Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 7-162

van Stephanie D'Hose (Open Vld) d.d. 25 november 2019

aan de vice-eersteminister en Minister van Justitie, belast met de Regie der gebouwen

Antisemitisme - Bestrijding - Beleid - Cijfers - Nationale coördinator - Aparte registratie door de politie

antisemitisme
officiële statistiek
bestrijding van discriminatie
racisme
xenofobie

Chronologie

25/11/2019Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 26/12/2019)
26/2/2020Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 7-161
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 7-163

Vraag nr. 7-162 d.d. 25 november 2019 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Het gedenkteken voor de joodse slachtoffers van het naziregime aan de Lindenlei in Gent is nog maar eens het doelwit geworden van onbekende daders. Het gedenkteken dat gelegen is in een parkje aan de Lindenlei herinnert aan de deportatie van zevenenzestig Gentse Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Onbekenden wrikten de bouten van het monument, een enorme koperen tol, los. Dit is al de vijfde keer dat het monument wordt beschadigd.

De beschadiging vond plaats kort na de herdenking van Kristallnacht, wat wijst in de richting van een bewuste daad van antisemitisme. Jammer genoeg staan de feiten in Gent niet op zich. Het aantal geregistreerde antisemitische incidenten is vorig jaar bijna verdubbeld: van 56 anti Joodse incidenten in 2017 naar 101 in 2018. Dat maakt Unia bekend. Deze cijfers passen in de stijgende trend sinds 2008.

Ik verwijs in deze tevens naar het in de Senaat unaniem aangenomen resolutie betreffende de bestrijding van antisemitisme (stuk Senaat, nr. 6-437/4).

Deze resolutie vroeg onder meer om een alomvattend en efficiënt systeem op te zetten voor het stelselmatig verzamelen van de aangiftes betreffende antisemitisme, antisemitische geweldincidenten, het aantal opgestarte onderzoeken en veroordelingen en hieromtrent jaarlijks per arrondissement te rapporteren aan de parlementen. In Nederland is er reeds voorzien in aan afzonderlijke aangifte en registratie van antisemitisme door de politie. Dit wordt jaarlijks gerapporteerd aan de Tweede Kamer. In 2015 heeft de politie de categorie «antisemitisme» toegevoegd bij het doen van online aangiftes.

Ook wordt een lans gebroken om een uitgebreide studie uit te voeren onder leiding van het Studie en documentatiecentrum oorlog en hedendaagse maatschappij (CEGESOMA) in samenwerking met de universiteiten en hogescholen, betreffende het toegenomen antisemitisme en het daderprofiel en na te gaan in hoeverre de toepassing van de wet en de bestaande regelgeving moeten worden aangescherpt.

Tevens wordt de regering gevraagd om een «coördinator bestrijding antisemitisme» aan te duiden en alle nodige instrumenten en steun ter beschikking te stellen om de coördinator in staat te stellen zijn werk zo doeltreffend mogelijk te doen. Hierbij werd gevolg gegeven aan de oproep van de vertegenwoordigers van de Joodse gemeenschap die eerder aan de regering vroegen in het licht van de aanslagen in Parijs en de eerdere aanslag op het Joodse museum in Brussel voor enkele belangrijke maatregelen waaronder het aanduiden van een nationaal coördinator in de strijd tegen antisemitisme: «Governments should consider appointing a special coordinator who can address the multiple problems here identified and marshal the support of all the relevant ministries.» (cf. https://fr.unesco.org/news/rabbi andrew baker prevenir antisemitisme).

Deze vraag betreft een transversale aangelegenheid met de Gemeenschappen en de Gewesten. Het Centrum voor racismebestrijding werd immers in 2014 geinterfederaliseerd. Het werd daarbij bevoegd voor gewest en gemeenschapsmateries, teneinde hun taak te kunnen volbrengen is het belangrijk dat zij over alle indicatoren betreffende racisme beschikken. De strijd tegen antisemitisme is hierbij een kerntaak, maar zonder cijfers vliegt men blind. Ook biedt samenwerking veel kansen om dit efficiënt aan te pakken en dit zowel wat betreft preventie als handhaving.

Ik had graag volgende vragen voorgelegd aan u:

1) Kan u meedelen of ook in 2019 het aantal antisemitische incidenten in ons land verder is toegenomen? Is er aldus sprake is van meer geregistreerde incidenten? Hoe verklaart u dit? Om welk soort misdrijven gaat het? Hoeveel mensen werden op jaarbasis hiervoor beboet of kregen een alternatieve straf opgelegd?

2) Hoeveel maal werd iemand veroordeeld voor respectievelijk antisemitisme en racisme? Kan u het aantal veroordelingen op jaarbasis geven in 2019? Kan u eventueel eveneens ingaan op de strafmaat? Kan u de cijfers uitvoerig duiden ten opzicht van de voorgaande jaren en meedelen of het beleid ter zake werkt?

