van wat de laatste vooruitgangsstaat van deze dossiers was? Kan u desgevallend ook meedelen of vervolging al dan niet tot een veroordeling heeft geleid?

3) Kan u bij seponering ook de reden hiervoor geven?

4) In hoeveel gevallen seponeerde het parket het strafrechtelijk dossier om vervolgens een burgerlijk dossier te openen? Welk gevolg werd hieraan op burgerlijk gebied verleend?

Antwoord ontvangen op 28 februari 2020 :

De databank van het College van procureurs-generaal biedt niet de mogelijkheid te antwoorden op de eerste, tweede en derde vraag. Doordat de parketten de gegevens niet uniform registreren, is er geen enkele garantie dat de ter zake beschikbare nationale statistieken betrouwbaar zijn. De diensten van het College van procureurs-generaal werken thans aan een oplossing voor die situatie. De gegevens zullen evenwel pas ten vroegste vanaf 2021 betrouwbaar zijn, zoals reeds werd verklaard in het antwoord op vraag 127 van mevrouw de volksvertegenwoordiger Kattrin Jadin (Kamer, QRVA 55-009 van 22 januari 2020, blz. 84).

De vierde vraag betreft burgerlijke zaken waarvoor thans geen statistieken bestaan.