Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 7-233

van Els Ampe (Open Vld) d.d. 10 december 2019

aan de minister van Mobiliteit, belast met Belgocontrol en de Nationale Maatschappij der Belgische spoorwegen

Openbaar vervoer - Comfort reizigers - Individuele minimum gebruiksruimte - Normen

gemeenschappelijk vervoer
pendel
openbaar vervoer
rechten van passagiers

Chronologie

10/12/2019Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 9/1/2020)
3/2/2020Antwoord

Vraag nr. 7-233 d.d. 10 december 2019 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Om de mobiliteitsknoop te ontwarren moeten meer mensen de auto thuis laten en kiezen voor een alternatief. De wegen zijn oververzadigd, maar bij het openbaar vervoer en de fiets is nog marge, dit werd recent nog aangetoond in een onderzoek van de UGent. Hoewel al jaren steeds meer mensen de trein, tram, bus of metro nemen, blijft het aantal gebruikers van het openbaar vervoer al bij al een minderheid. Het openbaar vervoer is amper goed voor 11 % van het woon werkverkeer. Ter vergelijking: er fietsen meer mensen naar het werk.

Waarom laten zoveel mensen het openbaar vervoer links liggen? Hier zijn verschillende verklaringen voor te zoeken, zoals: veel mensen wonen op moeilijk bereikbare plaatsen en het is onbetaalbaar om overal openbaar vervoer te voorzien. Maar we moeten het openbaar vervoer als oplossing zien waarvoor het realistisch kan ingeschakeld worden namelijk om de file problematiek aan te pakken. Het openbaar vervoer is vooral een oplossing in filegevoelige gebieden en dat zijn natuurlijk de steden. Daar ligt het gebruik ook gevoelig hoger. Veel mensen zijn nu eenmaal sneller af met de auto.

Maar om te zorgen dat het aantal gebruikers van het openbaar vervoer toch verder stijgt zijn er verschillende pijnpunten die onder ogen moeten worden gezien. Uit onderzoek van de VRT in 2017 bleken er enkele duidelijke werkpunten bij het openbaar vervoer: deze waren comfort, stiptheid en overbezetting tijdens de spitsuren. Dit werd onderzocht bij reizigers van zowel de Maatschappij voor intercommunaal vervoer te Brussel (MIVB), De Lijn en de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen (NMBS). Over de stiptheid waren er bij De Lijn 52 % van de bevraagden tevreden, bij de NMBS was dit 60 % en bij de MIVB was dit 66 %. Dit wordt verklaard door de grotere hoeveelheid aanbod dat de MIVB heeft door haar tram en metronetwerk. De grootste oorzaak van ontevredenheid is echter het plaatsgebrek tijdens de spitsuren (De Lijn 50 %, NMBS 56 % en MIVB 60 % was hier tevreden over). Het gebrek aan comfort wordt door vele reizigers om deze reden ook aangehaald. Daarom is het belangrijk om na te gaan hoe we dit probleem van plaatsgebrek kunnen aanpakken.

In Nederland is er voor de treinen een maximale bezetting en minimum ruimte per persoon voorzien op de treinen. Deze minimale ruimte per passagier werd wettelijk vastgelegd en uitgedrukt in vierkante meter per passagier op de trein. Dit komt door de klachten van duizenden reizigers die klaagden over de overvolle treinen en zelfs treinen die niet vertrokken vanwege overbezetting van de capaciteiten. Deze minimale ruimte per passagier in vierkante meter werd ook vastgelegd voor de andere vervoersmiddelen, zoals de tram, bus en metro.

Bij de Vlaamse en Brusselse ombudsdienst begint het elk jaar echter ook meer een meer klachten te regenen over de overbezetting van ons openbaar vervoer. Er is gewoonweg te weinig plaats tijdens de spitsuren en het openbaar vervoer wordt daarom steeds voller gepropt zonder concrete afspraken over de maximale bezetting. Om te zorgen dat er meer gebruik wordt gemaakt van het openbaar vervoer tijdens de spitsuren, moet er dus gezorgd worden dat er meer ruimte beschikbaar is en een garantie voor een hoeveelheid minimale ruimte uitgedrukt in vierkante meter per passagier. Hiervoor moet er gekeken worden of er een minimale ruimte per persoon wordt voorgeschreven bij de verschillende maatschappijen die uitgedrukt wordt in cijfers, die ons openbaar vervoer garanderen.

Door de bijzondere wet met betrekking tot de zesde Staatshervorming zijn onder andere een aantal bevoegdheden inzake mobiliteit en verkeersveiligheid geregionaliseerd. Het betreft hier dan ook een transversale aangelegenheid met de Gewesten.

Ik heb dan ook de volgende vragen aan de geachte minister:

1) Hebben de verschillende openbare vervoersmaatschappijen (waaronder de NMBS) een minimale ruimte voor hun klanten uitgedrukt in vierkante meter? Indien dit het geval is, welke is deze voor welke maatschappij, voor welk voertuig en op basis van welke criteria werd dit vastgelegd? Bestaat er een internationale norm hieromtrent?

2) Indien de openbaar vervoersmaatschappijen minimale ruimte voorzien hebben, zijn deze hetzelfde voor dezelfde voertuigen tussen de verschillende maatschappijen?

3) Is er vanuit de Gewesten of federale overheid wet of regelgeving betreffende de minimale ruimte in vierkante meter per gebruiker van het openbaar vervoer? Indien ja, wat zijn deze, zowel voor treinen, bussen, trams en metro's?

4) Meent u niet dat dergelijke norm voor het openbaar vervoer (NMBS, enz.) aangewezen is en dit zowel wat de veiligheid en het reizigerscomfort betreft? Kan u dit gedetailleerd toelichten?

Antwoord ontvangen op 3 februari 2020 :

De norm die wordt gehanteerd voor de maximale bezettingsgraad is die van de Technische Specificatie voor Interoperabiliteit (TSI), die bepalingen ter zake bevat. De overbezettingsdrempels die de TSI vermeldt zijn erg hoog en worden bijna nooit bereikt (bijvoorbeeld vier rechtstaande personen per m² / twee personen per trede op de trappen). Indien er zich een incident voordoet wanneer de drempel overschreden is, zou de vervoerder, in casu de NMBS, a priori aansprakelijk kunnen worden gehouden. De gevallen van echte overbezetting volgens de vernoemde normen zijn evenwel extreem zeldzaam.

Voor uw vragen inzake de minimale ruimte voor klanten bij de regionale openbare vervoersmaatschappijen kan u zich best wenden tot de regionale ministers bevoegd voor openbaar vervoer.