3) Kan uitvoerig worden toegelicht welke maatregelen u zal treffen om het antisemitisme daadwerkelijk terug te dringen? Is er overleg voorzien met de Gemeenschappen en de Gewesten? Kan dit uitvoerig worden toegelicht?

4) Hoe reageert u op de vraag om een «nationale coördinator bestrijding antisemitisme» aan te duiden zoals gevraagd door de Joodse gemeenschap en door de eerder unaniem aangenomen resolutie in de Senaat en dit naar het voorbeeld van Zweden, Bulgarije en Duitsland? Bent u bereid hier stappen te zetten?

5) Bent u bereid een studie te laten uitvoeren over het toegenomen antisemitisme en het daderprofiel en na te gaan in hoeverre de toepassing van de wet en de bestaande regelgeving moeten worden aangescherpt?

6) Bent u het eens met het principe om naar het voorbeeld van Nederland te voorzien in aan afzonderlijke aangifte en registratie van antisemitisme door de politie? Enkel door alle feiten correct te registreren kunnen we hier als beleidsmakers correct op inspelen. Kan u dit concreet toelichten?

7) Ik heb vernomen dat de waakzaamheidscel belast met de strijd tegen het antisemitisme terug samen is gekomen. Kan u meedelen hoeveel maal per jaar deze samenkomt? Welke maatregelen aldaar werden bepleit?

Antwoord ontvangen op 26 februari 2020 :

1) & 2) Op dit ogenblik laten de voor registratie beschikbare codes bij het parket niet toe om discriminatie of haatmisdrijven op basis van antisemitisme te onderscheiden van andere discriminatiecriteria.

Unia daarentegen registreerde in 2016 109 antisemitische meldingen. Dat was een stijging van 105 % ten opzichte van 2015. In 2017 werden er in totaal 56 vermoedelijke feiten van antisemitisme en negationisme geregistreerd. In 2018 waren er 101 antisemitische meldingen. Uit de cijfers van 2018 blijkt aldus een verdubbeling van het fenomeen ten opzichte van 2017. Het gaat voornamelijk om verbale agressie, bedreigingen, haatspraak op het internet en negationisme. Voor 2019 beschikken we nog niet over de cijfers. Het is dus duidelijk dat de cijfers van jaar tot jaar fluctueren en sterk afhankelijk zijn van internationale gebeurtenissen en incidenten.

3) Wat het wetgevend kader en de toepassing ervan betreft, worden tal van misdrijven uit het huidige Strafwetboek aangevuld met verzwarende omstandigheden, en is er dus een strafverzwaring wanneer die misdrijven vanuit racistische en religieuze motieven zijn gepleegd. Het Strafwetboek werd in die zin aangevuld bij de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie, de zogenaamde «antidiscriminatiewet». Die wet behelst de oprichting van met name het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding (nu Unia), en ook wordt discriminatie bestraft in het arbeidsrecht.

Voorts moet erop worden gewezen dat het aanzetten tot gewelddaden jegens de joodse gemeenschap wordt bestraft door de antiracisme- en antinegationismewetten, en dat dat tevens kan vallen onder het aanzetten tot terrorisme, een misdrijf waarop zwaardere strafmaten staan.

Overigens zijn er nog decreten uitgaande van de gefedereerde entiteiten die specifiek zijn gericht op de bestrijding van racisme, xenofobie en discriminatie.

De gemeenschappelijke omzendbrief van het College van procureurs-generaal (Col 13/2013) besteedt bijzondere aandacht aan het opsporings- en vervolgingsbeleid voor discriminatie en haatmisdrijven. Die omzendbrief wordt momenteel geëvalueerd. Er zal dus rekening moeten worden gehouden met de resultaten die uit de conclusies van die evaluatie naar voren komen. Het College van procureurs-generaal blijft bijzondere aandacht schenken aan misdrijven van racisme en discriminatie.

Met dat wetgevend instrumentarium is België in overeenstemming met de Europese richtlijnen inzake de bestrijding van discriminatie en racisme, en voldoet ons land aan zijn internationale verplichtingen die voortvloeien uit het internationaal verdrag van 21 december 1965 inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie.

Daarnaast zijn er concrete initiatieven zoals de heroprichting van de waakzaamheidscel antisemitisme waarvoor wordt verwezen naar het antwoord op vraag 7). In samenwerking met de minister van Gelijke Kansen heeft de minister van Justitie zich ook geëngageerd in een project van de Organisatie voor veiligheid en samenwerking in Europa (OVSE) omtrent antisemitisme. Dit project is gebaseerd op de praktische gids van ODIHR – het mensenrechtendepartement van de OVSE – met de titel «Understanding Anti-Semitic Hate Crimes and Addressing the Security Needs of Jewish Communities». Deze gids bevat heel concrete aanbevelingen voor overheden om samen met de Joodse gemeenschap antisemitische incidenten aan te pakken. Concreet werd de gids vertaald in het Frans en Nederlands en op 2 april 2019 werd een workshop gegeven aan de relevante politiediensten en magistraten.

Tenslotte moeten maatregelen in de strijd tegen antisemitisme ook gezien worden in de ruimere context van het antiracismebeleid. België beschikt tot op heden nog niet over een interfederaal actieplan tegen racisme maar de minister van Gelijke Kansen bereidt hieromtrent het terrein voor zodat een volgende regering dit engagement eindelijk kan vervullen. In dat opzicht werd hierover al meermaals overleg gepleegd met de Coalitie voor een Nationaal Actieplan tegen racisme en met de Gemeenschappen en Gewesten en ook tal van universiteiten. Dit toekomstige actieplan moet immers in partnerschap en in dialoog met het middenveld worden ontwikkeld en alle actiegebieden bestrijken. Het moet transversaal en interfederaal zijn.

4) De vraag naar de aanduiding van een nationale coördinator voor de bestrijding van antisemitisme is pertinent maar vereist een grondig debat dat door een volgende regering zal moeten worden gevoerd. Het is echter niet uitgesloten dat dit intussen ook aan bod komt binnen de werkzaamheden van de waakzaamheidscel antisemitisme. De resolutie van de Senaat kan immers als een algemeen werkkader beschouwd worden voor de waakzaamheidscel en in overleg met de Joodse gemeenschap werden enkele prioritaire thema’s weerhouden die aansluiten bij de resolutie. De aanduiding van een nationale coördinator werd in eerste instantie niet weerhouden maar dit kan mogelijks alsnog aan bod komen.

5) Op dit ogenblik zijn er geen initiatieven gepland om een studie uit te voeren over het toegenomen antisemitisme en het daderprofiel in België. De minister van Justitie is volledig bereid de uitvoerhaalbaarheid van een dergelijk project te onderzoeken. De waakzaamheidscel antisemitisme heeft onder meer binnen haar mandaat de mogelijkheid om voort te bouwen op bestaande nationale en Europese studies door conclusies of aanbevelingen in de werkzaamheden van de algemene opdrachten te integreren, en waar nuttig het uitvoeren van bijkomende studies te stimuleren.

Er bestaan inderdaad Europese studies die een zicht geven op de problematiek van antisemitisme in ons land. Zo voert het Grondrechtenbureau van de Europese Unie (hierna «FRA») elk jaar onderzoek naar het aantal antisemitische incidenten in de lidstaten van de Europese Unie. In december 2018 publiceerde de FRA ook een rapport genaamd «Experiences and perceptions of antisemitism / Second survey on discrimination and hate crime against Jews in the EU» waaruit is gebleken dat antisemitische incidenten op verschillende domeinen tot uiting komen. De ondervraagden in de studie gaven aan dat zij zich niet meer veilig voelen op straat, dat ze bepaalde buurten gaan mijden, en dat zij vrezen voor de veiligheid van zichzelf of hun dierbaren. Daarnaast geeft de FRA aan dat antisemitische incidenten gebanaliseerd worden. Op basis van dit rapport werd meer recent, in juli 2019, ook een rapport gepubliceerd over het veiligheidsgevoel van de jonge generatie (zestien tot vierendertig jaar) van de Joodse gemeenschappen.

6) Er wordt verwezen naar het antwoord van de minister van Binnenlandse Zaken, aan wie de vraag eveneens werd gesteld (schriftelijke vraag nr. 7-163).

7) De waakzaamheidscel tegen antisemitisme werd in januari 2019 opnieuw opgestart door de minister voor Gelijke Kansen, de minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Justitie. Er worden twee tot drie vergaderingen per jaar georganiseerd, die vermeerderd kunnen worden indien de actualiteit dit vereist. De waakzaamheidscel zorgt voor een nauwe samenwerking tussen de vertegenwoordigers van de joodse gemeenschap, verschillende kabinetten en administraties, Unia en vertegenwoordigers van de federale en lokale politie. Het voorzitterschap en het secretariaat wordt verzorgd door de cel Gelijke Kansen die als administratie optreedt van de minister voor Gelijke Kansen.

Door de waakzaamheidscel wordt de samenwerking en uitwisseling van meningen, ideeën en bezorgdheden tussen de overheid en de joodse gemeenschap structureel georganiseerd, en worden de communicatiekanalen met de joodse gemeenschap kort gehouden. Met de waakzaamheidscel kunnen tenslotte concrete bezorgdheden aangepakt worden. Zo werd het carnaval van Aalst en haar plaats op de UNESCO-lijst besproken, net als antisemitische haatboodschappen op het internet.